Binnen de vaste commissie voor Digitale Zaken hebben enkele fracties de behoefte om
enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Rechtsbescherming
over de brief Toezegging over het gebruik gezichtsherkenningstechnologie door de politie
in een gecontroleerde omgeving (Kamerstuk 32 761, nr. 253).
De voorzitter van de commissie,
Kamminga
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde brief en hebben
geen aanvullende vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en hebben
daarover twee vragen. De Minister geeft het voorbeeld van een festival als gecontroleerde
omgeving waarbij mensen toestemming hebben gegeven aan de organisatie voor het gebruik
van gezichtsherkenning. Begrijpen deze leden het goed dat bezoekers in dat geval ook
impliciet toestemming hebben gegeven aan de politie om gezichtsherkenning te gebruiken
op het terrein van het festival? Vervolgens verwijst de Minister naar de Telecomraad
van 6 december 2022 en stelt dat in de AI-Verordening uitzonderingen zijn op het verbod
voor realtime gezichtsherkenning in de openbare ruimte. Kan de Minister aangeven welke
uitzonderingen het zijn, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de nadere toelichting over het
gebruik van gezichtsherkenningstechnologie. Deze leden hebben hierover nog enkele
vragen.
De leden van de CDA-fractie hechten groot belang aan een strenge wettelijke afbakening
en controle van de toepassing van gezichtsherkenningstechnologie, zoals ook is afgesproken
in het regeerakkoord. Het toenemende gebruik van gezichtsherkenning is een volgende
indringende stap in een digitaliserende samenleving, met als risico dat mensen als
een verzameling data worden gezien. Deze leden constateren dat via verschillende trajecten
wordt gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving rondom gezichtsherkenning, namelijk de
Verzamelwet Gegevensbescherming, de AI-Act vanuit Europa en een specifieke uitwerking
van het regeerakkoord die is voorzien voor het voorjaar van 2023. Deze leden vragen
of dit klopt en volledig is en of de Minister specifiek kan aangeven wanneer de uitwerking
van het regeerakkoord op het punt van gezichtsherkenning naar de Kamer wordt gestuurd.
De leden van de CDA-fractie hebben behoefte aan duidelijkheid over wat er per traject
wettelijk dan wel beleidsmatig aan normen voor het gebruik van gezichtsherkenning
wordt vastgesteld. Deze leden vragen of de Minister hier specifiek op wil ingaan,
en ook wil aangeven hoe de trajecten ten opzichte van elkaar gewogen moeten worden
en hoe de planning van deze trajecten eruit ziet. Deze leden achten het van belang
dat de verschillende trajecten elkaar aanvullen en niet leiden tot onduidelijkheid.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de zinsnede over gezichtsherkenning in een gecontroleerde
omgeving ziet op gebruik door organisaties anders dan de politie. Deze leden vragen
of de Minister de zorg deelt dat het gebruik van gezichtsherkenning steeds verder
toeneemt, ook als dat niet noodzakelijk is vanwege bijvoorbeeld de veiligheid. De
leden vragen of de Minister kan toelichten welke waarborgen hij noodzakelijk acht
als gezichtsherkenningstechnologie gebruikt zou worden voor bijvoorbeeld de toegang
tot een festival. Deze leden vragen ook of de Minister kan bevestigen dat dit altijd
met uitdrukkelijke toestemming moet gebeuren en dat er altijd een analoog alternatief
voorhanden moet zijn. Deze leden vragen hoe en waar deze waarborgen in de wet zijn
of zullen worden vastgelegd.
De leden van de CDA-fractie zijn voorts van mening dat verantwoord gebruik van gezichtsherkenningstechnologie
staat of valt met adequaat toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften.
Deze leden maken zich zorgen over signalen dat veel organisaties niet goed weten wat
de regels voor het gebruik van gezichtsherkenning zijn.
Deze leden vragen daarom of de Minister kan aangeven hoe het toezicht wordt vormgegeven
en of daarvoor nog extra waarborgen nodig zijn, naast bijvoorbeeld voorlichting door
de Autoriteit Persoonsgegevens.
II Antwoord / Reactie van de Minister