2023D02223 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het fiche Herziening Richtlijn Luchtkwaliteit (Kamerstuk 36 246, nr. 5).

De voorzitter van de commissie,

Tjeerd de Groot

De adjunct-griffier van de commissie,

Wiendels

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

Inleiding

VVD-fractie

D66-fractie

GroenLinks-fractie

PvdD-fractie

ChristenUnie-fractie

BBB-fractie

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het fiche Herziening Richtlijn Luchtkwaliteit (hierna: «het fiche»).

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche. Gezonde lucht is een onmisbaar onderdeel van een gezond leven kunnen leiden. Deze leden hebben over het fiche nog een aantal vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het fiche. Het betreffende fiche illustreert de positie en beoordeling van de Staatssecretaris ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie (EC) omtrent de herziening van de Luchtkwaliteitsrichtlijn, en de inzet van de Staatssecretaris naar aanleiding van het voorstel op nationaal niveau. Het is goed dat deze richtlijn wordt herzien, omdat luchtverontreiniging een steeds zichtbaarder en groter probleem vormt, voornamelijk voor burgers die in zwaar vervuilde gebieden leven en hier ongemakken of ziekten van ondervinden en zich niet goed kunnen beschermen tegen de grote industrieën. Toch biedt de nieuwe richtlijn volgens deze leden niet afdoende zekerheid voor daadwerkelijke substantiële verandering ten behoeve van mens en natuur, omdat de doelen uit de richtlijn zwak zijn en de daadkracht erachter verdwijnt door veel discretionaire ruimte aan de EU-lidstaten. Deze leden hebben zowel omtrent het voorstel van de EC, als voor de appreciatie en doorwerking ervan in Nederland nadere vragen en opmerkingen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende fiche over de Herziening van de Richtlijn Luchtkwaliteit en hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het fiche. Zij hebben daarover enkele vragen.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris betreffende het fiche. Het lid van de fractie BBB heeft nog wel een aantal vragen.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorstel een doel van nul-verontreiniging voor luchtkwaliteit introduceert. Kan de Staatssecretaris het begrip nul-verontreiniging toelichten?

De leden van de VVD-fractie lezen dat regelmatig de laatste wetenschappelijke inzichten worden geïnventariseerd. Deze leden lezen ook dat elke vijf jaar een herbeoordeling plaatsheeft op basis van deze laatste wetenschappelijke inzichten. Kan de Staatssecretaris aangeven welke consequenties een degelijke herbeoordeling kan hebben?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet «op plekken waar dat mogelijk is» een stap verder wil gaan. Kan de Staatssecretaris aangeven aan welke plekken zij dan denkt? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze ambitie zich verhoudt tot het uitgangspunt geen regels te willen stapelen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat jaarlijks ongeveer 11.000 mensen vroegtijdig als gevolg van blootstelling aan luchtverontreiniging overlijden. Deze leden horen vaak dat Nederland relatief vuile lucht heeft, echter wanneer we dit cijfer extrapoleren naar de Europese situatie dan is het procentueel vergelijkbaar (11.000 op 18 miljoen versus 300.000 op 480 miljoen is beide 0,06%). Hoe verklaart de Staatssecretaris dat als lucht in Nederland relatief minder schoon is dan in de rest van Europa, het aantal overlijdens als gevolg van die luchtverontreiniging niet substantieel hoger ligt? Is de Staatssecretaris het met de VVD-fractie eens dat er nog te weinig kennis met betrekking tot de gezondheidseffecten van luchtvervuiling is?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de nieuwe Europese luchtkwaliteitsstandaarden bij de huidige beleidsvoornemens mogelijk niet haalbaar zijn en dat de Staatssecretaris erop zal letten dat er geen doelen worden gesteld die op grond van de uitkomsten van aanvullend onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), ook met de beste inzet van Nederland, niet haalbaar worden geacht. Deze leden lezen echter ook dat wanneer de doelen niet gehaald worden, er een luchtkwaliteitsplan voor verbetering dient te worden opgesteld. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij dit in de praktijk voor zich ziet? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij omgaat met de termijn van vijf jaar die genoemd staat in artikel 18 van de richtlijn, in relatie tot het niet haalbaar zijn van luchtkwaliteitsstandaarden? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij aankijkt tegen het begrip «gemiddeldeblootstellingsverminderingsverplichting»? Kan zij daarbij aangeven hoe dit begrip zich verhoudt tot de grote verschillen in bevolkingsdichtheid in de Europese lidstaten?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de effecten voor concurrentiekracht hoogstens tijdelijk zullen zijn omdat er snel innovaties zullen worden uitgerold. Kan de Staatssecretaris aangeven welke innovaties zij dan voorziet en op welke manier die invulling geven aan het voorkomen van het verlies van concurrentiekracht bij het bedrijfsleven? Kan de Staatssecretaris het behoud aan concurrentiekracht aantonen door middel van een impactanalyse waaruit dat zou blijken? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de concurrerende landen invulling geven aan deze richtlijn en kan zij aangeven op welke manier ze in de onderhandelingen in zal zetten op het wederzijds behoud van concurrentiekracht?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de EC regels voorschrijft ten aanzien van monitoring, het aantal zones en bemonsteringspunten. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre Nederland momenteel aan deze uitgangspunten voldoet? Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier ontwikkelingen in het meten van concentraties en gezondheidseffecten daarin worden meegewogen? We meten immers vele malen meer en veel nauwkeuriger dan enkele decennia geleden. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij omgaat met de verschillen tussen gebieden? Zijn er voldoende zones en bemonsteringspunten gedefinieerd om de lokale verschillen in luchtkwaliteit te meten? Hoe kijkt zij aan tegen het begrip «monitoringsupersites»? Hoeveel van dergelijke «sites» worden er in Nederland voorzien?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de herziening van de richtlijn met zich meebrengt dat inwoners voor de schade als gevolg van gezondheidseffecten door luchtverontreiniging moeten kunnen worden gecompenseerd door het bevoegd gezag. Op weke manier voorziet de Staatssecretaris in de invulling van deze compensatie? Kan de Staatssecretaris aangeven welke bestuurslaag bevoegd gezag is in deze en kan zij voor de periode tot 2050 aangeven hoeveel middelen er benodigd zullen zijn voor de compensatie? Is de Staatssecretaris het eens met de stelling dat juridische aantoonbaarheid van schade door het schenden van artikelen uit deze richtlijn uiterst moeilijk zal zijn?

De leden van de VVD-fractie zien dat de streefwaarden voor fijnstof nog altijd niet gedifferentieerd zijn naar de aard van de stof, noch naar de gezondheidseffecten van de aard van de stof terwijl wetenschappers hebben aangegeven tijdens het rondetafelgesprek over luchtkwaliteit in de Tweede Kamer, gevoerd op 2 juni 2022, dat dit inzicht helpt bij de te maken beleidskeuzes en voor eventuele maatregelen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de status is van lopend onderzoek ten aanzien van deze differentiatie van de PM10 en de PM2,5?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorstel verplicht tot betere informatievoorziening aan burgers. Lidstaten moeten de bevolking beter informeren door onder meer een luchtkwaliteitsindex publiek beschikbaar te maken waarbij deze index op uurbasis informatie geeft over de concentratie van SO2, NO2, PM10, PM2,5 en ozon. Kan de Staatssecretaris aangeven op welk detailniveau (buurt, stad, regio) deze informatie beschikbaar gesteld gaat worden? Uit eerdere antwoorden op vragen blijkt dat emissiegegevens van dergelijke stoffen niet kunnen worden gerelateerd aan individuele vergunningen of bedrijven. Dat leidt ertoe dat de discussie over emissie en depositie van deze stoffen blijvend zal zijn. Is de Staatssecretaris het met de stelling eens dat het nemen van maatregelen specifiek gericht op sectoren, individuele bedrijven of het voorkomen van eerdergenoemde stoffen in een te hoge concentratie in de lucht pas opportuun is wanneer het effect daadwerkelijk aantoonbaar is? Op welke wijze gaat de Staatssecretaris ervoor zorg dragen dat er een balans gevonden wordt tussen de «gemiddeldeblootstellingsverminderingsverplichting», de gezondheidseffecten voor groepen inwoners in zones of in de nabijheid van bemonsteringspunten en de impact op de bedrijven die in die gebieden ondernemen?

D66-fractie

De leden van de D66-fractie lezen dat veel van de maatregelen om aan de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor luchtkwaliteit te voldoen in 2030, zoals eerder geïnventariseerd door het RIVM, alsnog voor 2050 zullen moeten worden uitgevoerd om het doel van Zero Pollution in 2050 te kunnen halen. Klopt dat? Zo nee, op welke manier zal er na 2030 worden toegewerkt naar het doel van 2050? Deze leden lezen ook dat, bij een eventueel later doel dan 2030 om de grenswaarden te halen, de druk om in de periode 2030–2050 verdere gezondheidswinst te boeken alleen maar toeneemt. Klopt dat? Bent u het met de stelling eens dat, als blijkt dat de doelen voor luchtkwaliteit in 2030 moeilijk/niet haalbaar blijken, de eerste reactie moet zijn om alles op alles te zetten met extra maatregelen alvorens de doelen bij te stellen? Zo ja, hoe heeft de Staatssecretaris hier tot nu toe vorm aan gegeven? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om al eerder dan 2050 te voldoen aan de WHO-advieswaarden? En hoe wil de Staatssecretaris een integrale aanpak tussen klimaat-, milieu, stikstof- en luchtkwaliteitsbeleid realiseren? Welke concrete maatregelen worden hiervoor ondernomen? Ziet de Staatssecretaris de verbinding tussen luchtkwaliteit en vergroening van steden en dorpen? En wordt daaraan ook gerefereerd aan het nog steeds krimpende bosgebied? Op welke manier wordt gezondheidswinst (lees: het ontstaan en verergeren van longziekten, hart- en vaatziekten, kanker etc.) meegenomen in het beleid op het gebied van luchtkwaliteit?

De leden van de D66-fractie lezen in de beslisnota: «politiek gezien heeft een later doeljaar voor heel Nederland de voorkeur boven het pleiten voor uitzonderingen voor bepaalde gebieden (derogaties). In dat laatste geval zou lijken dat er bijvoorbeeld ten aanzien van Tata Steel met twee maten gemeten wordt.» Betekent dit dat de Nederlandse positie om te pleiten voor een later doeljaar (mede) wordt ingegeven door de grote industrie en andere grote vervuilers? Kunnen scherpe doelen voor 2030 op Europees niveau de positie van de overheid ten opzichte van de grote bedrijfsleven niet juist versterken?

In het fiche lezen de leden van de D66-fractie: «Tot dan (uitkomst van het RIVM-onderzoek) zal Nederland geen andere positie in de Raad aannemen dan dat het doeljaar binnen de bandbreedte van 2030–2035 kan vallen.» Hoe moet dit worden geïnterpreteerd? Betekent dit (zoals de tekst suggereert) dat u zich in de Raad zal inzetten voor een doeljaar binnen de bandbreedte 2030–2035 en dat hierbij geen specifieke voorkeur uitgesproken zal worden voor een doeljaar later dan 2030? Zo nee, wat zal uw concrete positie zijn in de Raad op dit gebied?

GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in het voorstel voor de herziening van de EC nieuwe grenswaarden voor 2030 zijn opgesteld voor luchtverontreinigende stoffen en dat in 2050 de luchtkwaliteit danig gezond dient te zijn dat het geen gezondheidsschade veroorzaakt aan mens en natuur, de «nul-verontreiniging». Echter, de nieuwe grenswaarden voor de vervuilende stoffen liggen ver onder het niveau dat de wetenschappelijke onderzoekscommissie van de WHO in 2021 heeft vastgesteld. De waarden neigen zelfs sterker naar de WHO-grenswaarden uit 2005. Zo is de nieuwe jaargrenswaarde voor NO2 20µg/m3, terwijl de WHO 2021 advieswaarde gesteld is op 10 µg/m3. De nieuwe dagelijkse grenswaarde van deze stof is gesteld op 50 µg/m3, terwijl de WHO 2021 waarde gesteld is op 25 µg/m3. Zo blijkt dat voor vrijwel alle stoffen de nieuwe grenswaarden ernstig afwijken van de 2021 WHO-advieswaarden. Wat is de reden dat de nieuwe waarden zo zwak zijn? Op welke manier heeft de Staatssecretaris zich bij de Europese onderhandelingen ingezet om de WHO-normen van 2021 leidend te laten zijn bij de nieuwe richtlijn, conform de uitspraak van de Kamer?1 Hoe apprecieert de Staatssecretaris deze grenswaarden in verband met de door met gezag beklede WHO opgestelde WHO-advieswaarden uit 2021? Hoe verhouden deze nieuwe grenswaarden zich tot de boodschap van de Kamer dat de normen van de WHO uit 2021 leidend moeten zijn? Gaat de Staatssecretaris dit op nationaal niveau nog wel waarborgen? In hoeverre zet de Staatssecretaris zich in om in Nederland inderdaad verder te gaan dan deze nieuwe grenswaarden, zoals aangegeven in het fiche?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat daarnaast een EU-lidstaat het behalen van de grenswaarden met vijf jaar kan uitstellen, wat de Staatssecretaris in het fiche ook aangeeft te zullen doen. Kan de Staatssecretaris onderbouwen dat deze beslissing proportioneel is? Welke bezwaren zijn er precies die ertoe leiden dat aan de grenswaarden niet eerder kan worden voldaan? Kan de Staatssecretaris in kaart brengen waar de specifieke knelpunten liggen? De Staatssecretaris geeft aan dat ze zich niet wil binden door doelen vast te stellen voor 2030, omdat zij de haalbaarheid ervan betwijfelt. Deze leden waarderen de waarden van de WHO uit 2021 echter juíst als norm. Kan de Staatssecretaris de waardering toelichten die zij toekent aan deze waarden? Deelt de Staatssecretaris de mening dat deze WHO-waarden nauwelijks van betekenis zijn indien er zo gemakkelijk van kan worden afgezien? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt deze beslissing zich tot het voornemen om geen bindende emmissiereductiedoelstellingen voor de industrie op te stellen? Is de Staatssecretaris van mening dat alle eigen mogelijkheden zijn uitgeput, zodat met recht gesteld kan worden dat grenswaarden al dan niet onhaalbaar zijn? Zo ja, kan zij dit onderbouwen? Deze leden lezen ook dat er in de richtlijnen ruimte is om de grenswaarden te overschrijden. Wanneer dit gebeurt krijgen EU-lidstaten nog eens drie jaar om plannen op te stellen en uit te voeren om de waarden wel te halen. Er is echter geen stok achter de deur. Wat gebeurt er indien deze plannen niet (voldoende) worden opgesteld? Kan de Staatssecretaris garanderen dat de uitvoering ervan daadwerkelijk plaatsvindt? Op welke manier kan de Staatssecretaris zorg dragen dat via deze weg de grenswaarden niet nog verder uitgesteld zullen worden? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om deze regels voor luchtkwaliteitsplannen te normeren? Deze leden lezen in het fiche dat voor de bepaling van de haalbaarheid van de grenswaarden een nieuw onderzoek van RIVM afgewacht moet worden. Hoe verhoudt dit nieuwe RIVM-onderzoek zich tot het recente onderzoek dat specifieke maatregelen in kaart bracht om de doelen van de WHO uit 2021 te behalen?2 Welke specifieke acties heeft de Staatssecretaris reeds ondernomen die in dat rapport gesuggereerd zijn? Wat is precies de toegevoegde waarde van een nieuw RIVM-rapport, nu er al een bestaat waarvan de maatregelen niet zijn doorgevoerd? Welke acties onderneemt de Staatssecretaris om de haalbaarheid van de doelen zo veel mogelijk te vergroten, in plaats van het instellen van een volgend RIVM-onderzoek? Hoe kan de Staatssecretaris garanderen dat dit rapport in de praktijk niet slechts een uitstel van actie betekent?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris ook ambitieus wil inzetten op de aanpak van emissies in andere herzieningstrajecten, en dat hierbij de verduurzaming van de luchtvaart, scheepvaart, mobiliteit en industrie een grote rol spelen. Deze leden zien het belang in van de samenhang tussen de luchtkwaliteitsdoelstellingen in de zin van immissiebeleid, en het beperken van emissies in specifieke sectoren in de zin van emissiebeleid. Slechts indien ook voldoende bronmaatregelen getroffen worden, zijn de luchtkwaliteitsdoelen haalbaar en realistisch. Wat voor een concrete maatregelen treft de Staatssecretaris om de integrale aanpak van immissie- en emissiebeleid te realiseren? Zijn de huidige luchtkwaliteitsdoelstellingen bijvoorbeeld nog in lijn met het tijdpad van de doelstellingen uit het Klimaatakkoord? Kan de Staatssecretaris een tijdpad schetsen van de maatregelen die de integraliteit tussen de beleidsterreinen bevorderen? Sluiten de bestaande emissiereductiedoelstellingen voor bijvoorbeeld industrie en zeevaart voldoende aan op de grenswaarden van de WHO uit 2021? Zo nee, is dan niet de reden voor het onhaalbaar zijn van de luchtkwaliteitsdoelen dat het emissiebeleid niet daadkrachtig genoeg is? Op welke manier kan de Staatssecretaris luchtkwaliteitsdoelen en emissiebeleid beter harmoniseren en synchroon laten lopen? De herziening van de Richtlijn Industriële Emissies speelt in het kader van integraliteit en luchtkwaliteit een belangrijke rol. Klopt het dat bij de herziening van deze richtlijn de ambities naar beneden worden bijgesteld, mede op het gebied van vergunningverlening van Beste Beschikbare Technieken (BBT) door bezwaren vanuit de industrie? Zo ja, wat zou dat betekenen voor de haalbaarheid van de huidige luchtkwaliteitsdoelen? Op welke manier kan de Staatssecretaris er zorg voor dragen dat deze door hun economische belangen gekarakteriseerde sector niet te veel invloed heeft op de herziening van de richtlijn?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat bij beleid omtrent luchtkwaliteit de gezondheidswinst wordt gemeten in aantal levensmaanden winst of verlies. De luchtkwaliteitsdoelstellingen bestaan primair voor de bevordering van de levens van de burgers. Het opnemen van gezondheidsmaatstaven, zoals het ontstaan en verergeren van longziekten, kan helpen om te monitoren of we op koers liggen om de gestelde gezondheidsdoelen te behalen. Acht de Staatssecretaris het wenselijk dat ook concrete maatstaven worden opgenomen in de richtlijn waarlangs de gezondheidsimpact van luchtkwaliteitsbeleid, zoals het ontstaan en verergeren van longziekten, hart- en vaatziekten en kanker, kan worden gemeten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris het onnodig acht om de artikelen omtrent de rechterlijke toegang voor burgers te implementeren. Kan de Staatssecretaris aantonen dat het gerechtelijk stelsel daadwerkelijk lijdt onder de voorgenomen aanvullende bepaling? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het uitermate belangrijk is dat burgers in voldoende mate worden beschermd tegen de vervuilende actoren en dat zij zich per definitie in een zwakkere positie bevinden, met name door het ingewikkelde en dure karakter van een rechtsgang? Kan de Staatssecretaris aantonen dat onder het enigszins gedateerde Verdrag van Aarhus inderdaad de rechtsgang voldoende wordt gewaarborgd en dat burgers hiermee voldoende op de hoogte zijn van hun rechten op compensatie?

Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat in het voorstel voor de herziening van de WHO-normen pas in 2050 hoeven te worden behaald. Wat deze leden betreft is dat echt te laat. Nederland telt 1,2 miljoen mensen met een longziekte, elk jaar leidt luchtverontreiniging tot 12.000 vroegtijdige sterfgevallen en bij een op de vijf kinderen met astma heeft de ziekte te maken met luchtvervuiling. De WHO stelt dat luchtvervuiling een van de ernstigste bedreigingen is van de menselijke gezondheid door het milieu. En er is geen veilige concentratie luchtvervuiling, waarbij er geen gezondheidsrisico’s zijn. In het belang van de volksgezondheid en een gezonde leefomgeving moeten we zo snel mogelijk aan de WHO-normen voldoen. Deze leden zijn daarom zeer teleurgesteld dat de Staatssecretaris niet bereid is om in Europa te pleiten voor het behalen van de WHO-normen in 2030 in plaats van 2050. Erkent de Staatssecretaris dat het RIVM heeft laten zien dat Nederland in 2030 aan de WHO-normen kan voldoen, áls er keuzes worden gemaakt over wat we nog wel en wat we juist niet meer toestaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is de Staatssecretaris dan niet bereid om deze keuzes te maken? En erkent de Staatssecretaris dat het pas behalen van de WHO-normen in 2050 wel erg laat komt voor longpatiënten die een sterke verslechtering van hun gezondheid ervaren als gevolg van de huidige luchtkwaliteit? Zo ja, waarom wil de Staatssecretaris dan niet dat de WHO-normen eerder dan 2050 worden behaald? Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat wanneer de WHO-normen pas in 2050 hoeven te worden behaald, de consequentie hiervan is dat burgers dus tot dan in een slechte luchtkwaliteit leven met alle gezondheidsschade van dien? Waarom accepteert de Staatssecretaris dit?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen ook dat in het Europese voorstel is opgenomen dat er in 2030 tussendoelen worden gesteld, maar dat het halen van deze tussendoelen wat deze Staatssecretaris betreft niet heilig is. De Staatssecretaris geeft namelijk aan dat wat haar betreft de tussendoelen pas hoeven te worden gehaald in 2035 en dat zelfs dáárna ook nog uitzonderingen mogelijk moeten zijn. Wat deze leden betreft is dit onaanvaardbaar. Deze leden vragen de Staatssecretaris om er in Europa niet voor te pleiten om het jaartal voor het behalen van de tussendoelen op te rekken, maar in plaats daarvan haar tijd en moeite te steken in het maken van beleid waarmee de WHO-normen zo snel mogelijk kunnen worden behaald. Waarom komt de Staatssecretaris niet op voor het belang van een gezonde lucht voor iedereen, maar probeert zij in plaats daarvan het behalen van de tussendoelen te vertragen? Wiens belang dient de Staatssecretaris door het doeljaar uit te stellen? Erkent de Staatssecretaris dat zij, door het doeljaar uit te stellen, in ieder geval niet de volksgezondheid dient?

In het verlengde hiervan, vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie het zorgwekkend dat uit de 13e monitoringsrapportage Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) – die recentelijk naar de Kamer is gestuurd – blijkt dat Nederland nog steeds niet overal voldoet aan de huidige slappe Europese normen voor luchtkwaliteit, gelet op de overschrijdingen van de norm voor fijnstof (PM10). Uit de monitoringsrapportage blijkt zelfs dat het aantal overschrijdingen van de fijnstof (PM10) norm in Nederlandse gebieden met intensieve veehouderij niet af, maar toe is genomen! Hoe verklaart de Staatssecretaris dat het aantal normoverschrijdingen in 2021 is toegenomen? Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het gegeven dat Nederland dus niet overal voldoet aan de huidige EU-normen voor luchtkwaliteit? En hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er in de volgende monitoringsrapportage op z’n minst wordt voldaan aan deze huidige slappe EU-normen? Deelt de Staatssecretaris de zorg dat de omwonenden van intensieve veehouderijen (voornamelijk kippen- en varkensstallen) grote gezondheidsrisico’s lopen vanwege deze fijnstofconcentraties? Gaat het hierbij voornamelijk om primair fijnstof (mest-, veren- of strooiseldeeltjes uit stallen) of secundair fijnstof (gassen waaronder stikstof)? Denkt de Staatssecretaris dat de gezondheid van omwonenden van intensieve veehouderijen (overal in Nederland) is geborgd wanneer de door haar genoemde 16 knelpunten zijn opgelost? Welke maatregelen financiert de «Regeling specifieke uitkeringen oplossen fijnstofknelpunten» rondom veehouderijen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de monitoringsrapportage ook dat er in 2021 miljoenen Nederlanders zijn blootgesteld aan concentraties boven de strengere WHO-norm voor NO2 en fijnstof (PM10). Waarbij de hoeveelheid mensen die is blootgesteld aan concentraties boven de WHO-norm voor fijnstof (PM10) flink is gestegen ten opzichte van 2020. Hieruit concluderen deze leden dat er nog veel werk te verzetten is om de luchtkwaliteit te verbeteren, zodat iedereen schone lucht kan inademen. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het gegeven dat er miljoenen Nederlanders worden blootgesteld aan luchtvervuiling die de WHO-normen overschrijden en dat dit aantal toeneemt? In de reactie op de herziening van de Richtlijn, waarmee de Europese normen meer in lijn worden gebracht met de WHO-normen, geeft de Staatssecretaris aan te willen waken voor onhaalbare doelen. Maar er zijn nog tal van maatregelen die de Staatssecretaris kan nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Er wordt dus hoofdzakelijk gefocust op wat politiek haalbaar wordt acht, in plaats van dat de gezondheid van mens en milieu voorop wordt gesteld. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat er pas zinvol kan worden gesproken over «onhaalbare doelen», als alle maatregelen tegen luchtvervuiling zijn uitgeput? De Staatssecretaris is niet bereid om op dit moment extra maatregelen te nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Deze leden concluderen daaruit dat voor de Staatssecretaris de belangen van het bedrijfsleven en geld verdienen blijkbaar zwaarder wegen dan de volksgezondheid. Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat zij, wanneer zij geen extra maatregelen neemt, ervoor verantwoordelijk is dat mensen in een slechte luchtkwaliteit blijven leven, met alle gezondheidsschade van dien?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen ten slotte dat het Europese voorstel beoogt om vanaf 31 december 2028 elke vijf jaar een herbeoordeling te maken van de nieuwste wetenschappelijke inzichten over luchtvervuiling, gezondheids- en milieueffecten en over de noodzaak de richtlijn te herzien en/of de luchtkwaliteitsstandaarden uit de richtlijn te herzien. Deze leden vragen zich af wat dit in de praktijk betekent als de WHO-normen in de toekomst nog verder worden aangescherpt: moet er dan worden gewacht tot 2028 of een evaluatie vijf jaar daarna, voordat de nieuwe normen worden overwogen? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat zodra de WHO-normen verder worden aangescherpt, er een proces in gang moet worden gezet om de richtlijn te herzien en er niet kan worden gewacht op een evaluatie die in het slechtste geval nog vijf jaar op zich laat wachten?

ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris in welke mate Nederland op dit moment voldoet aan de bestaande richtlijn en aan de aangescherpte richtlijn. Tevens vragen deze leden of het klopt dat Nederland de enige EU-lidstaat is die in zijn geheel niet aan de WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit kan voldoen in 2030? Zij vragen welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen en vragen van welke sectoren de grootste extra inzet nodig is om te voldoen aan de nieuwe regelgeving. Ook vragen deze leden hoe hoog de Staatssecretaris de kans van het weglekken van sectoren acht, als in Nederland extra inzet nodig blijkt, en hoe hij dat weegt.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het RIVM heeft onderzocht wat er nodig zou zijn om al in 2030 aan dezelfde nieuwe jaargemiddelde WHO-advieswaarden voor de belangrijkste luchtvervuilende stoffen stikstofdioxide (NO2), en grof en fijnstof (PM10 en PM2,5) te voldoen en dat dit zonder bijzonder ingrijpende maatregelen niet haalbaar zou zijn. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke maatregelen wel genomen zouden moeten worden om deze doelstellingen toch te behalen.

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven dat ambitieus bronbeleid essentieel is voor het bereiken van een goede luchtkwaliteit, waarvan de verduurzaming van de luchtvaart, scheepvaart, mobiliteit en transport onderdeel is. Zij delen de voorkeur van de Staatssecretaris om dat te regelen in Europees en/of multilateraal verband, om redenen van gelijk speelveld en om er zeker van te zijn dat ook de emissies in andere landen dalen met minder grensoverschrijdende luchtverontreiniging als gevolg. Zij vragen de Staatssecretaris op welke wijze zij dit in het licht van dit voorstel vormgeeft en welke extra inzet hierop gepleegd zal worden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of, en zo ja, op welke wijze de herziening van deze richtlijn leidt tot een uitbreiding van bevoegdheden van de EC en hoe de Staatssecretaris dit weegt.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke punten die door Nederland zijn ingebracht in de consultatiefase niet in het uiteindelijke voorstel terecht zijn gekomen en welke gevolgen dit heeft voor de Nederlandse positie ten opzichte van het voorstel.

BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie leest in de brief dat er wordt beoogd een mechanisme in te bouwen waarmee regelmatig de laatste wetenschappelijke inzichten worden geïnventariseerd, om zo te kijken of de geldende normen nog steeds in lijn zijn met de laatste stand van de wetenschap, en of er standaarden moeten komen voor nieuwe stoffen. Wat voor mechanisme wordt dit precies en hoe gaat het concreet eruit zien? Daarnaast valt te lezen dat de Staatssecretaris, op plekken waar dat mogelijk is, een stap verder wil gaan, ook als aan de Europese grenswaarden wordt voldaan, omdat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ook bij het voldoen aan de grenswaarden nog verbetering en daarmee gezondheidswinst mogelijk is. Waar kan Nederland een stap verder gaan volgens de Staatssecretaris en hoe kunnen we voorkomen dat Nederland door overambitieuze doelstellingen klem komt te zitten, zoals we nu al zien met de stikstofcrisis?

Naar boven