2022D52547 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 7 december 2022 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd over zijn op 20 oktober 2022 toegezonden brief inzake Laagdrempelige Onafhankelijke Fiscale Rechtshulp (Kamerstuk 31 066, nr. 1126).

De voorzitter van de commissie,

Tielen

Adjunct-griffier van de commissie,

Kling

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de «laagdrempelige onafhankelijke fiscale rechtshulp» en hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het doel van het kabinet om een laagdrempelige en onafhankelijke fiscale rechtshulp in te stellen. Deze leden menen dat hierdoor het gewenste doel van meer maatwerk en de mens centraal te zetten bij beleid en regelgeving beter bereikt kan worden.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris vijf kernproblemen omschrijft waar burgers en ondernemers last van (kunnen) ondervinden. Deze leden vragen hoe los van het instellen van een TAS (Taxpayer Advocate Service) deze problemen zoveel mogelijk gemitigeerd kunnen worden. Wat doet het kabinet daar op dit moment aan en/of welke plannen zijn daarvoor voor de toekomst?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het instellen van een TAS (of iets soortgelijks) zich zal verhouden tot de al bestaande Inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD). Deze leden menen dat er ook een rol is weggelegd voor de IBTD voor het signaleren van problemen in de uitvoering. Hoe kunnen mensen en bedrijven zich nu tot de IBTD richten met hun (fiscale) problemen? Hoe kan dat in de toekomst eventueel beter?

De leden van de VVD-fractie willen het belang van de rol van Toeslagen in de onafhankelijke laagdrempelige rechtshulp benadrukken. Deze leden vragen de Staatssecretaris daar nader op in te gaan.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie hoe en of fiscale mediation een onderdeel zou kunnen zijn van het toepassen van meer maatwerk of de menselijke maat voor burgers of ondernemers. Eventueel als aanvulling op een TAS (of een soortgelijke instelling), maar misschien ook breder in de uitvoering van de Belastingdienst. Wat voor pilots of initiatieven zijn daarover in het verleden geweest of zijn er op dit moment in ontwikkeling voor de toekomst?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris. Deze leden waarderen de inzet om de praktische rechtsbescherming van burgers te verbeteren en zijn zeer benieuwd naar de concrete voorstellen die de Staatssecretaris zal doen over onder andere het deformaliseren van het proces.

De leden van de D66-fractie vragen meer toelichting over de experimenten met de eenloketfunctie. Deze leden vragen de Staatssecretaris om in te gaan op welke experimenten lopen, welke (voorlopige) resultaten al beschikbaar zijn, wanneer meer resultaten beschikbaar zijn en wie de primaire trekker is van deze experimenten.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de bevindingen van de in november georganiseerde dialoog met belanghebbenden uit het veld.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de opzet van een laagdrempelige fiscale rechtshulp en hebben daarbij enkele vragen, omdat deze leden nu het gevoel hebben dat het nu wat wegloopt bij de oorspronkelijke doelstelling van de laagdrempelige onafhankelijke fiscale rechtshulp, naar het idee van de Amerikaanse taxpayer advocate service (TAS).

De brief verwijst naar het eindrapport «Burgers beter beschermd» van de Commissie praktische rechtsbescherming. De commissie noemt vijf kernproblemen die burgers ervaren als het gaat om praktische rechtsbescherming namelijk, (1) de complexiteit van belastingzaken; (2) de moeilijke bereikbaarheid van de Belastingdienst; (3) het gevoel van machteloosheid van burgers ten opzichte van de Belastingdienst; (4) de kosten en onzekerheid van juridische procedures; en (5) de beperkte toegankelijkheid van betaalbare rechtshulp of rechtsbijstand. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris inzicht heeft of deze problemen allemaal even zwaar wegen of dat deze zijn genummerd op basis van meest genoemde problemen.

De Commissie praktische rechtsbescherming is ook gevraagd om te onderzoeken of een TAS, of een vergelijkbaar orgaan, ook in Nederland wenselijk is. De Commissie is tot de conclusie gekomen dat dit onwenselijk is, omdat het Nederlandse rechtsstelsel teveel afwijkt van het Amerikaanse rechtsstelsel. Kan de Staatssecretaris nader toelichten hoe de commissie dit heeft onderzocht? Kan de Staatssecretaris nader toelichten op welke punten de verschillen onoverkomelijk zijn waardoor deze conclusie getrokken is? Is dat bijvoorbeeld al op het punt dat binnen de Belastingdienst een onafhankelijke dienst kan meekijken of op het punt dat een TAS burger of bedrijf ook bijstaat in een juridische procedure tegen de Belastingdienst? Is door de Staatssecretaris zelf ook onderzoek gedaan naar de (on)mogelijkheden? Zijn er volgens de Staatssecretaris ook verschillen die wel overkomelijk zijn als deze goed worden ingekaderd binnen de werking van het Nederlandse rechtsstelsel? Deze leden zijn vooral op zoek naar wat wel mogelijk is, zonder af te doen aan de stevigheid en centrale positie van een TAS, ten opzichte van alle afzonderlijke instrumenten.

Het introduceren van een TAS in Nederland brengt risico’s met zich mee volgens de brief van de staatsecretaris. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat de invoering van een TAS ervoor zorgt dat de verhoudingen tussen burgers en de Belastingdienst verder zullen verharden. Echter, het is volgens de leden van de CDA-fractie ook denkbaar dat de verhoudingen verbeteren doordat begrip over en weer ontstaat gedurende de behandeling van het dossier. De TAS is volgens deze leden juist bedoeld om een stukje menselijke maat in te bouwen en een extra paar ogen mee te laten kijken als burgers en bedrijven er in eerste instantie niet uitkomen met de Belastingdienst. Deze leden zien juist de Staat tegenover de burger voor de rechter als een hardere uitwerking en vinden die extra buffer die de Belastingdienst kan bieden door middel van een TAS een waardevolle toevoeging. Daarbij kan, omdat de invoering van een TAS impact heeft op de Belastingdienst als organisatie, dit juist ook zorgen voor een cultuuromslag bij de Belastingdienst die verhoudingen op termijn kan verbeteren. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? De leden van de CDA-fractie begrijpen echt dat een TAS niet zomaar is opgezet en naadloos bij ons systeem past. De TAS in de Verenigde Staten was er ook niet in een paar jaar. Maar deze leden geloven wel in de positieve effecten die het kan hebben op de lange termijn, maar ook al op de korte termijn, en zien daarom graag een meer ambitieuze insteek. De TAS is opgezet om burgers en bedrijven te helpen als ze er met de Internal Revenue Service (IRS) niet uitkomen in de normale klantcontacten/routes en procedures. Het is als het ware de belangenbehartiger van de belastingbetaler. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de CDA-fractie dat juist dit ook in Nederland kan bijdragen, vooral ook aan het vertrouwen van de burger in de overheid?

De Staatssecretaris geeft, zo constateren deze leden, aan wel iets te zien in deformaliseren. De leden van de CDA-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat deformalisering in bepaalde gevallen zeker een oplossing kan bieden, maar zien dit niet als alternatief voor laagdrempelige fiscale rechtshulp, dat juist ziet op situaties waarin burgers en belastingdienst met elkaar vastlopen. Ook kan deformalisering volgens deze leden juist helpen bij een TAS, omdat door deformalisering mogelijk minder mensen vastlopen en de druk op een TAS minder groot zal zijn. Hoe kijkt de Staatssecretaris daar naar? Hoe beoordeelt de Staatssecretaris in dat licht bijvoorbeeld box 3, waarin juist richting meer formalisering en juridisering wordt gegaan en wat daarmee het tegenovergestelde van deformalisering lijkt?

Een voor de leden van de CDA-fractie belangrijk element van de TAS is dat de IRS (of in ons geval de Belastingdienst) verplicht is om aan onderzoeken van de TAS mee te werken. En ook dat de TAS toegang heeft tot de belastingdossiers en de IRS systemen ten behoeve van de klachtbehandeling. Dat is volgens deze leden met name belangrijk in Nederland, omdat nu in de toeslagenaffaire wordt geleerd dat de systemen van de Belastingdienst zo gefragmenteerd en complex zijn, en het samenstellen van dossiers een tijdsintensief en moeizaam proces is, dat het juist van toegevoegde waarde kan zijn als een dienst direct mee kan kijken in de dossiers en zelf in de informatie kan duiken. Deelt de staatsecretaris deze mening?

De TAS rapporteert twee keer per jaar aan het Congres. Hierin is ook het jaarlijkse jaarverslag begrepen waarin de tien grootste problemen die belastingbetalers treffen, worden opgenomen mét voorstellen hoe deze te verhelpen. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de CDA-fractie dat deze manier van verantwoording afleggen een voorbeeld ook voor het Nederlandse parlement van grote toegevoegde waarde is in het kader van haar controlerende rol? De leden van de CDA-fractie zijn zich ook bewust van de vergelijkbare signalerende en rapporterende rol van de IBTD, maar vragen of de Staatssecretaris zich op dit punt bijvoorbeeld ook niet een samenwerking kan voorstellen, waarbij de TAS in direct contact met burgers en bedrijven signalen opvangt, en die verwerkt in advies en deelt met de IBTD.

Wat de leden van de CDA-fractie betreft moet een Nederlandse TAS in ieder geval zoveel mogelijk juridische procedures voorkomen door met burgers en bedrijven mee te kijken en te beoordelen of zij in hun recht staan en zien te komen tot een oplossing. De brief gaat ook in op alle routes voor fiscale rechtshulp als de problemen met de Belastingdienst niet kunnen worden opgelost. Wat de leden van de CDA-fractie opvalt is de grote versnippering van hulp. En over organisaties en over processen vragen deze leden het volgende. Hoe ziet de Staatssecretaris dit in relatie tot vindbaarheid, eenduidigheid, aansluitend zijn op doen vermogen van inwoners en efficiency? Ook begrijpen de leden van de CDA-fractie uit de praktijk dat het voor inwoners een zoektocht kan zijn waar zij nu precies met welke vraag om hulp terecht kunnen, wat er in hun gemeente beschikbaar is, en dan moeten zij vaak ook nog maar het geluk hebben dat er iemand met de juiste fiscale kennis en tijd is om hen te helpen. Dat werpt in de visie van deze leden een grote drempel op. Hoe staan alle verschillende beschreven initiatieven in verhouding tot de één-loket gedachte die juist essentieel is bij een laagdrempelige, onafhankelijke fiscale rechtshulp?

Het beschikbare budget zal naar de mening van deze leden ook van invloed zijn op de definitieve vormgeving, niet alles kan volgens de Staatssecretaris. Is de Staatssecretaris bereid om de Kamer ook te informeren over opties die meer voldoen aan de uitgangspunten zoals ook gesteld door de diverse belangenorganisaties waarmee is gesproken is, maar die veel kostbaarder zijn? Oftewel, deze leden nodigen de staatsecretaris uit hier niet al te beperkend te denken aangezien problemen voorkomen bij belastingen vaak ook financieel positieve gevolgen heeft (minder schadeclaims bijvoorbeeld).

De leden van de CDA-fractie zien uit naar de aangekondigde trialoog en zouden graag actief geïnformeerd worden over de uitkomsten van de gezamenlijke bijeenkomst met belanghebbenden uit het veld.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief van de Staatssecretaris met interesse gelezen. Deze leden hebben nog enkele vragen.

Is de Staatssecretaris het ermee eens dat versimpeling van het belastingstelsel de beste methode is om problemen voor burgers met belastingen te voorkomen? Deelt hij de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat dit daarom prioriteit zou moeten krijgen bij het ontwerpen van nieuw fiscaal beleid? Vindt de Staatssecretaris net als de leden van de GroenLinks-fractie dat versimpeling hand in hand zou moeten gaan met het eerlijker maken van het belastingstelsel? Deze leden vragen de Staatssecretaris om uiteen te zetten welke maatregelen hij gaat nemen om het belastingstelsel te vereenvoudigen op een manier die niet denivellerend uitpakt.

De Staatssecretaris schrijft dat de TAS niet één op één over te nemen is in Nederland, omdat er al veel initiatieven zijn en Nederland een ander rechtsstelsel heeft. De leden van de GroenLinks-fractie kunnen deze gedachtegang goed volgen, maar vragen de Staatssecretaris toch om dit te expliciteren en aan te geven wat de precieze knelpunten zijn waardoor de TAS niet in Nederland zou werken.

Deze leden lezen verder dat de Staatssecretaris een goed toegankelijke en begrijpelijke website over belastingen en de Belastingdienst belangrijk vindt. Deze leden delen deze opvatting, en zijn benieuwd wat de Staatssecretaris van de huidige website van de Belastingdienst vindt en waar hij nog verbeterpunten ziet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de CU

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief over de onafhankelijke fiscale rechtshulp. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen. Zo lezen deze leden dat op pagina twee van de Kamerbrief het rapport «Burgers beter beschermd» wordt geciteerd. Het citaat stelt dat het Nederlandse rechtsstelsel op veel punten afwijkt van het Amerikaanse, waardoor de introductie van een op Taxpayers Advocate Service naar Amerikaans model risico’s met zich meebrengt, zoals een verharding van de verhoudingen tussen de Belastingdienst en burgers. De leden van de ChristenUnie-fractie erkennen dit risico en achten het dan ook van belang dat de laagdrempelige onafhankelijke fiscale rechtshulp zo vorm gegeven wordt dat deze goed ingepast is binnen het Nederlandse rechtsstelsel. Deze leden vragen op welke wijze de Staatssecretaris de invoering van een laagdrempelige, onafhankelijke fiscale rechtshulp wil inrichten, zodat deze daadwerkelijk past binnen het Nederlandse stelsel. Deze leden lezen in de Kamerbrief dat de Staatssecretaris wil kijken naar bruikbare elementen uit het Amerikaanse model die aanvullend kunnen zijn op het Nederlandse stelsel. Op welke elementen doelt de Staatssecretaris daarbij?

Voorts lezen deze leden dat de commissie aanbeveelt om te «deformaliseren». Deze leden vragen om een toelichting bij het begrip «deformaliseren» en zijn benieuwd hoe dit het voor belastingplichtigen eenvoudiger maakt om fouten in de eigen belastingheffing te herstellen. Verder vragen deze leden op welke manier een gedeformaliseerde de massaalbezwaarprocedure kan verbeteren, en of deformalisatie in die context inhoudt dat de massaalbezwaarprocedure weer de opzet krijgt zoals die voor 2017 gangbaar was, waarin het maken van bezwaar niet een vereiste was om «mee te liften» op een massaalbezwaarprocedure.

Hiernaast lezen de leden van de ChristenUnie-fractie in de brief dat in het begin van 2023 een trialoog zal plaatsvinden over de vormgeving van de fiscale rechtshulp. Deze leden vragen wat met een dergelijke trialoog wordt bedoeld, waar deze trialoog inhoudelijk op gericht is, welke partijen hierin participeren en waarom juist deze partijen hierbij betrokken worden, en wat voor het ministerie en de Belastingdienst het doel en de inzet is van deze trialoog. Gelet op het advies van de Commissie van Praktische Rechtsbescherming dat op pagina zes van haar rapport stelt dat dat burgers centraal gezet moeten worden bij álle onderdelen van de Belastingdienst, de uitkomst van Commissie Bosman die adviseert dat er gesproken moet worden met burgers, de Commissie Van Dam die op pagina 32 van haar rapport stelt dat de menselijke maat niet uit het oog verloren moet worden en gelet op het feit dat in de brief van de staatsecretaris gemeld wordt dat burgers en bedrijven centraal staan bij de vormgeving van de laagdrempelige, onafhankelijke fiscale rechtshulp, ligt het voor de hand dat ook burgers en bedrijven betrokken worden bij de door de staatsecretaris genoemde trialoog. Ziet de Staatssecretaris dit ook zo, en zo ja, hoe wordt hier tijdens de trialoog en verdere vormgeving van de laagdrempelige, onafhankelijke fiscale rechtshulp invulling aan gegeven?

Met betrekking tot de vormgeving van de onafhankelijke, laagdrempelige fiscale rechtshulp wordt overwogen om deze buiten de Belastingdienst te plaatsen met oog op de onafhankelijkheid van de fiscale rechtshulpinstelling. De leden van de ChristenUnie-fractie merken in dat opzicht op dat de Amerikaanse Taxpayer Advocate Service een plek heeft bínnen de Amerikaanse Belastingdienst (IRS) en dat dit de onafhankelijkheid niet lijkt aan te tasten. Klopt deze vaststelling, en wat maakt dat de Staatssecretaris met oog daarop toch overweegt om de onafhankelijke, laagdrempelige fiscale rechtshulp een plek buiten de organisatie van de Belastingdienst te geven? Als er wordt gekozen om de onafhankelijke, laagdrempelige fiscale rechtshulp buiten de Belastingdienst te organiseren, wat is dan precies nog het onderscheid als de praktische en functionele meerwaarde van de onafhankelijke, laagdrempelige fiscale rechtshulp ten opzichte van de al bestaande initiatieven voor fiscale rechtsbescherming? Zou het voor de effectieve uitvoering van de onafhankelijke, laagdrempelige fiscale rechtshulp taken niet bevorderlijk zijn dat (zoals de Amerikaanse tegenhanger Taxpayer Advocate Service) het in Nederland op te richten orgaan inzage heeft in de dossiers van de Belastingdienst? Speelt deze overweging op dit moment een rol bij de inrichting van de onafhankelijke, laagdrempelige fiscale rechtshulp?

Naar boven