2022D50647 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 1 en 2 december (Kamerstuk 21 501-30, nr. 568), het fiche: Mededeling Nieuwe Europese Innovatie Agenda (Kamerstuk 22 112, nr. 3490, het fiche: Machtigingsverordening Raad voor steunmaatregelen op het gebied van spoorvervoer, binnenvaart en multimodaal vervoer (Kamerstuk 22 112, nr. 3491), het verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 29 september 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 566) en het verslag Raad voor Concurrentievermogen 29 september 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 567).

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

II Antwoord / Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij wensen het kabinet nog over enkele zaken verduidelijking te vragen.

De leden van de D66-fractie waarderen de brede beantwoording van de Minister op de vragen die de Kamer voorafgaand aan de vorige Raad voor Concurrentievermogen aan haar heeft voorgelegd. In de beantwoording lezen de leden dat onder andere investeringen in innovatie en publiek-private samenwerkingsverbanden belangrijk zijn voor het concurrentievermogen van de Europese Unie (EU). Deze leden zoeken hierin nog enige verduidelijking en specificering. Op welke manier worden publiek-private samenwerkingsverbanden bevorderd? Gebeurt dit grensoverschrijdend of is elke lidstaat verantwoordelijk voor de publiek-private samenwerkingsverbanden die de lidstaat kent? Waar komen deze investeringen vandaan? Gaat dit over extra investeringen of over reeds bestaande investeringen? Op welke manier worden publiek-private samenwerkingsverbanden in Nederland geïntensiveerd? Welke rol spelen zij in het versterken van Europese innovatieve ecosystemen? Wat is de rol van de Regionale Ontwikkelings Maatschappijen (ROM) hierin? Kan de Minister de Kamer hierin van een overzicht voorzien?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister van mening is dat langetermijninvesteringen op diverse terreinen belangrijk zijn voor het Europese cohesiebeleid. Bestaat er een langetermijnvisie waarop deze investeringen worden toegespitst? Worden deze investeringen op Europees niveau gedaan? Wat is de verantwoordelijkheid hierbij van de verschillende lidstaten? Staan de neuzen van de lidstaten dezelfde kant op betreffende de inzet op structurele hervorming van innovatie, vergroening, digitalisering, menselijk kapitaal en sociale inclusie? Zo nee, belemmert dit de inzet op langetermijninvesteringen? Op elke manier maakt Nederland zich hard voor deze belangrijke pijlers?

De leden van de D66-fractie wensen de Minister tevens enkele vragen voor te leggen over de inzet voor de komende Raad voor Concurrentievermogen. Zij hebben nog enkele vragen over de Europese Chips Act. Deze leden willen graag weten wat het effect is van het crisismechanisme op het Europese vestigingsklimaat, gezien de zorgen hierover. Op welke manier is dit marktingrijpen vormgegeven? Hoe wordt er overgegaan op het crisismechanisme en wat is hierin de rol van de verschillende lidstaten?

De leden van de D66-fractie lezen in het fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3369) dat het kabinet het belang van het betrekken van andere belanghebbenden benadrukt, zoals de eindgebruikermarkten die een cruciaal onderdeel zijn in een goed werkend ecosysteem. Kan de Minister specificeren welke markten dit zijn en wat dit betekent in de praktijk?

De leden van de D66-fractie moedigen met betrekking tot de richtlijn inzake Corporate Sustainability Due Diligence een snelle vaststelling van de positie aan. Nieuwsberichten over vermeende misstanden in de keten van kledingbedrijf Shein benadrukken opnieuw het belang van wetgeving ten behoeve van Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Wel zijn deze leden van mening dat snelheid niet boven zorgvuldigheid mag gaan. Zij hebben dan ook nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie zien in de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de versnelling Raadsonderhandelingen Europese IMVO-wetgeving van 22 november 2022 dat het haar niet is gelukt om voldoende draagvlak te genereren voor het verbreden van de reikwijdte van de richtlijn. Welke concrete stappen gaat de Minister zetten om ervoor te zorgen dat de Nederlandse ambitie met betrekking tot de reikwijdte realiteit wordt? Hoe reageert de Minister op de angst van het midden- en kleinbedrijf (mkb) dat het ontbreken van een juridisch kader voor het mkb ervoor kan zorgen dat zij het werk van de grote bedrijven moeten opknappen? Is zij ervan op de hoogte dat mkb’ers zelf aangeven bang te zijn voor een ongelijk speelveld als de richtlijn op deze manier wordt aangenomen? Wat vindt zij hiervan? Kan de Minister daarnaast verder toelichten wat de stand van zaken rondom de contractclausules is?

De leden van de D66-fractie wijzen de Minister er daarnaast op dat het voorstel door het ontbreken van heldere bepalingen over herstel en toegang tot het recht voor gedupeerden nog niet voldoet aan de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). In de eerdergenoemde brief werd hier niet over gesproken en ook in de verordening met betrekking tot dwangarbeid zet het kabinet geen stappen richting herstel. Kan de Minister toezeggen ervoor te zorgen dat het voorstel voldoet aan de internationale raamwerken en dat de mogelijkheid tot herstel wordt verankerd?

De leden van de D66-fractie willen tot slot nog ingaan op het voortgangsrapport ten aanzien van de herziene richtlijnen voor een grotere rol van de consument bij de groene transitie. De leden zijn zeer te spreken over de komst van eisen voor keurmerken, waaronder verplichte certificering door een onafhankelijke derde partij. Op welke manier wordt de onafhankelijkheid van deze derde partij gewaarborgd? Deze leden lezen dat dit vooral gaat over duurzaamheidsaspecten van producten, waaronder levensduur, de mogelijkheid tot reparatie en updates. Op welke manier wordt er ingezet op certificering van de «ware» prijs van producten? Wordt hierbij ook de compensatie van CO2-verbruik meegenomen? Hoe wordt er gezorgd voor eenduidigheid bij CO2-compensatie? Hoe wordt er ingezet op het verbod op niet-gecertificeerde keurmerken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben hierover enkele vragen. Deze leden hebben ook enkele vragen over het fiche over de Nieuwe Europese Innovatie Agenda.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de (geopolitieke) ontwikkelingen in de halfgeleiderindustrie snel gaan en dat er door de Verenigde Staten steeds meer druk op ASML wordt gelegd om de export naar China te beperken. Deze leden vragen de Minister wat haar reactie is op deze ontwikkelingen en hoe dit door haar meegenomen wordt in de inzet op het gebied van de Chips Act. Deze leden vragen ook of het kabinet van mening is dat het ingezette tempo bij de Chips Act vanwege deze ontwikkelingen vastgehouden moet worden.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om het voorstel van de Commissie om eerdere afspraken over de inzet van decommitteringen te herzien door het bedrag daarvoor op te hogen met 400 miljoen euro voor de Chips Act nader toe te lichten en toe te lichten waarom het kabinet hier kritisch over is. Deze leden vragen verder of het kabinet het krachtenveld tussen de lidstaten op dit punt kan beschrijven.

De leden van de CDA-fractie hebben geen verdere vragen over de inzet op de Richtlijn inzake Corporate Sustainability Due Diligence. Deze leden hopen dat de inzet van het Nederlandse kabinet, zoals beschreven in het fiche en de brieven omtrent IMVO, nog op verdere steun in de Raad kunnen rekenen.

De leden van de CDA-fractie staan, net als het kabinet, positief tegenover de plannen voor een Nieuwe Europese Innovatie Agenda. Deze leden onderstrepen daarbij het belang van synergie tussen de verschillende EU-programma’s en de aansluiting op het nationale beleid. In dat kader vragen de leden van de CDA-fractie naar het Deep Tech Fund van Invest-NL. Deze leden vragen welke stappen het kabinet wil zetten om dit fonds zo goed mogelijk te laten aansluiten op het nieuwe Europese innovatiebeleid, aangezien de focus daar ook zal liggen op «deep tech».

De leden van de CDA-fractie vragen of in de nieuwe innovatieagenda ook plaats is voor het stimuleren van productie- en procesinnovatie, zoals door deze leden ook is bepleit bij de behandeling van de begroting voor 2023 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Deze leden zien bij de grote transities verduurzaming en digitalisering de noodzaak om naast de koplopers ook in te zetten op het innovatie-volgend en het brede bedrijfsleven en denken dat het stimuleren van productie- en procesinnovatie hieraan een belangrijk bijdrage kan leveren. Deze leden vragen of het kabinet het hiermee eens is en of het kabinet zich hiervoor wil inzetten bij de verdere vormgeving van de Europese Innovatieagenda.

De leden van de CDA-fractie zijn het met het kabinet eens dat er meer aandacht moet zijn voor open strategische autonomie en bijvoorbeeld voor het tegengaan van ongewenste overdracht van kennis en technologie. Deze leden vragen hoe het kabinet zich hier bij de ontwikkeling van de nieuwe agenda concreet voor gaat inzetten en wat daarvoor nodig is.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige documenten. Zij constateren dat er een aantal belangrijke onderwerpen besproken worden en hebben daarover enkele vragen.

De leden van de SP-fractie zien het belang in van chips in de moderne, digitale samenleving. De leden vragen de Minister waarom er onvoldoende dekking is voor het fonds van de Europese Chipswet en hoe deze dekking gevonden zal worden. Welke private partijen investeren in het fonds en voor welk bedrag? Wat is de verhouding van publieke en private financiering? Hoeveel publiek geld wordt er in het fonds geïnvesteerd? Welke effecten heeft het voor het beleid indien er onvoldoende financiering wordt gevonden? De leden van de SP-fractie dringen er bij de Minister op aan zich kritisch op te stellen tegenover aangaan van nieuwe begrotingsverantwoordelijkheden om de dekking van het fonds rond te krijgen. Daarbij hoort ook het aangaan van gezamenlijke leningen.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd wat de onderbouwing is voor de instelling van een fonds voor de chipsindustrie. Zijn er signalen dat deze industrie nu onvoldoende winstgevend is of in financiële moeilijkheden komt? Welke beleidsdoelstelling staat er ten grondslag aan de Europese Chipswet?

De leden van de SP-fractie constateren dat er een noodmechanisme ingesteld kan worden bij de Europese Chipswet. Kan de Minister inzichtelijk maken wanneer dit noodmechanisme kan worden ingesteld? Aan welke voorwaarden moet het voldoen? Welke terreinen behelst een beroep op het noodmechanisme? Wordt er dan ook gekeken naar de gehele productketen, waaronder de toevoer van grondstoffen? Welke democratische controle is er over een beroep op dit noodmechanisme?

De leden van de SP-fractie vragen de Minister om inzichtelijk te maken welke onderdelen van de Europese wetgeving omtrent IMVO zij niet ambitieus genoeg vindt. Op welke onderdelen ziet de Minister dan ook een ondergrens waar wij, als wij dit binnenhalen, niet akkoord kunnen gaan? Zijn dit bijvoorbeeld ook de OESO-standaarden als ondergrens waar nu discussie over is? Is de Minister bereid het verzet over de civielrechtelijke aansprakelijkheid voor bestuurders los te laten als dit zou resulteren in een akkoord over het voorstel? Vindt de Minister het, gezien de moeizame discussie op Europees niveau, ook extra belangrijk dat er wél nationale wetgeving komt omtrent IMVO die ook nog ambitieuzer zal zijn dan het voorliggende Europese voorstel?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben enkele vragen over de Richtlijn inzake Corporate Sustainability Due Diligence.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister wat haar appreciatie is van het ontwerpverslag van de IMVO-rapporteur namens het Europees parlement, Lara Wolters. In hoeverre is er overeenkomst tussen deze voorlopige positie van de rapporteur en de Nederlandse positie en op welke punten wijkt het Nederlandse standpunt af van de punten in dit rapport? Gaat Nederland zich actief verzetten tegen alle pogingen van andere landen om de richtlijn nog verder af te zwakken? Op welke specifieke punten wil Nederland steun voor aanscherping organiseren in aanloop naar 1 december?

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen de Minister erop dat Denemarken zich actief inzet voor volledige opname van de financiële sector in Europese IMVO-wetgeving. Gaat de Minister die positie expliciet steunen of, beter nog, zelf ook actief bepleiten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister schrijft dat Nederland in overeenstemming met het fiche heeft gevraagd om onderbouwing voor de positie van de financiële sector in het Commissievoorstel. De leden vragen wat dit betekent voor de inzet van Nederland in de onderhandelingen. Verzet de Minister zich in Europees verband actief tegen gedeeltelijke of zelfs algehele uitsluiting van de financiële sector?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Versnelling Raadsonderhandelingen Europese IMVO-wetgeving van 22 november 2022 dat Nederland, in lijn met de in het fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3393) benoemde aandachtspunten, gedurende het gehele traject heeft gepleit voor overeenstemming met onder andere de OESO-richtlijnen. Deze leden vragen in hoeverre de in het fiche gedane constatering dat toegang tot het recht op herstel als een van de onderdelen van de OESO-richtlijnen onvoldoende geadresseerd wordt heeft geleid tot het in de onderhandelingen tot dusver actief inbrengen van dit aspect. Is de Minister bereid om dat in deze laatste fase te blijven doen?

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich grote zorgen over de meest recente ontwikkelingen in de raadsonderhandelingen. Zij vragen daarbij bijzondere aandacht voor het voornemen van enkele lidstaten om de reikwijdte van de richtlijn nog fors in te perken, met name als het gaat om de downstream waardeketen. Hen bereiken geluiden dat enkele invloedrijke lidstaten, waaronder Frankrijk, Italië en Spanje, deel uitmaken van deze groep. Welke kansen ziet de Minister om te voorkomen dat met dit voornemen de effectiviteit van de richtlijn verder zal worden ingeperkt? Zal zij het standpunt vasthouden dat gepaste zorgvuldigheid de hele keten dient te beslaan, conform de OESO-richtlijnen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen, wat betreft de reikwijdte die omschrijft welke ondernemingen aan de gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen dienen te voldoen, of de Minister de mening deelt dat het logischer zou zijn aan te sluiten bij de reikwijdte van de Corporate Social Responsibility Directive. Ziet zij nog kans steun voor dit idee te verwerven?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de posities van de verschillende lidstaten nog relatief ver uit elkaar liggen, nu het Tsjechische raadsvoorzitterschap heeft aangestuurd op een versnelling van de onderhandelingen. Verwacht de Minister dat er inderdaad snel tot een gezamenlijke positie gekomen kan worden? Hoe ziet zij het vervolg voor zich, mocht er niet tot een gezamenlijke positie gekomen kunnen worden?

De leden van de ChristenUnie-fractie roepen het kabinet op tot een ambitieuze inzet in de laatste fase van de raadsonderhandelingen om te kunnen komen tot een richtlijn die bedrijven op de Europese markt daadwerkelijk in staat stelt het verschil te maken voor mensenrechten en milieu. Welke inspanningen verricht het kabinet om andere lidstaten mee te krijgen in de Nederlandse inzet en bovengenoemde inzet? Bezoeken de bewindspersonen actief lidstaten om ze mee te krijgen? Is het kabinet bereid een voortrekkersrol op zich te nemen?

De leden van de ChristenUnie-fractie wensen het kabinet hierbij veel wijsheid toe.

II Antwoord / reactie van de Minister

Naar boven