2022D36857 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief inzake de Voorhang van de Subsidieregeling collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland1.

De voorzitter van de commissie, Smals

De adjunct-griffier van de commissie, Bakker

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

0

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

0

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

0

     

II.

Reactie van de Staatssecretaris

0

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie nemen met belangstelling kennis van de Subsidieregeling collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland (hierna: de Subsidieregeling). Zij hebben hier geen verdere vragen of opmerkingen over.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang van de Subsidieregeling. Zij vinden het uitermate van belang dat erkenning van- en kennisdeling over- de Molukse en Nederlands-Indische geschiedenis plaatsvindt. Zij zien deze verlenging van de subsidiegelden dan ook als een positief signaal. Voorts hebben deze leden nog een aantal vragen.

Zo vragen genoemde leden of de Staatssecretaris gesproken heeft met de gemeenschap over de verlenging van deze subsidieregeling. Zo ja, wat was de respons van de gemeenschap? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris meer uitwijden over wat er ná 2025 zal gebeuren, wanneer deze subsidieregeling ten einde komt? Deze leden zijn zich ervan bewust dat dit na de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen is, maar zijn desalniettemin geïnteresseerd in de langere termijnvisie met betrekking tot de collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland.

Gezien de nadruk van de subsidiëring ligt bij educatie, kennis en cultuur die bijdragen aan de collectieve erkenning van Indisch en Molukse gemeenschap, vragen de leden van de D66-fractie of, en zo ja in hoeverre, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betrokken is.

Genoemde leden lezen in de conceptregeling dat de gesubsidieerde projecten sterk variëren in thematiek, onderwerp en te bereiken doelgroep. De projecten die uiteindelijk worden gesubsidieerd worden gekozen op basis van loting. Waarom wordt er, na de eerdere «wie het eerst komt, het eerst maalt»-regeling, gekozen voor deze manier van toekenning? In de evaluatie na de tweede subsidieronde in 2019 wordt beschreven dat toekenning van subsidie door een externe Beoordelingscommissie de voorkeur heeft, en loten de tweede voorkeur. Tevens wordt geschreven dat er «volgens meerdere Ronde Tafelleden collectieve erkenning niet te bereiken [valt] met de willekeurige uitslag van een loting»2. Kan de Staatssecretaris reflecteren op deze keuze?

Ook vragen de leden van D66-fractie of de Staatssecretaris een aantal best practices van de subsidie toekenning kan delen met de Kamer. Welke projecten worden gezien als succesvolle voorbeelden? Ten slotte vragen zij of wordt onderzocht wat de maatschappelijke impact is, en effecten zijn, van de gesubsidieerde projecten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang van de Subsidieregeling en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.

Genoemde leden willen weten hoe de draagvlakberekening is toegepast op de door de Staatssecretaris toegekende Subsidieregeling. Hebben de door de Staatssecretaris aangegeven Rondetafel-stichtingen rondom Sophiahof Den Haag (Pelita, het oude Indisch Platform, Indisch Herinneringscentrum, Museum Maluku) draagvlakpeilingen onder hun zogenaamde doelgroep gehouden? Zo ja, kan de Staatssecretaris aantonen hoe deze peilingen tot stand zijn gekomen voor wat betreft de bewijslast? Is hier een kwalitatief en kwantitatief onderzoek aan vooraf gegaan? Hoe is de Staatssecretaris omgegaan met alle door het Indisch Platform 2.0 ingebrachte stukken en adviezen?

De extra middelen hebben onder meer als doel de kennis over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië te vergroten. Hoeveel geld is hiervoor gereserveerd? Hoeveel aanvragen hebben hier betrekking op? Op weke manier zijn de geschiedenislessen aangepast? Klopt het dat een commissie is ingericht voor wat betreft educatie? Wanneer heeft de Staatssecretaris de Kamer daarover ingelicht?

Welke mensen uit de Indische gemeenschap heeft de Staatssecretaris geraadpleegd en betrokken bij het opgestelde plan over de besteding van extra middelen voor de komende jaren?

Klopt het, dat vanwege tekorten door COVID bij het Indisch Herinneringscentrum en bij de Tong Tong Fair (pasar Malam Den Haag) besloten is deze partijen extra te ondersteunen?

Klopt het dat de Staatssecretaris brieven heeft ontvangen van mensen die zich tegen de collectieve erkenning gekeerd hebben? Is de Staatssecretaris bereid deze voor de Kamer inzichtelijk te maken? Zo nee, waarom niet?

Kan de Staatssecretaris op zeer korte termijn aangeven hoe hij van plan is om te gaan met de weduwen in het kader van de backpayregeling, mede gezien hun zeer hoge leeftijd?

Is de Staatssecretaris voornemens de subsidieregeling na 1 januari 2025 te verlengen?

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de stukken die behoren bij de voorhang van de Subsidieregeling.

Zij is blij met het verlengen van de regeling en ziet uit naar de uitkomsten van de geplande evaluatie.

Graag hoort het lid van de BBB-fractie wat de reactie van de Staatssecretaris is op de kritiek van de Federatie Indische Nederlanders dat het merendeel van de middelen uit de regeling niet wordt ingezet voor de erkenning van Indische Nederlanders. Een dergelijk onevenredige verdeling geeft volgens hen bovendien onvoldoende rekenschap van het feit dat Indische Nederlanders de grootste doelgroep vormen van de collectieve erkenning. Daarmee heeft de regeling volgens hen tot nu toe onvoldoende bijgedragen aan de beoogde collectieve erkenning van Indische Nederlanders.

II. Reactie van de Staatssecretaris


X Noot
1

Kamerstuk 20 454, nr. 176.

X Noot
2

Regioplan, oktober 2019, «Eindrapport evaluatie subsidieregeling collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland».

Naar boven