Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2022D35022 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2022D35022 |
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de initiatiefnemer over de Initiatiefnota van het lid Podt (D66) «Meedoen vanaf dag één» (Kamerstuk 36 139).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffer van de commissie, Meijer
Inhoudsopgave |
blz. |
||
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
|
1. |
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie |
2 |
|
2. |
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie |
5 |
|
3. |
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie |
5 |
|
II. |
Reactie van de initiatiefnemer |
6 |
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota «Meedoen vanaf dag één» van het lid Podt. Deze leden willen benadrukken dat een van de belangrijkste voorstellen die de initiatiefnemer doet, namelijk de uitbreiding van de duur van de Tewerkstellingsvergunning (TWV), verschillende haken en ogen bevat. Deze leden achten het van belang om hier nader op in te gaan. Zij willen de initiatiefnemer dan ook graag nog enkele vragen stellen.
Tewerkstellingsvergunning
De leden van de VVD-fractie hechten er waarde aan de initiatiefnemer te wijzen op het gebruik van de bestaande mogelijkheden voor asielzoekers om tijdens hun asielprocedure aan het werk te gaan. Zo blijkt dat in 2020 maar een derde van de asielzoekers die een asielprocedure heeft doorlopen, daadwerkelijk een aanvraag voor een TWV heeft ingediend. Opmerkelijk genoeg, bleef de totale aanvraag van TWV’s in 2021 ongeveer gelijk ten opzichte van 2020, ondanks de verdubbeling in het aantal asielaanvragen. Met inachtneming van de wettelijke beslistermijn van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voor het verlenen van een verblijfsvergunning en de gemiddelde duur van de asielprocedure, merken voornoemde leden op dat van de mogelijkheid om een TWV in de huidige vorm (24 weken) aan te vragen slechts beperkt gebruik is gemaakt de afgelopen jaren. Is de initiatiefnemer het eens met de stelling dat binnen de huidige wettelijke kaders al ruimte bestaat voor asielzoekers om een beroep te doen op de mogelijkheden om aan het werk te gaan tijdens de asielprocedure, maar dat daar in beperkte mate gebruik van wordt gemaakt? Zijn bij de initiatiefnemer hiervan oorzaken bekend? In het kader daarvan vragen deze leden een reflectie van de initiatiefnemer op de haalbaarheid en subsidiariteit van het voorstel tot uitbreiding van de TWV in verhouding tot uitputting van de huidige mogelijkheden voor asielzoekers. Kan de initiatiefnemer op deze elementen ingaan? Is het de initiatiefnemer bekend in hoeverre aangenomen amendementen op de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) om meer middelen vrij te spelen om asielzoekers binnen de huidige kaders meer aan het werk te laten gaan, ook effectief zijn ingezet en zo niet, is zij bereid dit na te gaan?
Tevens willen de leden van de VVD-fractie de initiatiefnemer wijzen op het toegezegde onderzoek van het kabinet, conform het advies van de landsadvocaat, om meer inzicht te krijgen in de belemmeringen die komen kijken bij het aanvragen van de TWV en andere factoren die meespelen. Deze leden merken daarbij op dat de Minister heeft toegezegd uiterlijk aan het einde van dit jaar het onderzoek af te ronden. Realiseert de initiatiefnemer zich dat met voorliggend voorstel tot uitbreiding van de TWV vooruit wordt gelopen op deze zaken en nut en noodzaak van een dergelijk onderzoek dreigt te worden miskend? Zo ja, kan de initiatiefnemer ingaan op haar beweegredenen en een reflectie geven op de meerwaarde van het voorliggende voorstel bij het ontbreken van toegezegd nader onderzoek? Zo nee, kan de initiatiefnemer dit toelichten?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor de opbouw van sociale zekerheid die gepaard gaat met de verlenging van de TWV als belemmerende factor in de uitstroom van afgewezen asielzoekers. Zodra een TWV wordt verleend, neemt een asielzoeker deel aan de arbeidsmarkt en horen daarbij bepaalde rechten en plichten zoals een financiële beloning en het recht op sociale verzekeringen. Als een asielzoeker 26 weken of langer werkt, ontstaat het recht op een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Voornoemde leden zijn van mening dat voorgaand feit relevant is voor het beoordelen van de verlenging van de TWV en nadrukkelijk moet worden meegewogen, aangezien het WW-gerechtigd (Werkloosheidsuitkering) zijn van een asielzoeker het nakomen van de vertrekplicht bemoeilijkt. Dit overwegende, willen deze leden de initiatiefnemer erop wijzen dat het verlengen van de TWV in feite de terugkeer van vertrekplichtige asielzoekers belemmert. Is de initiatiefnemer zich hiervan bewust? Kan zij hierop ingaan? Zo nee, waarom niet? Is de initiatiefnemer het eens met de stelling dat verlenging van de TWV onwenselijk is, gezien het feit dat het beoordelen van complexere situaties in de uitstroom vraagt om extra inspanning van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en op dit moment de grenzen van de capaciteit van het COA bereikt zijn? Zo ja, kan de initiatiefnemer dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie ingaan op het onderscheid dat de initiatiefnemer maakt tussen kansrijke asielzoekers en overige asielzoekers ter afbakening van de voorliggende voorstellen. Zo gebruikt de initiatiefnemer het onderscheid om de noodzaak van de verlenging van de TWV te onderstrepen. Voornoemde leden maken van deze gelegenheid gebruik om op te merken dat het gemaakte onderscheid tussen kansrijk en overig in de praktijk binnen de huidige vreemdelingenrechtelijke wet- en regelgeving geen formele juridische status kent. Deze leden wijzen er dan ook op dat het gebrek aan deze wettelijke afbakening betekent dat een verruiming van de TWV daarom strikt gezien niet alleen zou gelden voor de beoogde groep «kansrijke asielzoekers» maar voor alle asielzoekers. Deelt de initiatiefnemer deze inschatting en zo niet, hoe denkt zij juridisch te waarborgen dat enkel kansrijke asielzoekers in aanmerking komen en wat is daarbij de definitie die zij hanteert? Resumerend, kan de initiatiefnemer ingaan op de stelling van voornoemde leden dat het gebrek aan wettelijke afbakening de doelmatigheid van het voorstel om de TWV te verlengen afzwakt? Is het de initiatiefnemer tenslotte bekend hoeveel kansrijke asielzoekers uiteindelijk toch geen verblijfsvergunning krijgen en zo nee, kan zij dat nagaan?
Basisregistratie personen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemer de Basisregistratie Personen (BRP) aanhaalt als belangrijke voorwaarde voor asielzoekers om aan de slag te gaan. Welke concrete knelpunten inzake de aanvraagprocedure rondom de BRP identificeert de initiatiefnemer? Voortbouwende op deze knelpunten, welke (technische) aanpassingen stelt de initiatiefnemer voor en welke financiële implicaties hebben deze aanpassingen? Kan de initiatiefnemer dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Werk dat niet loont
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat werk moet lonen. Zij vragen de initiatiefnemer wel of deze maatregel eerlijk is ten opzichte van asielzoekers die een deel van hun vermogen moeten aanwenden om bij te dragen aan opvang. Het is redelijk dat asielzoekers een bijdrage leveren aan hun opvang. Andere inwoners van Nederland betalen immers ook huur of een hypotheek, de kosten voor elektriciteit, boodschappen en andere zaken. Daarnaast maken deze leden zich zorgen dat deze maatregel Nederland aantrekkelijker maakt voor (kansrijke) asielzoekers. Gezien de huidige crisissituatie met een hoge instroom, bestaat de kans dat de tekorten in opvangcapaciteit alleen maar oplopen. Hoe schat de initiatiefnemer dit in?
Onderwijs
Op dit moment is het zo dat iedere persoon zich in principe kan aanmelden bij een Nederlandse universiteit of andere onderwijsinstelling, ook internationale studenten. De leden van de VVD-fractie vragen dan ook aan de initiatiefnemer wat de toegevoegde waarde van deze maatregel is. Kan de initiatiefnemer toelichten waarom het noodzakelijk is om asiel en andere verblijfsdoelen – zoals studie – te vermengen? Daarnaast vragen zij of de initiatiefnemer van mening is dat wanneer een asielaanvraag wordt afgewezen terwijl de aanvrager een studie volgt, deze dan wel moet vertrekken ook al is de studie niet afgerond.
Toegang tot goed taalonderwijs
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemer bedoelt met het «ontschotten» van docenten. Kan zij dit toelichten? Deze leden vragen zich voorts af of er genoeg «Nederlands als tweede taal» (Nt2)-docenten beschikbaar zijn en hoe deze geworven kunnen worden. Indien wij Nt2-docenten weghalen op andere plekken, ontstaan er dan tekorten op die plekken? Zij vragen dit ook voor de maatregel om op meer locaties Nt2-onderwijs te geven. Hoe moet hier capaciteit voor worden gemaakt? Daarnaast merken deze leden op dat deze maatregel zal leiden tot extra kosten. Hoe denkt de initiatiefnemer dat hier dekking voor gevonden kan worden? Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of deze maatregel Nederland aantrekkelijker maakt voor (kansrijke) asielzoekers. Gezien de huidige opvangcrisis, hoe verwacht de initiatiefnemer dat we deze extra ingestroomde asielzoekers kunnen opvangen en later huisvesten?
Integratiebevordering
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het idee omtrent asielzoekerscentra (azc’s) met open deuren. Via dit beleid zou de toegankelijkheid van het azc tegenover de wijk verbeteren zodat er meer contact ontstaat tussen wijkbewoners en de bewoners van het azc. Stelt de initiatiefnemer deze maatregel voor voor kansrijke asielzoekers, of voor alle asielzoekers, inclusief veiligelanders? Indien de initiatiefnemer het laatste bedoelt, kan zij toelichten waarom zij dit verstandig acht? In de nota geeft de initiatiefnemer al aan dat de focus op het moment ligt bij het realiseren van voldoende opvangplekken. Deze leden zijn van mening dat hier de focus op moet blijven en dat het draagvlak voorop staat. Gezien de huidige discussie twijfelen deze leden of «open azc’s» direct bijdragen aan het creëren van meer opvangplekken.
(Mede)zeggenschap en Snel een vergunning
De leden van de VVD-fractie vragen of de initiatiefnemer bekend is met internationale voorbeelden over meer zeggenschap in azc’s. Welke lessen kunnen daaruit getrokken worden? Zijn er resultaten bekend van positieve effecten in die landen? Voorts vragen deze leden of er meer capaciteit van het COA gevraagd wordt bij het invoeren van deze maatregel. Gezien het COA op dit moment al onder grote druk staat, vragen zij of er meer capaciteit voor deze maatregel te vinden is.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het idee om lessen te gebruiken uit de opvang van Afghanen en Oekraïners. Specifiek wordt hiermee de snelle toegang tot de arbeidsmarkt van de Oekraïners genoemd en de kleinschalige en zeer snelle vergunningsverlening voor de Afghanen. Gezien de speciale situatie van beide voorbeelden, is het belangrijk om dat te onderstrepen. Precies ómdat het speciale situaties zijn, waren deze maatregelen mogelijk. Oekraïners hebben geen asielaanvraag kunnen doen; wordt dat ook meegenomen? In het geval van Afghanistan waren mensen al geselecteerd om naar Nederland te komen. Dit is niet te vergelijken met gewone (kansrijke) asielzoekers, maar lijkt meer op hervestiging. Is de initiatiefnemer het eens met de stelling dat dit geen goede vergelijking is? Deze leden hebben bedenkingen bij de uitvoerbaarheid van deze maatregel voor grotere groepen asielzoekers.
De leden van de D66-fractie danken de initiatiefnemer voor deze initiatiefnota en kijken uit naar de verdere behandeling hiervan. Deze leden lezen dat de initiatiefnemer voorstelt een onderzoek uit te (laten) voeren naar de grotere autonomie die Oekraïense vluchtelingen in hun eerste periode in Nederland hebben ten opzichte van reguliere asielzoekers. De initiatiefnemer schrijft: «Dit heeft vermoedelijk impact op de manier waarop zij hun leven in Nederland inrichten en wellicht ook op hun mogelijkheden om mee te doen in de samenleving. Het zou goed zijn van deze andere manier van werken te leren.» De aan het woord zijnde leden onderschrijven dit en hebben daarnaast kennisgenomen van het nieuws dat een groot aantal Oekraïense vluchtelingen inmiddels werk heeft gevonden in ons land. Ziet de initiatiefnemer verband tussen de grote autonomie van Oekraïners en de hoge aantal werkzame Oekraïners? Welke andere observaties verwacht de initiatiefnemer terug te zien in het aangevraagde onderzoek? Welke impact verwacht de initiatiefnemer dat de grotere autonomie heeft op bijvoorbeeld de taalontwikkeling en de participatiegraad van Oekraïense vluchtelingen?
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het initiatiefvoorstel van het lid Podt.
De leden van de SP-fractie merken op dat de initiatiefnemer onder het kopje «situatie bij de IND» constateert dat lange wachttijden bij de IND een probleem vormen van de Nederlandse opvang- en asielketen. De initiatiefnemer vreest dan ook dat de wachttijden zullen toenemen. Inmiddels is bekend geworden uit de zogenaamde asieldeal van 26 augustus 2022 dat de wettelijke termijnen zullen worden opgerekt. De maximale termijn wordt namelijk negen in plaats van zes maanden. Wat vindt de initiatiefnemer daarvan? Welke conclusies trekt de initiatiefnemer uit dit plan voor haar eigen voorstel? De wachttijd moet immers toch ook worden benut om kansrijke asielzoekers mee te laten doen?
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemer helder schetst dat niet alle (kansrijke) asielzoekers vanaf dag één de Nederlandse taal leren, terwijl ze constateert dat dit wel goed zou zijn. De initiatiefnemer benoemt dat het aanbieden van Nederlandse les vanaf dag één opgenomen is in het coalitieakkoord. Kan de initiatiefnemer uitleggen waarom een individueel Kamerlid van één van de coalitiefracties voorstellen uit het coalitieakkoord aan de Kamer voorlegt? Waarom komt er niet een plan vanuit de regering?
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of de initiatiefnemer kan toelichten waar precies het probleem ligt met de uitvoering van het Besluit basisregistratie personen. Hoe kan het dat niet alle asielzoekers tijdig een Basisregistratie Personen (BRP)-registratie krijgen? Zijn er nog andere factoren dan overbelasting van de BRP-straten? De leden van de SP-fractie stellen deze vraag tevens aan de regering.
De leden van de SP-fractie vragen of de initiatiefnemer kan aangeven wie «we» zijn in de tweede alinea van pagina 7.
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemer het belangrijk vindt dat asielzoekers snel op de arbeidsmarkt deel moeten kunnen nemen. Hoewel dit erg sympathiek klinkt bij deze leden, roept dit tevens vragen op. Kan de initiatiefnemer nader toelichten waarom de huidige drempels bestaan? Deelt de initiatiefnemer de gedachte dat arbeidsmigratie geen motivatie mag worden voor migranten om een asielaanvraag in te dienen? Hoe meent de initiatiefnemer dit te voorkomen? En waarom meent de initiatiefnemer dat een minimum asielprocedure van één maand een goede voorwaarde is in plaats van zes maanden? Waarom niet twee of drie maanden? En hoe zit dit met een TWV voor 46 weken in plaats van 24 weken? Tevens verzoeken deze leden aan de regering om te schetsen wat dit zou betekenen voor de arbeidsmarkt.
De leden van de SP-fractie zijn ook benieuwd wat de initiatiefnemer beoogt met de mogelijkheid om asielzoekers een groter deel van hun salaris te laten behouden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2022D35022.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.