2022D34308 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de voorhang van de wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit i.v.m. het beperken van emissies van kooldioxide door werkgebonden personenmobiliteit (Kamerstuk 33 118, nr. 231) en het verslag schriftelijk overleg over de voorhang wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit i.v.m. het beperken van emissies van kooldioxide door werkgebonden personenmobiliteit (Kamerstuk 33 118, nr. 234).

De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot

De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

blz.

   

Inleiding

2

VVD-fractie

2

D66-fractie

4

PVV-fractie

5

SGP-fractie

5

BBB-fractie

6

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verslag schriftelijk overleg over de voorhang wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit. Zij hebben hierbij hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het schriftelijk overleg over de voorhang wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het verslag en willen de Staatssecretaris nog enkele aanvullende vragen voorleggen.

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van het voorliggende ontwerpbesluit en het uitgebrachte verslag.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de antwoorden op de vragen die betrekking hebben op de brief van de Staatssecretaris van 19 april 2022 over de voorhang wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met het beperken van emissies van kooldioxide door werkgebonden personenmobiliteit. Dit lid heeft een aantal vragen als reactie.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris stelt dat werkgevers inspanningen moeten doen om het doel van 1 megaton CO2-reductie te bereiken en dat zij kan ingrijpen om het doel te verzekeren. Deze leden willen weten hoe dit ingrijpen eruit gaat zien. Tevens willen deze leden weten hoe het proces tot ingrijpen er precies uit gaat zien en wanneer in dit proces de Staatssecretaris wil besluiten tot ingrijpen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris stelt dat, indien in 2025 de CO2-emissies niet onder het afgesproken CO2-emissieplafond zijn gebleven of als er geen sprake is van een dalende lijn in de CO2-emissies, er een norm voor zowel zakelijke mobiliteit als woon-werk mobiliteit in werking treedt.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris stelt dat het niet aannemelijk is dat er effecten van het CO2-emissieplafond gaan zijn op het aannemen van werknemers en dat er ook geen prikkel zal ontstaan om meer werknemers aan te nemen die dichtbij steden of dichtbij ov-knooppunten wonen en minder werknemers die in de regio wonen of ver weg van ov-knooppunten. Deze leden willen weten waarop de Staatssecretaris deze aanname heeft gebaseerd.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er voor de inwerkingtreding van de zakelijke mobiliteitsnorm geen nieuwe regeling nodig is. De norm is uitgedrukt in aantal grammen CO2 per reizigerskilometer. Deze leden willen weten wat de effecten zijn, indien bedrijven ervoor kiezen elektrisch te rijden of voertuigen te vernieuwen. Deze leden willen tevens weten of er een algemene norm wordt gesteld of dat er een lagere norm wordt gesteld voor zuinigere voertuigen. Tevens willen deze leden weten of er verschillende normen worden gesteld voor verschillende voertuigen, zoals auto’s, motoren en scooters.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er voor de woon-werkmobiliteitsnorm een nieuwe regeling nodig is. Deze leden willen weten waarom de Staatssecretaris de woon-werkmobiliteitsnorm wil invoeren, wanneer de Staatssecretaris de woon-werkmobiliteitsnorm naar de Kamer wil sturen en hoe de woon-werkmobiliteitsnorm eruit gaat zien. Tevens willen deze leden weten hoe het proces tot de inwerkingtreding van de woon-werkmobiliteitsnorm er precies uit gaat zien en wanneer in dit proces de Staatssecretaris wil besluiten dat de woon-werkmobiliteitsnorm in werking treedt. Deze leden willen tot slot weten wie dit gaat handhaven en hoe diegene dit normen gaat handhaven.

De leden van de VVD-fractie lezen met verbazing dat de Staatssecretaris de kosten per bespaarde megaton CO2 niet inzichtelijk heeft gemaakt. Tevens lezen deze leden dat het niet duidelijk is hoeveel CO2 er kan worden bespaard door het gebruik van zuiniger voertuigen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om de kosten per bespaarde megaton CO2 eerst wel inzichtelijk te maken en de behandeling van deze regeling pas dan voort te zetten.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er voor de totstandkoming van het ontwerpbesluit geen advies door de landsadvocaat is uitgebracht. Deze leden vragen de Staatssecretaris om de landsadvocaat een juridische analyse te laten uitvoeren in hoeverre de Staatssecretaris deze regeling onder de Omgevingswet kan invoeren.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een CO2-plafond voor werkgevers met 100 of meer werknemers moet komen en dat zij vanaf 1 januari 2023 jaarlijks moeten gaan rapporteren over het zakelijke verkeer en dat dit in totaal gaat om ongeveer 8.000 organisaties. In de nota van toelichting staat dat de totale jaarlijkse administratieve lasten in het eerste jaar (2023) uitkomen op € 3.760.000,–. Vanaf 2024 bedragen de jaarlijkse administratieve lasten € 2.669.600,–. Per organisatie komen de gemiddelde administratieve lasten in het eerste jaar (2023) uit op € 470,– en vanaf 2024 op € 334,– per jaar. Deze leden willen weten hoe deze cijfers precies zijn opgebouwd. Tevens willen deze leden weten of bedrijven hiervoor worden gecompenseerd, gezien alle problemen die op dit moment op werkgevers afkomen. Deze leden willen weten of bedrijven hierover een consultatie hebben gegeven en of de Staatssecretaris deze consultatie naar de Kamer kan sturen. Indien dit niet het geval is, vragen deze leden de Staatssecretaris om werkgevers hierover een consultatie op te vragen en naar de Kamer te sturen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat onder de regeling alleen reizen van werknemers binnen Nederland vallen voor werkgevers die in Nederland zitten en dat de regeling niet geldt voor werkgevers die in het buitenland zitten. Deze leden willen weten wat de effecten zijn voor het vestigingsklimaat aan beide kanten van de grens. Deze leden willen tevens weten wie dit gaat controleren en hoe diegene dit gaat controleren.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris stelt dat, omdat andere EU-landen zelf invulling mogen geven aan de EU-klimaatregels, oneerlijke concurrentie wordt voorkomen. Deze leden willen weten waarop de Staatssecretaris deze stelling heeft gebaseerd.

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag hoe Vlaanderen invulling geeft aan woon-werkmobiliteitsrapportages. Deze leden willen tevens weten hoe Vlaanderen invulling geeft aan zakelijke mobiliteitsrapportages en -normen en tevens hoe Wallonië en Duitsland invulling geven aan zowel zakelijke mobiliteitsrapportages en -normen als woon-werkmobiliteitsrapportages en -normen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om de administratieve lasten en de effecten op het vestigingsklimaat zo klein mogelijk te houden door de invulling van Nederland te laten aansluiten op de invulling van Vlaanderen, Wallonië en Duitsland. Indien de invulling van Vlaanderen, Wallonië en Duitsland nog niet bekend is, vragen deze leden de Staatssecretaris om de invulling van Nederland eerst te laten aansluiten op de invulling van Vlaanderen, Wallonië en Duitsland en de behandeling van deze regeling pas dan voort te zetten.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het doel om CO2-emissies te verminderen kan worden bereikt langs verschillende wegen, zoals minder reizen (meer online vergaderen), anders reizen (fiets of ov) of zuiniger reizen (door bijvoorbeeld verdere elektrificatie van het wagenpark). Deze leden willen weten hoe de Staatssecretaris dit voor zich ziet in de regio waar minder ov is en de afstanden groter zijn. Deze leden willen weten langs welke weg het doel hier kan worden gehaald en gestimuleerd. Deze leden willen tevens weten hoe dit gaat voor sectoren waarin er niet thuisgewerkt kan worden.

D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben eerder aandacht gevraagd voor het opnemen van een norm voor de zakelijke vloot in de onderhavige regeling. Deze leden roepen de Staatssecretaris (nogmaals) op dit daadwerkelijk te doen, vaart te maken met de lopende onderzoeken en deze norm per 2024 in werking te laten treden. Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat mogelijke vergelijkbare initiatieven van de Europese Commissie op dit domein, bijvoorbeeld als onderdeel van REPowerEU, geen vertragende factor mag vormen voor invoering in Nederland? Klopt het dat Nederland een van de weinige landen is waar de financiële ondersteuning van de aanschaf van elektrische auto’s (per 2025) afloopt? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat dit een extra reden is zo snel mogelijk een zakelijke vlootnorm in te voeren? Kan de Staatssecretaris ingaan op de stand van zaken van de zakelijke vlootnorm? Wanneer moet deze gereed en gepubliceerd zijn om per 2024 in werking te laten treden?

De leden van de D66-fractie constateren dat de Staatssecretaris niet bereid is de CO2-reductiedoelstelling van meer ambitie te voorzien naar aanleiding van de kabinetsinzet om beleid in te richten op een reductie van 60% in 2030. Is de Staatssecretaris wel bereid dit te doen, indien blijkt dat in de aanstaande Klimaat- en Energieverkenning (KEV) de kabinetsdoelstelling van 60% of 55% uit zicht is?

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast aandacht voor de zorgen die leven onder werkgevers of de benodigde processen en hulpmiddelen op tijd klaar zijn. Dit mag niet tot vertraging van de invoering van de regeling leiden, zo vinden deze leden. Wat is de stand van zaken en verdere planning van onder meer de handreiking en hulpinstrumenten ten behoeve van registratie? Kan de Staatssecretaris de beschikbaarheidstelling hiervan versnellen?

PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie lezen in de beantwoording op vragen die gaan over de concurrentiepositie dat de Staatssecretaris verwijst naar Vlaanderen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om specifieker in te gaan op de gevolgen van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven ten opzichte van andere landen in Europa naar aanleiding van deze nieuwe regels.

De leden van de PVV-fractie lezen dat het ministerie nader gaat onderzoeken of het splitsen van bedrijven voldoende geborgd is in het ontwerpbesluit. Deze leden vragen waarom dit nog niet voldoende is uitgezocht en wanneer de Kamer hierover geïnformeerd gaat worden.

De leden van de PVV-fractie constateren dat er nog erg veel onduidelijk is ten aanzien van de handhaving. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris of er straks een scenario ontstaat waarin de omgevingsdiensten een heel nieuw politieapparaat worden die, als bedrijven niet op tijd de administratie inleveren, binnen no-time bij ze op de stoep staan om ze maar eens flink te bekeuren. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris of dat het type samenleving is waar zij vrolijk van wordt. Voorts vragen deze leden naar de inzet van de gesprekken met de omgevingsdiensten. Deze leden willen van de Staatssecretaris weten wat de hoogte van de dwangsommen in haar ogen zou moeten zijn en op welke wijze handhaving gaat plaatsvinden.

De leden van de PVV-fractie lezen dat de Staatssecretaris niet het idee heeft dat het ontwerpbesluit zou gaan over de wijze van uitvoering van het werk door werknemers. Ook lezen deze leden dat er geen sprake zou zijn van inperking van de vrijheid. Deze leden willen de Staatssecretaris erop wijzen dat er heel veel ondernemers zijn die hun geld verdienen door zakelijke dienstreizen te maken. Door hier een CO2-plafond aan op te hangen beperkt de Staatssecretaris de bewegingsvrijheid van medewerkers van bedrijven. Zij dienen te verduurzamen, of hun werk anders in te vullen. Dat is naar de mening van deze leden een grote inbreuk op de vrijheid van hardwerkende Nederlanders. Deze leden vragen om een uitgebreide reflectie van de Staatssecretaris op dit punt.

SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie constateren dat de registratieverplichtingen voor woon-werkmobiliteit een grote administratievelastendruk met zich meebrengen, terwijl nog geen sprake is van normering. Deze leden horen graag wat de toegevoegde waarde is van deze registratieverplichtingen. Zij vernemen graag ook waarom niet eerst gewacht wordt op de invoering van de registratieverplichtingen voor zakelijke mobiliteit om te zien hoe dit in de praktijk uitpakt, alvorens de registratieverplichtingen voor woon-werkmobiliteit in te voeren.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in de toelichting op het ontwerpbesluit verschillende keren wordt aangegeven dat het in de thuiszorg of andere sectoren die zijn aangewezen op fysiek contact op locatie lastig is om via online vergaderingen of gebruik van het openbaar vervoer CO2-emissies te verminderen. Daarbij komt dat een sector als de thuiszorg nu al alle zeilen bij moet zetten om de noodzakelijke zorg te verlenen en extra administratieve verplichtingen kan missen als kiespijn. Deze leden hebben hierover enkele vragen. Is de Staatssecretaris bereid in kaart te brengen welke sectoren naast de thuiszorg aangewezen zijn op fysiek contact op locatie en om deze reden een zware opgave tegemoet kunnen zien? Is de Staatssecretaris bereid de thuiszorg, maar ook een sector als de kraamzorg, generiek uit te zonderen van de voorgestelde regelgeving dan wel op een andere wijze deze sectoren in de zorg te ontzien?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de Kamer heeft gevraagd om het uitwerken van nulemissienormering voor zakelijke leaseauto’s. Deze leden willen waarschuwen voor stapeling van registratieverplichtingen en normeringen. Hoe ziet de Staatssecretaris de verhouding tussen het voorliggende ontwerpbesluit en later in te voeren emissiegrenswaarden enerzijds en de genoemde nulemissievlootnormering anderzijds? Is in de ogen van de Staatssecretaris sprake van ongewenste stapeling van eisen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat veel werknemers hun reismodaliteit en de brandstof die ze gebruiken niet hoeven te verantwoorden bij hun werkgever. Op welke wijze zou deze verantwoording in de ogen van de Staatssecretaris plaats moeten vinden? In hoeverre is sprake van controleverplichtingen van de werkgever richting de werknemer? Wat betekent dit voor de verhouding werkgever-werknemer?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de registratieverplichting al per 1 januari 2023 in zal gaan, terwijl tools voor deze registratie nog in ontwikkeling zijn, er nog geen handreiking beschikbaar is en de wetgeving nog niet definitief is. Is het reëel om dan te verwachten dat werkgevers al voor 1 januari hun registratiesysteem op orde hebben? Wordt overwogen om de invoering dan wel de handhaving een (half) jaar uit te stellen?

BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft als eerste een vraag over de reactie op haar eigen opmerking. Daarin wordt vermeld dat alle EU-lidstaten verplicht zijn om invulling te geven aan de Europese klimaatverordening en maatregelen moeten treffen om CO2-emissies te reduceren. Hierin hebben de landen vrijheid om er zelf invulling aan te geven. Dit zou als voordeel hebben dat de gevolgen van oneerlijke concurrentie beperkt zijn, terwijl er veel vrijheid is voor invulling. Dit lid begrijpt dat ieder EU-land maatregelen moet treffen waardoor er een gelijk speelveld zou ontstaan. Tegelijkertijd ziet dit lid, door de vrijheid van de landen voor invulling van maatregelen ter reductie van CO2-emissies, nog steeds een reëel risico dat er oneerlijke concurrentie kan ontstaan. Wat gaat er concreet gedaan worden om oneerlijke concurrentie tussen EU-landen tegen te gaan?

Het lid van de BBB-fractie heeft gelezen dat op vraag 14 van de VVD-fractie is geantwoord dat het doel tot reductie van CO2-emissies bereikt kan worden via verschillende wegen, waaronder elektrificatie van wagenparken en ov-gebruik, en dat het aan de werkgever is om dit nader te bepalen. Tegelijkertijd ziet dit lid dat er bij het ov grote personeelstekorten zijn, waardoor stakingen en uitval van ov-verbindingen vaker voorkomen, en dat de elektriciteitsnetwerken overbelast raken, waardoor laadpalen minder tot niet kunnen worden aangesloten, wat elektrificatie van wagenparken bemoeilijkt.

Het lid van de BBB-fractie maakt zich zorgen dat werkgevers door snelle en negatieve ontwikkelingen in ons land niet mee kunnen doen met de eisen die voorliggen. Ziet de Staatssecretaris dit ook en, zo ja, wat gaat zij ondernemen om werkgevers te helpen met reductie van CO2-emissies in deze moeilijke tijden?

Naar boven