2022D26778 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Opzet en vraagstelling periodieke rapportage «Klimaatbeleid voor ontwikkeling» (Kamerstuk 34 124, nr. 26).

De voorzitter van de commissie, Wuite

De adjunct-griffier van de commissie, Prenger

Nr.

Vraag

   

1

Wanneer zal het IOB-onderzoek afgerond zijn?

2

Wanneer worden de (bouwstenen) studies aan de Kamer aangeboden?

3

Worden de literatuurstudie klimaatadaptatie en de analyse klimaatdiplomatie in 2022 aan de Kamer aangeboden?

4

Kunt u toelichten hoe de periodieke rapportage betrokken wordt bij de op te stellen interdepartementale klimaatstrategie?

5

Kunt u toelichten hoe de periodieke rapportage naast inzicht in beleidscoherentie, inzicht zal bieden in de doeltreffendheid en doelmatigheid?

6

Op welke wijze wordt het onderzoek naar de doelmatigheid geoperationaliseerd?

7

Waarom ligt de nadruk voor de periodieke rapportage als geheel – en in de deelstudies over klimaatfinanciering adaptatie in het bijzonder – op ontwikkelingslanden? Over welke landen spreken we concreet?

8

Is het al duidelijk welke «andere activiteiten» (zie pagina 1) zullen worden geëvalueerd?

9

Kunt u de beleidstheorie of de Theory of Change die gebruikt is bij het opstellen van het klimaatbeleid nader toelichten? En kunt u bij de in de opzet gebruikte figuur ook een toelichting geven op de redeneerlijn van hoe de verschillende onderdelen bijdragen aan de hoger gelegen doelen?

10

Is er bij dit klimaatbeleid sprake van een vooraf opgestelde beleidstheorie of wordt deze alleen achteraf gereconstrueerd?

11

Kunt u de onderzoeksvragen nader toelichten en daarbij ook ingaan op de reikwijdte van de gebruikte begrippen zoals «relevant» en «duurzaam»?

12

Wordt in onderzoeksvraag 3 specifiek ook gekeken naar de gerealiseerde CO2-reductie?

13

Kan er een expliciete vraag naar de doelmatigheid van het beleid worden toegevoegd?

14

Is het mogelijk in het onderzoek aandacht te geven aan de vraag of het in vergelijking tot het Nederlandse klimaatbeleid doelmatiger is een Euro uit te geven in de te onderzoeken landen dan in Nederland?

15

Kan nader worden gespecificeerd naar welke beleidsinterventies onderzoek wordt verricht in het kader van de vragen naar coherentie van beleid? Kan daarbij worden ingegaan op de in de begroting genoemde samenwerkingsrelaties tot andere bewindspersonen en departementen bij artikel 2?

16

Wordt in het kader van beleidscoherentie ook onderzocht welke beleidsinterventies van andere departementen van invloed zijn?

17

Op welke wijze wordt binnen het onderzoek gekeken naar de coherentie van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en het beleid van internationale handel?

18

Kunt u toelichten op welke wijze de drie deelstudies met elkaar samenhangen en daarmee de basis vormen voor een synthese?

19

Kunt u de aanpak nog wat verder toelichten zodat iets duidelijker wordt wat de beoogde onderzoeksaanpak inhoudt?

20

Kunt u toelichten waarom een apart hoofdstuk over klimaatmitigatie wordt opgesteld in aanvulling op de drie deelstudies? Maakt mitigatie geen deel uit van de deelstudies?

21

In de opzet wordt genoemd dat bij de deelstudie klimaatadaptatie dezelfde landen gekozen worden als bij de Periodieke rapportage «Beleidscoherentie en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden», welke landen worden onderzocht in de deelstudie klimaatdiplomatie?

22

Kan het onderzoek ook bezien of er in het beleid potentieel meer effectieve manieren van klimaatmitigatie en -adaptatie niet gedaan zijn? Met andere woorden, kan in aanvulling op de vraag in hoeverre dit klimaatbeleid relevant was, ook de vraag gesteld worden of er misschien nog relevanter opties voor beleid over het hoofd gezien zijn?

23

Kan uiteen worden gezet hoe concreet zal worden gemeten of het klimaatbeleid effectief is?

24

Wordt er in het kader van de effectiviteit van het Nederlandse klimaatbeleid ook onderzocht in hoeverre dit beleid, zowel in Nederland als daarbuiten, bijdraagt aan het tegengaan van vermeende klimaatverandering, bijvoorbeeld door daarbij het aantal graden dat de aarde minder (hard) is opgewarmd te becijferen?

25

Is het onderzoek ook voornemens om in het kader van de effectiviteit van het klimaatbeleid het Nederlandse klimaatbeleid af te zetten tegen de maatregelen op internationaal niveau en de mondiale klimaatontwikkelingen?

26

Op welke wijze zal worden gemeten hoe duurzaam het klimaatbeleid is?

27

Op welke wijze worden personen, waarbij interviews worden afgenomen, geselecteerd?

28

Worden er ook personen geïnterviewd, die kritisch staan tegenover het Nederlandse klimaatbeleid alsmede die kritisch staan tegenover de hypothese dat het klimaat primair en hoofdzakelijk door menselijk handelen verandert?

29

Zijn er ook afspraken gemaakt over eventuele vervolgstappen die moeten worden genomen naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek, bijvoorbeeld het stopzetten van klimaatmaatregelen indien blijkt dat de Nederlandse maatregelen de vermeende klimaatverandering op mondiaal niveau niet tot nauwelijks beïnvloeden, waarbij onder andere concreet kan worden gedacht aan een niet-significante vertraging/verandering in het aantal graden dat de aarde zou opwarmen?

30

Wat waren de uitkomsten uit de beleidsdoorlichtingen door het IOB uit 2017 op gebied van water en voedselzekerheid, alsmede een beleidsdoorlichting over energie in 2015?

31

Hoeveel (bedrag / percentage van het totaal) van de Nederlandse klimaatfinanciering gaat naar non ODA landen? Welke non ODA landen ontvangen Nederlandse klimaatfinanciering? Waarom is de rapportage niet ook gericht op de ontvangers uit non ODA landen?

Naar boven