2022D21051 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de Versterking stelsel kwaliteitsborging in het bodembeheer (Kamerstuk 30 015, nr. 104

De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot

De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

Blz.

   

Inleiding

2

VVD-fractie

2

D66-fractie

4

CDA-fractie

4

GroenLinks-fractie

6

ChristenUnie-fractie

6

BBB-fractie

7

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Deze leden delen de conclusie dat de basis van een publiek-privaat stelsel gehandhaafd dient te blijven en dat een geheel publiek stelsel niet tot een verbetering zal leiden. Deze leden hebben over de maatregelen en het plan van aanpak nog enkele vragen en/of opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de bief over de versterking stelsel kwaliteitsborging in het bodembeheer. Zij hebben over bodembeheer nog enkele vragen die zij aan de Staatssecretaris willen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het verbeteren van het functioneren van het Kwalibo-stelsel. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijzigingen in het stelsel van de kwaliteitsborging in het bodembeheer, het zogenaamde Kwalibo-stelsel. Deze leden constateren dat er op het gebied van bodembeleid al jaren incidenten plaatsvinden die niet adequaat opgelost worden. Daarom zijn deze leden blij dat er een pakket aan maatregelen ligt. Zij vragen de Staatssecretaris wel op welke termijn zij verwacht dat alle maatregelen zullen zijn doorgevoerd.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de versterking stelsel kwaliteitsborging in het bodembeheer. Zij hebben daarover de volgende vragen.

Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de brief «Versterking stelsel kwaliteitsborging in het bodembeheer».

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen bij de aanleiding dat de verantwoordelijkheid en betrokkenheid tekortschieten en dat er onduidelijkheid bestaat ten aanzien van rollen en verantwoordelijkheden. Deze leden lezen verder in hoofdstuk 4.5 Slotsom dat, aanvullend op de hoofdmaatregelen, de samenwerking tussen publieke en private partijen versterkt zal worden, dat er een cultuuromslag plaats dient te vinden, dat er aan vertrouwen gewerkt dient te worden en dat partijen meer verantwoordelijkheid dienen te nemen voor het publieke (milieu)belang. Deze leden vragen zich af in hoeverre het ontbreken van vertrouwen, samenwerking en verantwoordelijkheid de hoofdoorzaak is van het onvoldoende functioneren van het stelsel. Zou het zo kunnen zijn dat wanneer private partijen hun verantwoordelijkheid zouden nemen binnen het huidige stelsel en de overheid vaker regie zou nemen, het huidige stelsel wel voldoende zou kunnen functioneren? In hoeverre zouden de overige maatregelen overbodig zijn wanneer partijen zich zouden gedragen zoals beschreven onder hoofdstuk 4.5 Slotsom?

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat er een overlegstructuur wordt ingevoerd en dat er gewerkt wordt aan een samenwerkingsprotocol. Deze leden vragen de Staatssecretaris aan te geven welke concrete resultaten bereikt zullen worden door middel van het overleg en op welk moment zij deze verwacht te bereiken. Kan de Staatssecretaris daarbij aangeven welke maatregelen zij prioritair acht?

De leden van de VVD-fractie lezen dat één van de conclusies van het doornemen van de casestudies is dat bij alle drie de casus de capaciteit op controle en naleving een kritisch probleem is. Hoofdmaatregel twee leidt tot het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel). Deze leden vragen of deze versterking onderdeel is van de aanpak zoals voorgesteld in de brieven van 13 december 2021 [Kamerstuk 22 343, nr. 311] en 24 februari 2022 [Kamerstuk 22 343, nr. 313] of dat deze versterking van het stelsel van Kwaliteitsborging in het bodembeheer (Kwalibo-stelsel) aanvullend is. Deze leden lezen verder dat het substantieel vergroten van de capaciteit randvoorwaardelijk is voor het blijvend versterken van de kwaliteit van het stelsel. Zij vragen de Staatssecretaris de uitbreiding van capaciteit te kwantificeren en of de benodigde middelen daarvoor reeds gebudgetteerd zijn binnen de beschikbare middelen voor het versterken van het VTH-stelsel.

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het kader van de informatiepositie van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een grond- en bouwstoffenpaspoort wordt ingevoerd. In diverse overleggen en stukken ten aanzien van de circulaire economie en het grondstoffenbeleid wordt vaker gesproken over een grondstoffenpaspoort. Deze leden vragen de Staatssecretaris of het bouw- en grondstoffenpaspoort dat in de maatregel 2.2c wordt voorgesteld het beoogde brede bouw- en grondstoffenpaspoort betreft. Mocht dat vooralsnog niet het geval zijn, kan het dan zo worden ingericht dat het eenvoudig uit te breiden is en geschikt gemaakt kan worden voor bredere toepassing? Deze leden vragen of het beschreven routeplan beschikbaar gesteld kan worden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat decentrale overheden geen rol hebben in het Kwalibo-stelsel maar wel bevoegd gezag zijn voor de toepassing van grond- en bouwstoffen. Deze leden lezen in een reactie dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zich zorgen maakt over de uitvoerbaarheid van de bodemtaken door gemeenten. Deze leden vragen de Staatssecretaris te reflecteren op deze zorgen en aan te geven hoe zij deze zorgen kan wegnemen.

De leden van de VVD-fractie missen in de brief en in het rapport/plan van aanpak de reactie van de private bedrijven die betrokken zijn bij het Kwalibo-stelsel. In hoeverre zijn de private bedrijven betrokken geweest bij het opstellen van het plan van aanpak? Kan de Staatssecretaris een nadere analyse laten maken van de effecten van de maatregelen voor de private bedrijven en is zij bereid VNO-NCW en MKB Nederland te vragen om een reactie op de brief en de maatregelen en deze te delen met de Kamer?

D66-fractie

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat er actief werk wordt gemaakt van het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering van bodemwerkzaamheden en van het bevorderen van de integriteit van bedrijven die bodemwerkzaamheden uitvoeren. Deze leden maken zich echter ook zorgen over de uitvoering van de door de taskforce aanbevolen acties. Zonder een concreet actieplan inclusief deadlines en verantwoordelijkheden kunnen processen als deze verzanden in een papieren werkelijkheid. Wanneer komt de staatsecretaris met een verdere uitwerking van de te zetten stappen? Kan de Staatssecretaris per maatregel aangeven wie verantwoordelijk is voor het uitvoeren ervan, wat het tijdpad is en welke criteria er zijn om te bepalen of de maatregel in voldoende mate is doorgevoerd? Hoe gaat de staatsecretaris opvolging geven aan het advies van de taskforce die oproept tot een cultuuromslag? Kan de Staatssecretaris een prioritering in de implementatie van de 40 maatregelen aanbrengen?

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat de commissie van Aartsen reeds heeft laten zien dat ons VTH-stelsel veel gebreken kent. Om milieucriminaliteit effectief aan te pakken en om onze bodemkwaliteit goed te kunnen waarborgen is volgens deze leden een effectief VTH-stelsel essentieel. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij de aanbevelingen van de taskforce zal meenemen in de bredere aanpak van de versterking van het VTH-stelsel? Is er binnen de ILT voldoende capaciteit om de extra toezichttaken te kunnen uitvoeren?

De leden van de D66-fractie constateren dat 70% van de Nederlandse bodem in slechte staat is. Stoffen zoals PFAS, andere (zeer) zorgwekkende stoffen en uitputting van de bodem voor onze voedselvoorziening heeft grote gevolgen voor onze leefomgeving, natuur en biodiversiteit. Deze leden hebben daarom eerder, onder meer in het commissiedebat voorafgaand aan de Milieuraad, aandacht gevraagd voor een proactieve houding van dit kabinet in Europa op het gebied van de bodemstrategie. De Staatssecretaris heeft eerder onverkorte steun uitgesproken voor de richting van de Europese bodemstrategie. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij hier tot nu toe vorm aan heeft gegeven? Hoe heeft de Staatssecretaris de Europese bodemstrategie vertaald naar de Nederlandse situatie?

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie constateren dat het plan van aanpak vier hoofdmaatregelen en 40 submaatregelen opsomt om het Kwalibo-stelsel te optimaliseren. In het plan van aanpak geeft de taskforce aan dat wanneer alle maatregelen worden geïmplementeerd, het Kwalibo-stelsel weer goed zal functioneren. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij per maatregel kan aangeven wie verantwoordelijk is voor het uitvoeren ervan, wat het tijdpad is en welke criteria er zijn om te bepalen of de maatregel in voldoende mate is doorgevoerd. Ook vragen deze leden of de Staatssecretaris een prioritering in de implementatie van de 40 maatregelen kan aanbrengen. Welke maatregelen dienen op korte termijn geïmplementeerd te worden? Wat is de deadline voor het doorvoeren van alle maatregelen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat één van de maatregelen het versterken van de publieke sturing op het stelsel is. Deze leden vragen of de Staatssecretaris nader kan toelichten wat redenen kunnen zijn om nadrukkelijker invulling te geven aan haar stelselverantwoordelijkheid. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom zij niet haar bevoegdheden als stelselverantwoordelijke nadrukkelijker inzet, bijvoorbeeld in situaties waarin partijen er onderling niet uitkomen? En welke criteria worden gehanteerd om te bepalen of bodemwerkzaamheden moeten worden toegevoegd of verwijderd uit de regelgeving? Zal deze analyse met regelmaat, bijvoorbeeld één keer per jaar, worden uitgevoerd? Tevens vragen deze leden wanneer alle normdocumenten zijn herzien en wie uiteindelijk bepaalt welke normen worden vastgelegd. Welke partijen kunnen een verzoek indienen voor de ontwikkeling van een nieuw normdocument? Op basis van welke informatie kan worden besloten tot de ontwikkeling of aanpassing van een normdocument? Hoe verhoudt zich dit tot de discussie voor het ontwikkelen van een eventuele nieuwe beoordelingsrichtlijn (BRL) voor granuliet? Ook vragen deze leden hoe de Staatssecretaris ervoor wil zorgen dat de verschillende partijen zich voldoende inzetten bij het tot stand komen van normdocumenten. Welke partijen moeten minimaal aanwezig zijn voor een brede vertegenwoordiging? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat decentrale overheden voldoende worden betrokken, nu de VNG heeft aangegeven niet te willen deelnemen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat een andere maatregel is dat de ILT een grotere rol zal krijgen in het toezicht op het private deel van het systeem. In de brief wordt niet ingegaan op de rol van de decentrale overheden. Deze leden vragen of is bekeken of het mogelijk is decentrale overheden meer wettelijke bevoegdheden te geven in het Kwalibo-stelsel, aangezien zij in de dagelijkse praktijk de bedrijven tegenkomen, maar nu slechts een signalerende functie richting de ILT hebben. Kan de Staatssecretaris verder aangeven welke aanbevelingen uit het rapport «Omgevingsdiensten in beeld» al zijn of worden opgevolgd? Kan een tijdpad per maatregel worden gegeven? En welke waarborgen zijn er om belangenverstrengeling bij certificerende instellingen en de Raad van Accreditatie te voorkomen? Waarom is er niet voorzien in toezicht door de ILT op de Raad van Accreditatie?

De leden van de CDA-fractie hebben verder nog vragen over de maatregel van het versterken van de publieke-private samenwerking. De betrokkenheid en afstemming tussen de partijen is de laatste jaren afgenomen, waardoor de kwaliteit van het stelsel niet langer geborgd is. De taskforce adviseert in te zetten op een cultuuromslag, waarbij alle partijen weer net zo betrokken zijn als in 2008 bij de start van Kwalibo. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe zij ervoor gaat zorgen dat de gewenste cultuuromslag plaatsvindt. En hoe zorgt zij ervoor dat de samenwerking tussen publieke en private partijen verbetert en niet (weer) afneemt? Wat gaat de Staatssecretaris doen als de publieke en private partijen, zoals decentrale overheden en certificerende instellingen, zich niet inzetten zoals gewenst is? Is de voorgestelde risicoanalyse voldoende om de publiek-private samenwerking weer te versterken, gezien de sterk uiteenlopende beelden van de sector en van toezichthouders op de problematiek? Hoe vaak, door wie, en met welke partijen zal deze analyse worden uitgevoerd? En is de Staatssecretaris van mening dat de overlegstructuur, zoals nu wordt voorgesteld, voldoende betrokkenheid van de private partijen garandeert? Kan de Staatssecretaris concreet aangeven welke partijen daarin worden betrokken? Hoe zal ervoor gezorgd worden dat in deze structuur ook de positie van de burger geborgd is?

De leden van de CDA-fractie lezen dat maatregel 4 toeziet op het creëren van randvoorwaarden om het Kwalibo-stelsel weer tot een succes te maken. Deze leden vragen of

de Staatssecretaris daadwerkelijk wil inzetten op vermindering van de complexiteit van het stelsel. Of ziet zij dit, net als de taskforce, als een onvermijdelijk gegeven?

Als laatste vragen deze leden welke invloed de invoering van de Omgevingswet op het Kwalibo-stelsel heeft. Levert dit extra werkzaamheden op?

GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het van groot belang dat de publieke sturing op het Kwalibo-stelsel versterkt wordt. De incidenten van de afgelopen jaren hebben laten zien dat die sturing namelijk ondermaats was. Bij het granuliet-dossier was bijvoorbeeld onduidelijk wie verantwoordelijk was voor het normdocument dat bepaalde óf en hoeveel granuliet er gestort mocht worden in «Over de Maas». Deze leden vinden het goed dat de Staatssecretaris meer inbreng zal leveren bij de totstandkoming van normdocumenten. Maar blijft de bevoegdheid voor deze normdocumenten nog steeds liggen bij private partijen of kan de Staatssecretaris vervolgens ook zelf nieuwe normdocumenten initiëren? Per wanneer zullen alle normdocumenten zijn herzien? En wie is er eindverantwoordelijk voor de vijfjaarlijkse evaluatie? Hoewel het goed is dat er samenwerkingsprotocollen worden ontwikkeld, is het deze leden nog onduidelijk op welke manier de Staatssecretaris invulling gaat geven aan haar stelselverantwoordelijkheid. Wanneer gaat de Staatssecretaris daar nadere toelichting over geven? Op welke manier gaat zij garanderen dat het stelsel zo wordt ingericht dat grote incidenten met bodemverontreiniging niet meer voorkomen?

De leden van de GroenLinks-fractie hameren keer op keer op het belang van adequate toezicht en handhaving. Daarom vinden zij het ook zo belangrijk dat de maatregelen uit het rapport van de commissie-Van Aartsen op korte termijn worden geïmplementeerd. Kan de Staatssecretaris aangeven welke aanbevelingen al worden opgevolgd? Deze leden vinden het goed dat de ILT een grotere rol zal krijgen in het toezicht op de certificerende instellingen. Heeft de ILT op dit moment voldoende capaciteit om deze taak goed uit te voeren? Deze leden vragen echter nog wel of en op welke manier de positie van decentrale overheden wordt versterkt in het Kwalibo-stelsel. Op dit moment hebben zij alleen de mogelijkheid om te signaleren aan de ILT, terwijl decentrale overheden dagelijks te maken krijgen met de bedrijven waar het om gaat. Kunnen de decentrale overheden meer wettelijke bevoegdheden krijgen in het stelsel?

ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris per maatregel kan aangeven wie verantwoordelijk is voor het uitvoeren ervan, wat het tijdpad is en welke criteria er zijn om te bepalen of de maatregel in voldoende mate is doorgevoerd.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn ook benieuwd hoe de Staatssecretaris de rol van decentrale overheden voor zich ziet. Deze overheden kunnen nu niet (actief) handhaven op Kwalibo, maar zijn wel het bevoegd gezag voor het toepassen van bouwstoffen en grondstoffen. Hoe wil de Staatssecretaris vorm geven aan het advies van de taskforce om de samenwerking tussen overheden onderling en met de ILT te versterken?

BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie vraagt zich af of de Staatssecretaris per maatregel kan aangeven wie verantwoordelijk is voor het uitvoeren hiervan en wat de criteria zijn voor het uitvoeren. Daarnaast wil zij weten wat het tijdpad is voor het uitvoeren van de maatregelen en hoe bepaald wordt of een maatregel in voldoende mate is doorgevoerd. Ook zou dit lid willen weten wanneer welke maatregel ingevoerd wordt, of er een volgorde van belangrijkheid van de maatregel is bij het invoeren en wanneer de laatste maatregel ingevoerd moet zijn.

Het lid van de BBB-fractie vraag over de eerste maatregel om publieke sturing op het stelsel te versterken welke criteria gehanteerd worden om te bepalen of bodemwerkzaamheden moeten worden toegevoegd of verwijderd uit de regelgeving. Met welke frequentie zal deze analyse plaatsvinden? Ook vraagt dit lid zich af of het belang van private partijen die gebruikmaken van de bodem bij hun werkzaamheden voldoende vertegenwoordigd worden in de vormgeving van het nieuw stelsel.

Het lid van de BBB-fractie vraagt betreffende de tweede maatregel, het versterken van de VTH-keten in het stelsel kwaliteitsborging in het bodembeheer, welke waarborgen er zijn voor voldoende afstand tussen alle betrokken partijen.

Het lid van de BBB-fractie vraagt hoe bij de derde maatregel, het versterken van de publiek-private samenwerking, geborgd wordt dat de samenwerking tussen publieke en private partijen verbetert en niet weer afneemt. Welke gevolgen hebben het afbrokkelende vertrouwen van de samenleving in de politiek, overheid en instituties voor dit soort technische dossiers?

Het lid van de BBB-fractie vraagt zich af welke invloed de Omgevingswet heeft op het Kwalibo-systeem, zodat de ideale randvoorwaarden voor het slagen van het stelsel kunnen worden gecreëerd (maatregel 4).

Naar boven