Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2022D14179 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2022D14179 |
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de brief van 17 maart 2022 betreffende het Jaarverslag 2020 van de Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen (Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 179).
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
VVD-fractie |
2 |
|
D66-fractie |
2 |
|
PvdA-fractie |
4 |
|
ChristenUnie-fractie |
5 |
|
BBB-fractie |
6 |
|
II. |
Reactie van het kabinet |
7 |
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het jaarverslag 2020 van de Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in paragraaf 2.2 Bevindingen en leerpunten van de Beoordelingscommissie1 dat er na het mondeling horen van de arts en andere betrokken zorgverleners behoefte bleek te bestaan om meer duidelijkheid te krijgen over het juridisch kader in het geval van een late zwangerschapsafbreking categorie 2. Graag vernemen deze leden hoe de Beoordelingscommissie dit leerpunt verder zal oppakken. Deze leden vinden het voorts een goede ontwikkeling dat de Beoordelingscommissie het mogelijk wil maken dat een arts of een andere betrokken zorgverlener kan aangeven dat hij/zij een melding mondeling wenst toe te lichten.
De Kamer heeft de evaluatie van de Regeling Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen2 op 22 maart 2022 ontvangen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal in oktober 2022 met een reactie op deze evaluatie komen. Met welke partijen is de Minister voornemens in gesprek te gaan over de uitkomsten van de evaluatie en de te nemen vervolgstappen? Welke centrale doelen worden hierbij voor ogen gehouden?
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat bij een voorgenomen late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging bij een pasgeborene, de arts de ouder(s) inlicht over de procedure. De ouder(s) dient of dienen in te stemmen met de procedure en het doorsturen van het onderliggende dossier naar de betrokken instanties. Indien geen toestemming wordt verkregen van de ouder(s) kan de arts tot het besluit komen om de procedure niet voort te zetten. Kan toegelicht worden hoe de aspecten veiligheid en gezondheid van de zwangere worden meegenomen bij de beoordeling over een late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging bij een pasgeborene?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het jaarverslag 2020 van de Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Deze leden zijn onder de indruk van het verslag en willen het voorliggende onderwerp met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en respect behandelen. Daarnaast onderstrepen deze leden het belang van goede en toegankelijke zorg voor vrouwen en hun partners in kwetsbare situaties. Deze leden vinden het mede daarom belangrijk dat in Nederland de mogelijkheid bestaat van een late zwangerschapsafbreking. Daartoe hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen in het jaarverslag dat de Beoordelingscommissie de zorgverleners toetst aan de zorgvuldigheidseisen. Voor genoemde leden is deze toets belangrijk, alsmede de kwaliteit van de zorg waarbij de persoonlijke ervaring van de vrouw en haar partner bij een late zwangerschapsafbreking essentieel is. Kan het kabinet aangeven of, en zo ja, hoe deze ervaring wordt meegenomen, bijvoorbeeld in het verbeteren van het besluitvormingsproces? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen in verschillende berichten3 4 dat Nederlandse artsen terughoudend zijn in het informeren van ouders over de mogelijkheid van een late zwangerschapsafbreking in Nederland. Hierdoor wijken ongeveer tien vrouwen per jaar uit naar België. Een vermoedelijke reden voor deze terughoudendheid, zo lezen genoemde leden, is de dreiging van strafrechtelijke vervolging voor artsen in Nederland. Zo wordt iedere casus bij een late zwangerschapsafbreking na goedkeuring van de Beoordelingscommissie alsnog doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie (OM), terwijl dit in landen als België niet zo is. Dit kan een afschrikkende werking hebben. Kan het kabinet toelichten wat hij vindt van deze berichtgeving?
Heeft het kabinet zicht op de vraag hoeveel vrouwen uitwijken naar andere landen om hier een late zwangerschapsafbreking uit te laten voeren? De leden van de D66-fractie vragen tevens of het kabinet in een lijst kan aangeven hoeveel late zwangerschapsafbrekingen er per Europees land worden uitgevoerd. Kan het kabinet de Nederlandse cijfers vergelijken met andere Europese landen en daar een interpretatie van geven? Waarom verschilt het aantal late zwangerschapsafbrekingen in Nederland met andere landen, wel of niet?
Volgens dezelfde berichtgeving, zo lezen de leden van de D66-fractie, is een verschil met België dat een late zwangerschapsafbreking daar wordt gezien als een medische beslissing. Kan het kabinet een beschouwing geven over dit verschil? Hoe gaat het kabinet er zorg voor dragen dat Nederlandse artsen zich voldoende beschermd voelen om moeder en partner van de juiste informatie en daarmee de beste kwaliteit van zorg te voorzien? Is het volgens het kabinet noodzakelijk om iedere casus, ook na goedkeuring van de Beoordelingscommissie, door te sturen naar het OM? Zo ja, waarom wel? Zo nee, welke stappen is het kabinet van plan te nemen om dit in de regeling aan te passen?
Verder hebben de leden van de D66-fractie met interesse kennisgenomen van de Evaluatie Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen, uitgevoerd door ZonMw, die de Minister van VWS op 22 maart jl. naar de Kamer heeft gestuurd.5 Ook in deze evaluatie worden de kennisgeving aan en afhandeling door het OM en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) besproken. Deze leden zijn benieuwd naar de reactie van het kabinet op dit rapport en vragen het kabinet om deze reactie ruim (ten minste vier weken) voor het op 2 juni 2022 geplande commissiedebat Medische ethiek/ Orgaandonatie,6 naar de Kamer te sturen. Kan het kabinet aangeven wanneer deze leden een kabinetsreactie kunnen ontvangen?
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling het jaarverslag 2000 gelezen van de Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen.
De leden van de PvdA-fractie lezen in het jaarverslag dat de officier van justitie vanwege bijzondere omstandigheden bij een bepaalde casus, heeft verzocht de zwangerschapsafbreking voor te leggen aan de Beoordelingscommissie (melding 2). Het betrof hier een zwangerschapsafbreking vanwege maternale redenen. Hoewel deze leden de beoordeling door de Beoordelingscommissie zeer zorgvuldig vinden, vragen zij toch waarom de officier van justitie in dezen om een melding kan vragen. In dit verband vragen de leden van de fractie van de Partij van de Arbeid wanneer de aanbeveling van de commissie Willems7 wordt gevolgd om de officier van justitie hierin geen rol meer te geven. In alle gevallen gedurende de evaluatieperiode oordeelde de Beoordelingscommissie immers, dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Dat oordeel geldt als een eindoordeel bij late abortussen die worden uitgevoerd vanwege de niet-levensvatbaarheid van de foetus. In alle overige situaties is het een zwaarwegend advies aan het OM, dat daarop een nieuwe, eigen beoordeling doet. De leden van de PvdA-fractie vragen wat de meerwaarde is van een officier van justitie, boven het oordeel van twee artsen, een jurist en een ethicus. Zij vragen daarbij wat een nieuw oordeel van een officier van justitie betekent voor de arts die na zorgvuldige afweging tot de levensbeëindiging moest overgaan. In hoeveel gevallen heeft een arts vanwege de extra beoordeling door de officier van justitie besloten om de ouders maar door te sturen naar België? Hoeveel Nederlandse paren hebben uiteindelijk in België een zwangerschapsafbreking ondergaan? Hoe vaak is het in Nederland voorgekomen dat artsen niet over durven gaan tot levensbeëindiging, maar stoppen met sondevoeding?
De leden van de PvdA-fractie wijzen ook op het lijden van de ouders die weten dat hun kind gaat sterven, maar voor wie een lang stervensproces van hun kind te belastend is. In hoeverre is hiervoor binnen de huidige regeling aandacht en wat kan er verbeteren in een aangepaste regeling of wet?
De leden van de PvdA-fractie hebben voorts in de Beleidsreactie medische beslissingen rond het levenseinde bij kinderen (1–12)8 uit 2020 gelezen, dat de toenmalige Minister van VWS wilde zorgen voor meer juridische waarborgen voor artsen die op grond van hun professionele norm overgaan tot levensbeëindigend handelen bij kinderen van 1 tot 12 jaar. De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) pleit al lang voor een regeling die het mogelijk maakt dat artsen levensbeëindiging kunnen toepassen bij kinderen tussen 1 en 12 jaar die ondraaglijk en uitzichtloos lijden en voor uitbreiding van de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbrekingen levensbeëindiging bij pasgeborenen (Regeling LZA/LP). De Beoordelingscommissie ziet hiertoe mogelijkheden en heeft hierover een gesprek gehad met de Minister van VWS. De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer dit gesprek heeft plaatsgevonden, wat er besproken is en welke afspraken er zijn gemaakt. Zij wijzen erop dat artsen en ouders al vanaf 2014 pleiten voor een regeling voor kinderen tussen 1 en 12 jaar en zij vragen welke stappen nu gezet gaan worden om tot een uitbreiding van de bestaande regeling, voor kinderen tot 1 jaar, te komen. Te meer daar ook de commissie Willems de regeling voor pasgeborenen over de periode 2016–2021 evalueerde en onder meer heeft geadviseerd tot uitbreiding van de regeling.
De commissie Willems deed meer aanbevelingen waar de leden van de PvdA-fractie zich in kunnen vinden. Deze leden vinden het dan ook betreurenswaardig dat de Minister van VWS heeft aangegeven pas uiterlijk in oktober 2022 met een reactie op de evaluatie Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen te komen.
De leden van de PvdA-fractie hebben tevens signalen gekregen dat het kabinet met een nieuwe regeling voor levensbeëindiging bij kinderen tussen 1 en 12 jaar zal komen. Deze leden vragen het kabinet om duidelijkheid te geven over de te verwachten stappen en dringen erop aan de reactie op de evaluatie van de commissie Willems en een voorstel voor een regeling voor kinderen tussen 1 en 12 jaar zo spoedig mogelijk voor te leggen aan de Kamer. Zij horen graag wanneer dat kan gebeuren en welke reden er is om dit niet snel te doen.
De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat de commissie Willems heeft aangegeven dat een wettelijke regeling beter is dan een ministeriële regeling waarbij het parlement op afstand staat. Deze leden vragen het kabinet te reflecteren op de mogelijkheden voor een wettelijke regeling voor zowel pasgeborenen tot 1 jaar als voor kinderen tussen 1 en 12 jaar. In hoeverre is het kabinet hiertoe bereid en welk tijdspad zou hierbij gevolgd kunnen worden?
De leden van de PvdA-fractie vragen tot slot hoe en wanneer het kabinet uitvoering zal geven aan de passage zoals aangekondigd in het huidige Regeerakkoord: «zorgen voor betere bekendheid met en toegang tot zorg voor zieke of vroeggeboren baby’s en ondersteunen onderzoek ter verbetering van neonatologische zorg»,9 en wat dit precies inhoudt.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het jaarverslag 2020 van de Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Zij hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen aan het kabinet.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Beoordelingscommissie in 2020 vier meldingen heeft ontvangen van late zwangerschapsafbrekingen. In de jaren ervoor lag dit aantal vrijwel gelijk, afgezien van het jaar 2018. Deze leden vragen het kabinet om een duiding van deze aantallen: waarom zijn de cijfers voor 2018 drie keer zo hoog als in de andere jaren? Is 2018 een jaar geweest met een uitzonderlijke tragische incidentie of zijn er andere mogelijkheden, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. In dat geval vragen zij het kabinet om dat nader toe te lichten.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet naar de rol van het OM in de huidige regeling: kan het kabinet de taak van het OM uiteenzetten? Zij vragen op welke wijze hierover overlegd wordt met het OM.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben signalen uit de media tot zich genomen dat vrouwen naar België uitwijken omdat artsen in Nederland voor vervolging vrezen bij een late zwangerschapsafbreking. Wat doet het kabinet nu al om artsen en ouders goed te informeren en toe te rusten om beter te weten wat de zorgvuldigheidseisen vragen? Is het kabinet in gesprek met de beroepsgroepen over de richtlijnen om meer duidelijkheid te scheppen?
Ten aanzien van de evaluatie van de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen door de commissie Willems10 lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat het kabinet in oktober 2022 met een reactie op de aanbevelingen komt. Zij waarderen de zorgvuldigheid die hieruit spreekt. Betrekt het kabinet in de overwegingen bij zijn reactie op de aanbevelingen ook de medisch-wetenschappelijke noodzaak voor eventuele aanpassingen van de regeling? Is het kabinet ook bereid, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, om te bezien of er toereikende alternatieven zijn die geen of minder vergaande verruiming van de beleidsruimte behoeven? Daarnaast vragen genoemde leden of het kabinet van plan is bij voorgestelde aanpassingen van de regeling ook advies te vragen ten aanzien van medisch-ethische dilemma’s die dit met zich mee zou brengen. Deze leden denken dan aan advies van bijvoorbeeld de Gezondheidsraad. Ten aanzien van de evaluatie vragen de leden van de ChristenUnie-fractie ten slotte of het kabinet mogelijkheden ziet voor een maatschappelijke dialoog over de aanbevelingen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat het kabinet dit vormgeven?
Ten aanzien van een eventuele uitbreiding van de regeling naar 1–12 jaar merken de leden van de ChristenUnie-fractie op dat deze moeilijke keuzes grote ethische vragen met zich mee brengen, bijvoorbeeld ten aanzien van de wilsonbekwaamheid van kinderen. Zij vragen welke route het kabinet voor ogen heeft en op welke manier hij de samenleving, specialisten en de Kamer hierbij betrekt? Deze leden denken aan organisaties als de KNMG voor het medisch-specialisme en het Rathenau Instituut voor een maatschappelijke dialoog.
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het jaarverslag 2020 van de Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen.
Het lid van de BBB-fractie spreekt haar waardering uit voor de zorgvuldige wijze waarop omgegaan wordt met late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen en wil dan ook haar dank uitspreken voor het werk van de Beoordelingscommissie en alle andere betrokkenen. Daarnaast mag ook niet vergeten worden hoe groot de invloed hiervan is op ouder(s) en hun omgeving.
Het lid van de BBB-fractie zou graag van het kabinet vernemen of het mogelijk is deze rapportage over het jaar 2021 en volgende jaren sneller te ontvangen dan ruim 14 maanden na afloop van het desbetreffende jaar.
Kamerstuk 32 647, nr. 89 Rapport van de evaluatie van de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen (Regeling LZA/LP)
Volkskrant, 5 juni 2021, «Nederlandse artsen zwijgen soms over de mogelijkheden van een late abortus» https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/nederlandse-artsen-zwijgen-soms-over-de-mogelijkheden-van-een-late-abortus~bb4abb43/?utm_source=link&utm_medium=app&utm_campaign=shared%20content&utm_content=free
AD, 19 april 2021, «Stilgeboren Luke kwam in België ter wereld omdat late abortus hier strafbaar kan zijn: dit moet anders» https://www.ad.nl/gezin/stilgeboren-luke-kwam-in-belgie-ter-wereld-omdat-late-abortus-hier-strafbaar-kan-zijn-dit-moet-anders~a2419c86/
Bijlage bij Kamerstuk 32 647, nr. 89. Evaluatie Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen
Bijlage bij Kamerstuk 32 647, nr. 89. Evaluatie Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen
Coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst», 2021–2025, 15 december 2021
Bijlage bij Kamerstuk 32 647, nr. 89. Evaluatie Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2022D14179.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.