2022D11372 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 14 februari 2022 ontvangen brief inzake Ontwerpbesluit houdende de wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de aanpassing van de koppeling gewerkte uren voor de ouder met een partner met Wlz-indicatie of een gedetineerde partner (Kamerstuk 31 322, nr. 441).

De voorzitter van de commissie, Kuzu

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

5

     

II

Antwoord/Reactie van de Minister

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het voorleggen van het ontwerpbesluit aan de Tweede Kamer. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of er voldoende rekening is gehouden met de uitvoerbaarheid van voorliggend ontwerpbesluit. Hoe is hier rekening mee gehouden, ook met het oog op de belasting van het ambtenarenapparaat? Hoe verhoudt dit ontwerpbesluit zich tot de bredere toeslagensystematiek?

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of het onderliggende probleem hier afdoende mee is opgelost. Ontstaan er straks geen situaties waarin mensen per ongeluk toeslag ontvangen waar ze eigenlijk geen recht op hebben met terugvorderingen als gevolg?

Ook willen de leden van de VVD-fractie vragen hoe we in de toekomst precies omgaan met de cases die in dit ontwerpbesluit naar voren komen en die nu nog onder het oude systeem vallen. Kan de Minister hier nader op ingaan?

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie de aandacht vestigen op de motie Lodders/Van Weyenberg1 over quick fixes in het toeslagensysteem. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de algehele uitvoering van deze motie? Er is een uitvoerige reactie op de motie geweest waarin ook een aantal quick fixes benoemd werden, wat is de algehele voortang op dit gebied?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de aanpassing van de koppeling gewerkte uren voor de ouder met een partner met Wet langdurige zorg (Wlz)-indicatie of een gedetineerde partner. Deze leden hebben nog enkele vragen die zij aan het kabinet willen voorleggen.

De leden van de D66-fractie hechten veel belang aan het oplossen van complexiteiten en hardheden in het toeslagenstelsel. Deze leden vinden het goed dat het kabinet aan de slag gaat met de quick fixes die geïnventariseerd zijn naar aanleiding van de motie Lodders-Van Weyenberg. Ook kinderen met ouders met een Wlz-indicatie of met gedetineerde ouders hebben recht op toegang tot de kinderopvang. Deze leden hechten ook belang aan het oplossen van de overige knelpunten, zoals beschreven in de brief van de Staatssecretaris Toeslagen en Douane over de quick fixes van het toeslagenstelsel. Deze leden vragen wanneer de overige knelpunten, zoals beschreven in de brief van de Staatssecretaris over quick fixes van het toeslagenstelsel, zullen worden vastgelegd in regelgeving. Zij vragen hierbij welke criteria het kabinet hanteert om te bepalen welke knelpunten prioriteit krijgen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen bij dit ontwerpbesluit. Zo hebben deze leden een vraag over het tijdstip waarop gezinnen, waarvan een van de ouders een tijdelijke Wlz-indicatie heeft, aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Dat is pas vanaf 1 januari 2023. Deze leden vragen zich af of dit niet eerder kan, bijvoorbeeld gelijk aan gedetineerden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022. Het kabinet heeft de ambitie om de koppeling gewerkte uren (KGU) vanaf 2023 los te laten; wat betekent dit voor de effectiviteit nu voor de doelgroep gezinnen waarvan een van de ouders een tijdelijke Wlz-indicatie heeft, zo vragen deze leden.

Hebben de leden van de CDA-fractie het goed begrepen dat aan ouders van eenoudergezinnen waarvan de betreffende ouder gedetineerd is, dan wel een Wlz-indicatie krijgt, geen kinderopvangtoeslag wordt toegekend, maar dat zij hiervoor apart bij de gemeente om een voorziening moeten vragen? Erkent het kabinet dat deze ouders hierdoor afhankelijk worden van de gemeente waarin zij wonen? Waarom is hiervoor gekozen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit kinderopvangtoeslag in verband met de aanpassing van de koppeling gewerkte uren voor de ouder met een partner met Wlz-indicatie of een gedetineerde partner en hebben nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen de Minister waarom in eerste instantie deze doelgroep niet onder uitzonderingsgroep is geplaatst. Kan de Minister aangeven hoe groot de groep met een permanente Wlz-indicatie en een tijdelijke Wlz-indicatie is die door het ontbreken in de eerdere besluitvorming hierdoor gedupeerd is geraakt? Hoe heeft deze enorme omissie kunnen gebeuren?

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie constateren dat de groep met een permanente Wlz-indicatie met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag ontvangt. Wanneer kunnen deze mensen deze toeslagen op hun rekening verwachten? Is de Minister het met deze leden eens dat dit zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden? Kan de Minister aangeven welke gevolgen er mogelijk kunnen optreden bij het met terugwerkende kracht ontvangen van de kinderopvangtoeslag voor de groep met een permanente Wlz-indicatie? Voor welk jaar wordt dit inkomen toe berekend? Kan dit ertoe leiden dat de ontvangst met terugwerkende kracht gevolgen gaat hebben op andere toeslagen en andere zorg- en inkomensregelingen voor deze doelgroep? Kan de Minister hier per regeling uitgebreid op ingaan? Betekent dit dat mensen hierdoor te maken krijgen met (hoge) terugvorderingen? Is de Minister net zoals deze leden bevreesd dat hierdoor grote problemen zoals bijvoorbeeld schulden kunnen ontstaan? Hoe gaat de Minister voorkomen dat deze problemen ontstaan en is de Minister bereid om de gevolgen van de verrekening weg te nemen?

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie constateren dat dit besluit geen financiële consequenties heeft. Deze leden vragen of het klopt dat vanwege de uitbetaling voor de groep met een tijdelijke Wlz-indicatie pas per 1 januari 2023 er hierdoor een financiële meevaller ontstaat.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie constateren dat optie twee (KGU-partner koppelen aan de werkende ouder) in de beslisnota het beste overeenkomt met de werkelijke situatie. Deze leden vragen de Minister om die reden waarom er niet voor deze optie is gekozen en wat de genoemde uitvoeringsproblemen zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende de wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de aanpassing van de koppeling gewerkte uren voor de ouder met een partner met Wlz-indicatie of een gedetineerde partner. Deze leden vinden het een goede stap dat er drie uitzonderingen worden toegevoegd op de arbeidseis om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag. Zij hebben echter nog enkele aanvullende vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie vragen allereerst of en hoe ouders die dit betreft op de hoogte gesteld zijn van de wijzigingen en dat zij dus in aanmerking kunnen komen voor kinderopvangtoeslag?

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie wat er nu geregeld is voor gezinnen waarvan beide ouders een tijdelijke of permanente Wlz-indicatie hebben. Als in zo’n situatie beide ouders niet kunnen werken, maar ook de zorg van de kinderen niet fulltime op zich kunnen nemen, komen zij dan ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag? En hoe is dit geregeld voor gezinnen waarbij één van de ouders ernstig ziek is en aantoonbaar (tijdelijk) niet voor de kinderen kan zorgen? De werkende ouder wordt op dit moment dan gedwongen om te stoppen met werken om de zorg van de kinderen op zich te nemen. Daar staat geen uitkering tegenover, met alle financiële gevolgen van dien. Pas als de zieke ouder zou komen te overlijden, komt de achterblijvende ouder in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Ook de plaatsing via een Sociaal Medische Indicatie door de gemeente is niet altijd voldoende toereikend. Elke gemeente gaat hier anders mee om. Zo hebben ouders in Amsterdam recht op maximaal twee dagen en pas als er een schadelijke omgeving voor de kinderen ontstaat. Is het kabinet het met de leden van de SP-fractie eens dat het hele gezin in dit soort gevallen door het ontbreken van kinderopvangtoeslag in een zieke situatie terecht komt? Is het kabinet bereid om ook voor gezinnen waarvan één ouder aantoonbaar (tijdelijk) niet voor de kinderen kan zorgen vanwege ernstige ziekte te regelen dat ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag? Zo ja, op welke wijze gaat het kabinet dit regelen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit, en heeft daarbij nog een paar opmerkingen.

Het lid van de BBB-fractie kan achter het voorstel staan en hoopt dat het zo snel mogelijk (met terugwerkende kracht) inwerking treedt. Daarnaast ziet het lid van de BBB-fractie dat de Minister al een poging doet tot meer transparantie, door de nota met aantekeningen van haar medewerker met de kamer te delen. Dit lid is wel nieuwsgierig naar de antwoorden op vragen van de medewerker; waar zijn de kinderen van alleenstaande mensen die zelf een Wlz-indicatie hebben?

II Antwoord/Reactie van de Minister


X Noot
1

Kamerstuk 35 572, nr. 49.

Naar boven