Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2022D09956 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2022D09956 |
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het Fiche: Verordening anti-dwang instrument (Kamerstuk 22 112, nr. 3300).
De voorzitter van de commissie, Wuite
De griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Inbreng VVD-fractie |
2 |
|
Inbreng D66-fractie |
3 |
|
Inbreng CDA-fractie |
4 |
|
Inbreng SP-fractie |
4 |
|
Inbreng GroenLinks-fractie |
5 |
|
Inbreng Volt-fractie |
6 |
|
II |
Antwoord / Reactie van de Minister |
9 |
III |
Volledige agenda |
9 |
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche Beoordeling Nieuw Commissievoorstel (BNC), en hebben daarover nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de VVD-fractie steunen de totstandkoming van een effectief instrument dat voorkomt dat de EU op oneigenlijke wijze onder druk wordt gezet, zeker ook als het hierbij gaat om één land onder druk zetten zoals is gebeurd bij Litouwen door China. Kan de Minister aangeven welke meerwaarde het instrument in dergelijke gevallen kan hebben ten opzichte van het huidige instrumentarium? Zal er bij toepassing van het instrument ook gekeken worden naar het belang van de bescherming van de integriteit van de interne markt, zodat die niet meer zoals nu door China onder druk wordt gezet door eisen te stellen aan hoe bedrijven in de EU zelf hun waardeketen inrichten als zij nog naar China willen exporteren?
De Minister schrijft dat de EU haar handelsbeleid geopolitieker moet gaan benaderen en dat de EU haar marktmacht effectiever moet gebruiken als geopolitiek instrument. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de kwalitatieve indicatoren voor het opleggen van anti-dwang maatregelen voor derde landen ook publiekelijk in te zien zijn? Hoe en door wie wordt er besloten om het anti-dwang instrument in te zetten? De leden van de VVD-fractie achten het van belang dat ondernemers in derde landen niet worden afgeschrikt door dermate «onbekende» indicatoren wat kan leiden tot Europees protectionisme. Hoe wordt er ingezet op de juiste balans tussen weerstand bieden aan oneigenlijke druk en het zoveel als mogelijk behouden van een open economie? Is het hier bijvoorbeeld ook mogelijk verschil te maken tussen landen die zich constructiever opstellen bij het zoeken naar andere manieren van geschillenbeslechting, en landen die daar niet voor open staan? Daarnaast vinden de leden van de VVD-fractie het van belang dat er een permanente dialoog met het bedrijfsleven is en blijft. Wie zorgt er voor dat de permanente dialoog met het bedrijfsleven over het anti-dwanginstrument gefaciliteerd gaat worden?
De leden van de VVD-fractie staan achter een goede balans tussen een afschrikwekkend instrument dat effectief kan worden ingezet, het adequaat waarborgen van de belangen van de EU en haar lidstaten, en de wens om disproportionele kosten zoveel mogelijk te voorkomen, voor bijvoorbeeld lidstaten met een open economie. De Minister schrijft dat betrokkenheid van de Raad bij het nemen van maatregelen van belang is. Kan zij toelichten hoe de rol van de handelsministers in het proces er precies uitziet? Hoe gaat geborgd worden dat Directoraat Generaal Handel van de Europese Commissie (DG Trade) niet te solistisch op gaat treden, maar de keuze voor maatregelen is ingebed in een bredere strategie waarin ook andere maatregelen een rol kunnen spelen? Hoe zit het met de checks and balances? Erkent de Minister dat relatief open economieën eigenlijk twee belangen hebben rond het instrument, namelijk dat er geen disproportioneel gebruik komt dat doorslaat naar protectionisme, maar dat relatief open economieën ook extra kwetsbaar kunnen zijn voor dwang door derde landen en daarom de bescherming van het instrument nodig hebben? Hoe wordt hier in de uitvoering rekening mee gehouden?
Verder schrijft de Minister dat het kabinet graag verdere toelichting wil over de criteria met betrekking tot informele economische dwang en/of toepassing op natuurlijke personen of bedrijven. De leden van de VVD-fractie delen deze gedachte en vragen zich af of er in de criteria ook extra aandacht is voor bedrijven met staatsteun? Wat zouden de criteria zijn? Is er in de criteria ook aandacht voor ongereguleerde monopolisten en bedrijven die staatsteun ontvangen en zijn hier andere maatregelen voor? Dit laatste juist vanwege het geopolitieke karakter bij dit soort bedrijven.
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche over de Verordening van het anti-dwang instrument. Deze leden zijn blij dat het kabinet in beginsel positief tegenover het voorstel staat. De ontwikkelingen van de afgelopen twee weken tonen ten overvloede de noodzaak aan van een EU die snel en efficiënt te werk moet kunnen gaan, om de persoonlijke en economische vrijheid van EU-burgers te kunnen beschermen. De leden hebben over het fiche nog wel enkele vragen.
De leden vragen zich af wat het te verwachten tijdpad is voor de implementatie van dit instrument. De huidige crisis in Oekraïne laat zien dat geopolitieke volwassenwording van de EU niet langer op zich kan laten wachten en dit instrument zou daar een sterk onderdeel vanuit kunnen maken. Indien de verwachting is dat dit instrument snel geïmplementeerd kan worden, hoe wordt het sanctiepunt van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voorbereid op mogelijke uitwerkingen van dit instrument?
De leden vragen zich af of er verdere toelichting gegeven kan worden over hoe dit instrument precies zal gaan werken zoals het nu voorgesteld is. In de eerste fase zal de Commissie kijken of er sprake is van economische dwang door een derde land. Wat zijn die criteria precies en welke criteria zou Nederland hierin op willen nemen? Welke belanghebbenden kunnen gevraagd worden in de beoordeling of er sprake is van economische dwang? In hoeverre zal de inbreng van belanghebbenden wegen in de uiteindelijke beoordeling van de Commissie? Wie initieert de eerste fase? Zal dit de Europese Commissie zijn die economische dwang signaleert, of kunnen lidstaten zich melden als zij economische dwang van een derde land signaleren? Kunnen individuele bedrijven zich ook melden als zij van mening zijn dat derde landen economische dwang gebruiken? Welke termijn wordt door de Commissie gezien als een redelijke termijn waarin er over de economische dwang onderhandeld wordt? Wat vindt Nederland een redelijke termijn? Wat is de rol van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en het geschillenbeslechtingsmechanisme in deze procedure? In de tweede fase wordt gesteld dat de Commissie maatregelen kan vaststellen mits dit in het belang is van de EU en noodzakelijk om de belangen en rechten van de Unie en de lidstaten te beschermen. Welke kwalitatieve criteria liggen er onder die beslissing? Wanneer wordt besloten dat dit in het belang van de EU is? Kunnen lidstaten het aanvechten indien de Commissie besluit dat het niet in het belang van de EU is maatregelen op te leggen? Zal dit dan ook moeten gebeuren met een gekwalificeerde meerderheid in de Raad?
Heeft het instrument wat Nederland betreft op dit moment voldoende afschrikkende werking? Hoe zou wat Nederland betreft die werking verhoogd kunnen worden?
Wat betekent dit instrument voor de Nederlandse ondernemers? Zullen zij bijtijds meegenomen worden in de overwegingen van de Commissie? Kan de Minister toelichten wat voor impact zij precies van deze maatregelen zullen ervaren? Hoe verhoudt dit instrument zich bijvoorbeeld tot het Internationaal Aanbestedingsinstrument (International Procurement Instrument, IPI)? Worden die ook in samenhang beoordeeld door de verschillende Europese instanties?
Inbreng leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA Tweede Kamerfractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen naar aanleiding van de brief met Kamerstuk 22 112, nr. 3300 betreffende fiche; Verordening anti-dwang instrument.
Welk mandaat heeft de Raad (van de EU) om de proportionaliteit te toetsen of het anti-dwang instrument te rechtvaardigen is om in te zetten in het algemeen belang van de EU en niet van een individueel lid(staat)?
Kan de Minister de governance structuur rondom het anti-dwang instrument nog eens helder toelichten. Wie doet wat en wanneer? Wie beslist er uiteindelijk en in welke verhoudingen?
Wanneer is er sprake van «protectionisme» en wanneer is dat niet het geval? Kan de Minister een aantal voorbeelden geven?
Wat is de inschatting van de Minister, hoe vaak dit instrument ingezet gaat worden? Kan de Minister een indicatie geven op basis van de afgelopen 5 jaar?
Hoe voorkomen we dat als de EU dit instrument inzet, het gaat leiden tot tweespalt en/of verdeling binnen de EU?
Welke strikte criteria worden er gehandhaafd om een mogelijke inzet te beoordelen?
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het fiche over het EU anti-dwang instrument gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden constateren dat er op 31 mei 2022 met de Minister ook in een debat verder kan worden gesproken over dit BNC fiche over het anti-dwang instrument. Is deze behandeling op 31 mei niet aan de late kant ook met het oog op de behandeling van dit voorstel in andere landen?
De leden zien dat dit voorstel gericht zal zijn op de dwang die derde landen kunnen opleggen op economisch gebied richting de Europese Unie. Kan de Minister hiervan een aantal recente voorbeelden noemen? Vindt de Minister binnen de balans de afschrikwekkende werking van dit instrument belangrijker of de eventuele disproportionele kosten voor de inwoners van de lidstaten? Kan de Minister uitleggen waarom Frankrijk hier zo veel haast mee heeft en dit daarom prioritair wil behandelen? Kan de Minister toezeggen dat de zorgvuldigheid betreffende dit voorstel meer aandacht heeft dan de duidelijke wens van Frankrijk om dit snel in te voeren?
De leden constateren dat er een aantal landen waarschuwen voor protectionisme van de kant van de Europese Unie. Begrijpt de Minister deze zorgen? Zou dit protectionisme er niet voor kunnen zorgen dat landen die juist sterk geholpen zijn bij een toegankelijke Europese afzetmarkt, zoals landen in Afrika, hard worden geraakt?
De leden willen de Minister ten slotte nog vragen naar de grote rol die de Europese Commissie speelt in dit instrument. Kan de Minister toezeggen dat het niet de Europese Commissie is die voornamelijk dit instrument vormgeeft, maar dat de Europese Raad en het Europees parlement ook voldoende ruimte hebben om dit beleid te beïnvloeden?
Inbreng leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de EU-verordening betreffende een anti-dwang instrument en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie delen de mening dat de EU over bepaalde bevoegdheden moet kunnen beschikken om de economische dwang van derde landen ervaren door de Unie of door individuele lidstaten tegen te gaan. Echter moeten deze bevoegdheden afgebakend zijn en delen de leden de kritische houding van het kabinet met betrekking tot enkele in bijlage I1 voorgestelde maatregelen zoals restricties op registraties en autorisaties onder sanitaire, fytosanitaire en chemicaliënwetgeving van de EU. Gaat de Minister deze zorgen aankaarten bij de Europese Commissie in verband met de bescherming van voedsel- en productveiligheid van geïmporteerde goederen uit het getroffen derde land voor EU-inwoners? Kan de Minister de Europese Commissie vragen toe te lichten hoe het van plan is om deze veiligheid te waarborgen en hoe waarschijnlijk het is dat er gebruik wordt gemaakt van responsmaatregelen genoemd in lid j en lid k van bijlage I2? Kan de Minister de Kamer op de hoogte houden van de reactie van de Europese Commissie?
De leden van de GroenLinks-fractie delen de wens van het kabinet om nadere informatie van de Europese Commissie te krijgen over de verhouding van het instrument en de maatregelen tot internationaal recht en het recht voortkomend uit de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De leden vragen de Minister of zij het nuttig acht om te onderzoeken of de definitie van economische dwang door derde landen in het internationaal recht of in WTO-recht verbreed kan worden met het oog op het afkeuren, verbieden en tegengaan van dergelijke dwangmaatregelen buiten de grenzen van de EU en zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken het belang van een brede definitie van dwangmaatregelen zodat de Europese Commissie genoeg beweegruimte heeft. De leden hopen dat dit ertoe leidt dat anti-dwangmaatregelen een effectief instrument zullen worden wat in de praktijk ingezet kan worden. Zou de Minister de huidige Chinese sancties tegen Litouwen als gevolg van de opening van het diplomatieke kantoor van Taiwan in het kader van dit voorstel beschouwen als economische dwang door een derde land en zo nee, waarom niet, en zo ja, welke specifieke anti-dwangmaatregelen zou de Europese Commissie overwegen om in te zetten?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de mogelijk negatieve financiële gevolgen van anti-dwangmaatregelen voor Europese bedrijven en consumenten. In het fiche3 wordt genoemd dat de Europese Commissie de kosten voor het bedrijfsleven bij het bepalen van maatregelen dient te vermijden of minimaliseren. Kan de Minister erop aandringen dat de Europese Commissie ook Europese consumenten beschermt tegen negatieve financiële gevolgen en hierbij indicatoren van brede welvaart meeneemt bij het bepalen van eventuele maatregelen?
Daarnaast maken de leden van de GroenLinks-fractie zich enige zorgen over wie er geraakt worden door anti-dwangmaatregelen. Houdt de Europese Commissie er rekening mee dat eventuele anti-dwangmaatregelen niet onnodige negatieve financiële of maatschappelijk ontwrichtende gevolgen hebben voor partijen die geen invloed kunnen uitoefenen op het intrekken van dwangmaatregelen? Wordt er gewerkt aan mogelijke scenario’s als gevolg van het inzetten van antidwangmaatregelen? Zijn er plannen om de gevolgen daarvan voor burgers en bedrijven te mitigeren? Welke rol neemt de Nederlandse overheid hierin?
Inbreng leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche Verordening anti-dwang instrument en de Nederlandse inzet inzake het instrument. De leden van de Volt-fractie achten het van groot belang dat de Europese Unie de mogelijkheid krijgt die het in staat stelt om op te treden tegen economische dwang door derde landen. De gevolgen van economische dwang onder Donald Trump hebben geleid tot grote verliezen van EU-bedrijven. Daarnaast zou economische dwang niet moeten worden ingezet om de EU tot beleidskeuzes te dwingen, zoals het geval is bij het dispuut omtrent de digital taks. Over het BNC-fiche hebben de leden van de Volt-Fractie nog de volgende vragen:
2. Essentie voorstel
b) Impact assessment Commissie
Deelt Nederland de analyse dat een nieuw instrument op basis van verschillende parameters inderdaad de meest effectieve, efficiënte en coherente keuze is? Welke parameters worden hierbij aangehouden?
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De leden van de Volt-fractie delen de analyse van het kabinet dat in het licht van het toenemend gebruik van handelsbeleid door derde landen als geopolitiek instrument, de EU weerbaarder moet worden en zich moet kunnen beschermen tegen ongewenste economische dwang door derde landen. De nadruk op open strategische autonomie en het versterken van de Europese Unie als geopolitieke macht zijn daarbij een positieve bijkomstigheid. Daarnaast geeft het kabinet aan dat de EU haar marktmacht effectiever moet gebruiken als geopolitiek instrument.
De leden van de Volt-fractie hebben daarover de volgende vragen. Het anti-dwanginstrument wordt ingesteld om te voorkomen dat derde landen hun economie inzetten als geopolitiek pressiemiddel en zo beleid van EU-lidstaten beïnvloeden. Hoe zal worden voorkomen dat dit instrument en het inzetten van de marktmacht als geopolitiek instrument niet dezelfde koers inslaan? Welke concrete voorstellen zal Nederland daarvoor inbrengen? Welke waarborgen of beperkingen worden gesteld aan het aanwenden van dit instrument in dit kader? Welke elementen in de evaluatie van economische dwang waarborgen dit? Is het kabinet van mening dat, omdat handel en geopolitiek steeds nauwer verweven raken, de Europese Unie dit ook proactief zou moeten doen of dat zij, zoals met dit instrument beoogd wordt, reactief druk moet zetten in het geval dat een ander land over gaat tot economische dwang?
Het is de verwachting dat overeenkomst in de triloogfase over het voorstel mogelijk nog enkele jaren kan duren. Daarbij geeft het kabinet aan dat ze belang hecht aan de versterking van het op regels gebaseerde mondiale handelssysteem, waarbij er specifiek verwezen wordt naar het inbedden van nieuwe instrumenten in het al bestaande instrumentarium. Dit vinden de leden van de Volt-fractie positief. Het kabinet gaat echter niet in op de mogelijkheden om, naast het anti-dwanginstrument, afspraken met een gelijkaardig doel in het kader van de multilaterale context, zoals de WTO, te maken. Kan de Minister daarom aangeven of er mogelijkheden zijn om, naast het anti-dwanginstrument, tot een overeenkomst te komen inzake economische dwang op multilateraal niveau? Zo ja, welke stappen zal Nederland nemen om dit te bewerkstelligen en de discussie hieromtrent te starten? Zo nee, waarom ziet de Minister geen mogelijkheden om op multilateraal niveau hierover tot een overeenstemming te komen?
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet geeft in het BNC-fiche aan dat WTO- en EU-handelsverdragen niet altijd de mogelijkheid voor geschillenbeslechting of responsmaatregelen bieden bij economische dwang door derde landen en dat daarnaast geschillenbeslechting vaak te lang duurt om tijdig te kunnen reageren. Kan de Minister aangeven of er naast het instrument, mogelijkheden zijn om zowel in WTO-kader als binnen EU-handelsverdragen geschillenbeslechting of responsmaatregelen bij economische dwang door derde landen te verbeteren of beter te waarborgen? Hoe verhoudt het voorstel zich tot internationaal recht en WTO-recht? Is er op dit gebied, met de aanstelling van de EU Chief Trade Enforcement Officer, al verbetering opgetreden? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot het nieuwe instrument?
Daarnaast geeft het kabinet aan dat «disproportionele kosten voor lidstaten met een meer open economie» voorkomen moeten worden. Het instrument is er echter op gericht dat wanneer Europese bedrijven schade ondervinden van economische dwang van derde landen, geacteerd wordt om niet machteloos te staan tegenover de consequenties van economische dwang en juist de economische schade zo veel mogelijk te beperken. Kan de Minister daarom een voorbeeld geven van mogelijke disproportionele kosten voor lidstaten met een meer open economie die verwacht worden bij het aanwenden van het anti-dwanginstrument?
Het kabinet geeft ook aan dat ze graag betrokkenheid van de Raad zouden willen hanteren. Dit zet mogelijk de deur open voor het meewegen van politieke belangen bij het instellen van maatregelen en brengt daarmee de onafhankelijkheid van het instrument in het geding. Daarnaast is handelsbeleid een exclusieve EU-competentie, waarmee lidstaten dus mogelijk op de stoel van de Europese Commissie plaatsnemen en de geloofwaardigheid van de EU als gezamenlijke sterke geopolitieke macht juist teniet wordt gedaan. Daarnaast kan het geven van mandaat aan de Raad leiden tot onenigheid tussen lidstaten en daarmee de aanwending en implementatie van het instrument vertragen. Kan de Minister daarnaast aangeven wat deze betrokkenheid van de Raad volgens Nederland zou moeten inhouden? Kan de Minister aangeven wat de meerwaarde is van betrokkenheid van de Raad bij het nemen van maatregelen?
Verder geeft de Minister aan dat handelsbeperkende maatregelen alleen als laatste stap dienen te worden ingezet. Kan de Minister aangeven welke maatregelen dit betreft? Kan de Minister daarnaast aangeven welke andere maatregelen genomen zouden kunnen worden om het anti-dwang instrument effectief in te zetten?
Daarnaast geeft het kabinet aan een aantal vragen mee te willen geven aan de Europese Commissie inzake het hanteren van de criteria, alsook het proces zelf. Daarbij gaat het kabinet niet in op welke definities en criteria gehanteerd zouden moeten worden volgens Nederland, alsook welke maatregelen mogelijk ingezet zouden moeten worden. Kan de Minister aangeven wat de Nederlandse inzet is met betrekking tot de definitie van «economische dwang»? Welk proces heeft Nederland voor ogen inzake de vaststelling van economische dwang?
Het kabinet geeft ook aan dat het instrument voornamelijk een afschrikwekkend effect moet hebben, en geeft daarnaast aan nog verdere vragen te hebben over de reikwijdte en werking van mogelijke maatregelen. Kan de Minister aangeven welke verschillende reacties tegen economische dwang voorzien zijn? Hoe zou een adequate toolbox eruit zien volgens Nederland? Welke instrumenten acht Nederland voldoende? Wat zijn de reservaties inzake de reikwijdte en werking van mogelijke maatregelen, waaronder die op het gebied van aan handel gerelateerde aspecten van intellectueel eigendom, handel in diensten, financiële diensten, en van directe buitenlandse investeringen? Zou de mogelijkheid voor het instellen van deze maatregelen niet juist een afschrikwekkend effect kunnen hebben? Wat verwacht het kabinet inzake de effectiviteit van de andere voorgestelde maatregelen met betrekking tot een effectief afschrikwekkend effect veroorzaken? Zouden deze voldoende zijn om het effect te bereiken, zonder de handel-gerelateerde aspecten? Kan de Minister dit staven met onderzoek?
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het kabinet geeft aan dat enkele lidstaten zorgen hebben over mogelijke escalatie van handelsconflicten bij inzet van het instrument en een nadere inkadering van maatregelen zouden willen zien. Kan de Minister aangeven om welke landen het hier gaat? Kan de Minister aangeven wat een nadere inkadering van maatregelen zou inhouden? Hoe groot wordt de kans geacht dat het inzetten van het anti-dwanginstrument zou kunnen bijdragen aan het escaleren van handelsconflicten?
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het kabinet geeft aan dat de benodigde financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de financiële kaders van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Was er in het MFK 2021–2027 al begroot voor de mogelijke uitgaven van een anti-dwanginstrument? Zo ja, zijn deze fondsen voldoende voor de financiering? Zo nee, hoe zou volgens het kabinet het MFK aangepast moeten worden om in de benodigde fondsen te voorzien? Wat zijn de consequenties van een dergelijke aanpassing voor de bestedingen?
Fiche: Verordening anti-dwang instrument. 22 112, nr. 3300 – Brief regering d.d. 04-02-2022
Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2022D09956.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.