2022D09156 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties enkele vragen en opmerkingen over de brieven van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 16 februari 2022 over Instelling commissie inzake artikel 57 van de Grondwet (Kamerstuk 35 896, nr. 19) en d.d. 3 maart 2022 inzake Reactie op de motie van het lid Leijten c.s. over het strikt interpreteren van artikel 57, lid 3 van de Grondwet (Kamerstuk 35 896, nr. 20).

De voorzitter van de commissie, Hagen

De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

3

     

II

Antwoord/Reactie van de Minister

4

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 16 februari 2022 en 3 maart 2022 over de in te stellen commissie inzake artikel 57 van de Grondwet. Het komt deze leden voor dat de drie geformuleerde elementen voor de taakopdracht het totale spectrum van het vraagstuk omvatten. Zij gaan er daarbij van uit dat de commissie de vrijheid heeft om eventuele andere aspecten van het vraagstuk, die relevant zijn voor de discussie, in hun beschouwing en advisering te kunnen betrekken. Zij vragen wat in dezen precies onder «adviseren» wordt verstaan. Valt daar bijvoorbeeld ook onder, indien nodig, het doen van concrete tekstvoorstellen voor de relevante wetgeving?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de onafhankelijke commissie wordt ingesteld op grond van de Kaderwet adviescolleges. Waarom is er gekozen voor een adviescollege overeenkomstig de Kaderwet adviescolleges, zo vragen deze leden. Was een ander soort commissie dan wel werkgroep ook mogelijk geweest? Adviescolleges worden bij wet ingesteld, maar in afwijking daarvan kan een adviescollege voor de advisering over een in de tijd beperkt vraagstuk bij koninklijk besluit worden ingesteld voor een bepaalde duur. Daar het hier om een beperkte opdracht gaat, lijkt het deze leden voor de hand te liggen dat gebruik wordt gemaakt van een commissie (adviescollege) die bij koninklijk besluit wordt ingesteld.

Verder hebben zij nog de volgende vragen. Wanneer wordt de onafhankelijke commissie ingesteld? Voor welke periode wordt de commissie ingesteld? Wanneer, zo is de verwachting, zal het rapport gereed zijn? Wordt de Kamer verder nog geïnformeerd over het instellen van deze commissie?

Als het gaat om de genoemde vereisten voor de voorzitter en de overige leden van de commissie komt het de leden van de VVD-fractie voor dat de relevante aspecten zijn genoemd. Zij hebben daarover geen vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister over de verenigbaarheid van functies met het Kamerlidmaatschap. Deze leden willen de Minister vragen of zij de mening deelt dat enkel en alleen de Kamer gaat over de verenigbaarheid van het lidmaatschap van de Tweede Kamer? Zij vragen de Minister haar antwoord uitgebreid te motiveren.

De leden van de SP-fractie zien bij de omschrijving van de taakopdracht dat artikel 57 van de Grondwet geanalyseerd moet gaan worden en dat er een advies moet volgen over verduidelijking of vernieuwing van het artikel. Deze leden willen dat de Minister duidelijk is over de uitspraak van de Kamer, dat het niet verenigbaar is om als Kamerlid tijdelijk bewindspersoon te worden – al dan niet demissionair. Zij vinden het niet juist dat de heldere uitleg van de verenigbaarheid van functies met het Kamerlidmaatschap door derden wordt opgerekt terwijl er een duidelijke uitleg is gekomen na bespreking van de werking van artikel 57 van de Grondwet in september 2021. Waarom kiest de Minister ervoor om dit wel te doen?

De leden van de SP-fractie vragen de Minister om de uitwerking van een vervangingsregeling voor Tweede- en Eerste Kamerleden die bewindspersoon zijn in een demissionair kabinet en de analyse van de verenigbaarheid van functies niet bij dezelfde commissie te beleggen. Deze leden wijzen op het risico dat het voorsorteren op dit advies door de analyse gaat lopen. De wenselijkheid van de mogelijkheid van een vervangingsregeling ziet volgens hen op de gekozen Kamerleden die hun taak als bewindspersoon afronden in een demissionair kabinet. Bij een (te) lange informatieperiode kan dat gaan schuren, waardoor tijdelijke vervanging gewenst kan zijn. Deze leden willen niet dat bij een eventuele vervangingsregeling de optie om als Kamerlid tijdelijk benoemd te worden in een demissionair debat aan de orde komt. Kan de Minister de opdracht uiteen halen?

Tot slot hebben de leden van de SP-fractie nog vragen bij wat de Minister precies bedoelt met het profiel van de voorzitter van de commissie. Diegene moet «gezaghebbend, ruime parlementaire ervaring en affiniteit voor grondwettelijke vraagstukken» hebben. Kan de Minister dit toelichten? Wat is bijvoorbeeld parlementaire ervaring? Moet de voorzitter het dagelijks werk van een Kamerlid kennen vanwege het lidmaatschap of bijvoorbeeld door bestudering van dit werk? Vanuit de gedachte dat Kamerleden dienen te gaan over de verenigbaarheid van functies, vinden deze leden het tot de voorkeur strekken dat de voorzitter het handwerk goed kent, en niet vanuit studie c.q. onderzoek van buiten ervaringen of inzichten heeft verworven. Voorts zouden de Kamerleden het onwenselijk vinden als de voorzitter al heeft geparticipeerd in het debat over de invulling van artikel 57 van de Grondwet. Kan de Minister hier uitgebreid op reflecteren?

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de brieven van Minister inzake de verenigbaarheid van functies met het Kamerlidmaatschap. Dit lid heeft deze brieven kritisch gelezen, aangezien de Minister adviseert adviescolleges in te stellen die de werking van artikel 57 van de Grondwet analyseert, hierover vragen beantwoordt en adviseert over de te volgen regelingen om een ordentelijk naleven van de Grondwet in samenhang met het dragen van een politiek ambt te garanderen. Zij vraagt zich af of een adviescommissie daadwerkelijk in staat is om advies kracht bij te zetten en ziet meer in een handhavend orgaan dat ordentelijke naleving van artikel 57 van de Grondwet handhaaft, hiermee recht doet aan de motie-Leijten hieromtrent en zorg draagt voor verval van Kamerlidmaatschap bij benoeming tot (demissionair) bewindspersoon.

Het lid van de BBB-fractie is blij dat de Minister zelf inziet dat de genomen beslissing, zelfs indien het niet conflicteert met de Grondwet, niet bijdraagt aan een zo transparant mogelijk bestuursklimaat. Echter, dit lid vraagt zich af of de stappen niet nog daadkrachtiger kunnen om een transparanter, overzichtelijker en eerlijker bestuur voor boeren, burgers en allen die zich in Nederland bevinden te bieden.

II Antwoord/Reactie van de Minister

Naar boven