2022D07594 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over het Hoofdlijnen beleid Ministerie van Defensie.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff

Nr

Vraag

   

1

Welke rol speelt de wens uit het regeerakkoord dat Nederland zich binnen de NAVO meer concentreert op de bescherming van de eigen regio in de hoofdlijnenbrief en de voorgenomen uitwerking daarvan? Kan deze concentratie op de eigen regio ook als een vorm van specialisme worden gezien? Welke capaciteiten zijn er nodig om de bescherming beter te kunnen uitvoeren? Welke gebieden vallen wel en welke vallen niet onder de eigen regio?

2

Hoe voorkomt Defensie dat bij de concentratie op specialismen, waarbij ook geschrapt wordt, er kapitaalvernietiging optreedt, zoals de Algemene Rekenkamer in 2021 constateerde in het rapport «uit het vizier»?

3

Kunt u concrete doelstellingen formuleren voor het onderhoud van materieel bij

Defensie die, naast het inlopen en wegwerken van achterstanden bij vastgoed, IT-instandhouding, met de inzet van de 1,15 miljard euro gerealiseerd zullen gaan worden?

4

Hoe verhoudt de Defensievisie 2035 en de hoofdlijnenbrief zich tot de NATO Defence Planning Capabilities?

5

Welke tekorten zijn er in de NATO Defence Planning Capability Review geconstateerd en op welke manier is het beleid zoals uiteengezet in de hoofdlijnenbrief erop gericht deze tekorten op te heffen?

6

Klopt het dat de komende review (in mei 2022) dezelfde tekortkomingen zal aanwijzen?

7

Wat onderneemt u om de genoemde tekortschietende vuurkracht van Landmacht en Marine in te vullen?

8

In welke specialismen blinkt Nederland uit? In welke niet?

9

Op welke dreigingen is Nederland onvoldoende toegerust?

10

Wat is er in de afgelopen kabinetsperiode gedaan om de tekorten ten aanzien van de door de NAVO gevraagde capaciteiten op te lossen? Met welk resultaat?

11

Met welke landen bent u in overleg om specialismen af te stemmen?

12

Wat doet u concreet aan de versterking van de gevechtskracht?

13

Wat wordt verstaan onder het versterken van de krijgsmacht, waarvoor 1,85 miljard euro is gereserveerd?

14

Wat wordt in de Defensievisie 2035 verstaan onder «een goede en moderne krijgsmacht»?

15

Waar zullen de keuzes in de ambities en doelen, als gevolg van toenemende beschikbare

middelen, van de krijgsmacht op gebaseerd zijn?

16

Kunt u concrete doelstellingen formuleren voor de gereedheid en inzetbaarheid van het Defensie-apparaat, zodat de Kamer de effecten van additionele investeringen kan monitoren?

17

Kunt u concrete eisen stellen waaraan nieuw materiaal moet voldoen voordat er wordt overgegaan tot aanschaf?

18

Kunt u concrete voorbeelden van inzetvoorraden benoemen?

19

Wat verstaat u onder gevechtsondersteuning?

20

Wat verstaat u onder specialismen?

21

Wat is uw standpunt ten aanzien van explosieve wapens?

22

Wat is uw standpunt met betrekking tot clusterbommen?

23

Hoe staat u tegenover de Ierse verklaring met betrekking tot explosieve wapens?

24

Bent u bereid om zich aan te sluiten bij de Ierse verklaring?

25

Zou het aansluiten bij de Ierse verklaring gevolgen hebben voor het wapenexportbeleid van Nederland?

26

Hoe wordt het budget verdeeld over de diverse afdelingen en welke doelen worden beoogd op de verschillende subterreinen?

27

Wat betekent de intensivering van 1.85 miljard euro voor de ambitie van de krijgsmacht?

28

Bent u van plan de productie van militaire middelen, waarvoor Nederland steeds afhankelijker wordt van derden, ook zelfredzamer te maken, gelet op uw stelling dat Europa zelfredzamer moet worden?

29

Wat is uw standpunt wat betreft de verdeling tussen militairen in dienst ten opzichte van reservisten? Klopt het dat deze ruimte voor reservisten in plaats van voor militairen wordt ingevuld, gelet op uw stelling dat er meer ruimte komt voor de inzet van reservisten op expertisegebieden?

30

Is de operationele ondersteuning die volgens de hoofdlijnenbrief verbeterd dient te worden hetzelfde als de combat (service) support uit het coalitieakkoord, of heeft operationele ondersteuning alleen betrekking op combat service support en niet op combat support?

Kunt u hierbij ook aangeven onder welke categorie door de NAVO geconstateerde tekorten als artillerie en luchtafweer vallen, evenals middelen voor inlichtingen- en doelwitvergaring, en hoe het adresseren van deze tekorten terugkomt in de hoofdlijnenbrief?

31

Kunt u in relatie tot de passage dat er «voor de instandhouding en vernieuwing van ons materieel op dit moment onvoldoende middelen beschikbaar zijn» toelichten wat de belangrijkste wapensystemen zijn waarbij op dit moment onvoldoende geld beschikbaar is voor instandhouding, upgrades of vernieuwing? Kunt u daarbij specifiek aangeven hoe de situatie is van de Cougar helikoptercapaciteit voor de special forces? Klopt het dat deze helikopters dit decennium aan het einde van hun levensduur zijn en er voorafgaand aan de extra middelen uit het coalitieakkoord geen geld beschikbaar was voor vervanging?

32

Kunt u voor elk van de vijf aandachtsgebieden uit het nationaal plan voor de NAVO uit 2018 toelichten hoe die al dan niet terugkomen in het thema «gerichte verbetering van de gevechtskracht»?

33

Zijn de vijf aandachtgebieden uit het nationaal plan voor de NAVO uit 2018 ook «benodigde nieuwe capaciteiten» zoals genoemd in het coalitieakkoord?

34

Klopt het dat de NAVO als belangrijke tekortkoming voor de gevechtskracht het gebrek aan indirecte en directe vuurkracht alsook luchtafweer constateert?

35

Horen de in de defensievisie genoemde specialismen van F35-straaljagers en special forces, waar mogelijk extra op ingezet kan worden, ook tot de specialismen voor extra inzet waar de hoofdlijnenbrief aan refereert?

36

Klopt het dat het gebruik en de beveiliging van cyber als wapen ook een conventionele inzet kan vergen, zoals de beveiliging van datakabels onder zee? Valt dit ook onder de inzet op cyber zoals benoemd in de hoofdlijnenbrief?

37

Klopt het dat het gebruik en de proliferatie van onbemande en semi-autonome wapensystemen, zoals bewapende UAVs en loitering munitions, een toenemende capaciteit is onder een significant aantal landen en dat dit is terug te zien in recente conflicten? Hoe is de Nederlandse reactie op deze trend terug te zien in de hoofdlijnenbrief, zowel als het gaat om verdediging tegen deze systemen als de mogelijkheid om er zelf over te beschikken en ze in te zetten?

38

Waarom spreekt de hoofdlijnenbrief als het gaat om opkomende en bestaande dreigingen vrijwel exclusief over cyber, informatie en space en niet over bestaande en groeiende conventionele dreigingen van onder meer Rusland en China op het gebied van investeringen in het landdomein, uitbreiding van maritieme capaciteiten en nieuwe vuurkracht zoals hypersone raketsystemen?

39

Hoe definieert u proportionaliteit in de ambitie om «proportioneel en in verhouding met vergelijkbare lidstaten» bij te dragen aan EU- en NAVO-missies, VN-vredesoperaties en gelegenheidscoalities? Kunt u toelichten welke lidstaten vergelijkbaar zijn met Nederland per organisatie of in samenhang?

40

Welke rol speelt de Defensie Industrie Strategie en positionering van de Nederlandse defensie-industrie bij het voornemen om in Europa gezamenlijk onderzoek en ontwikkeling van defensiecapaciteiten te bevorderen en gezamenlijk systemen aan te schaffen? Welke barrières zijn er op dit moment, bijvoorbeeld qua beschikbaarheid van financiële bijdrages vanuit de overheid?

41

Klopt het dat de Defensie Industrie Strategie gekoppeld wordt aan strategische autonomie? Krijgt de DIS dan ook een nieuwe focus gericht op dat thema?

42

Klopt het dat versterking van specialismen alleen mogelijk is door nauwere en strategische samenwerking met Europese partners, waarbij zowel Nederland als Europese partners zich complementair gaan toeleggen op verdere specialismen aan de hand van de relatieve comparatieve voordelen van de verschillende Europese krijgsmachten?

43

Gelet op uw stelling dat dat de huidige staat van de Wiv 2017 de slagkracht van de MIVD en de AIVD in de weg staat, kunt u dit obstakel in de Wiv 2017 nader toelichten? Wat is uw standpunt ten opzichte van de noodzakelijkheid van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) in de Wiv 2017? Vindt u belangrijke waarborgen wat betreft kabelinterceptie noodzakelijk in de Wiv 2017?

44

Welke krijgsmachtonderdelen beschouwt u als zijnde van unieke kracht voor de Nederlandse krijgsmacht om de gerichte verbetering van de Europese gevechtskracht te bereiken?

45

Met welke kopgroepen en landen gaat de Nederlandse krijgsmacht samenwerken binnen de uitvoering van het Strategisch Kompas?

46

Welke concrete maatregelen neemt Nederland op korte en lange termijn om de afspraken binnen het Strategisch Kompas uit te voeren?

47

Welke precieze militaire capaciteiten gaat de Nederlandse krijgsmacht bijdragen om de ontwikkeling van de EU Rapid Deployment Capacity te bevorderen?

48

Welke middelen gaat Nederland gebruiken om bij te dragen aan de versterking van het militair hoofdkwartier van de Europese Unie?

49

Voor welke Nederlandse capaciteiten wordt gebruik gemaakt van het Europees Defensiefonds?

50

Betekent strategische autonomie meer Europese strategische autonomie, waarbij Europese gedefinieerd wordt als lidstaten van de EU, of betekent dit ook meer Nederlandse strategische autonomie? Welke rol speelt hierbij de samenwerking met Europese NAVO-partners die niet in de EU zitten, zoals het VK en Noorwegen?

51

Hoe verhoudt strategische autonomie zich tot de NAVO, de Nederlandse taken daarin en de gezamenlijke capaciteitsontwikkeling en verwerving met NAVO-bondgenoten?

52

Welke rol speelt het concept van «launching costumer» in het beleid rond onderzoek en capaciteitsontwikkeling over de Nederlandse defensie-industrie?

53

Op welke manier gaat Defensie kennisinstituten, startups en het MKB betrekken om de Europese strategische autonomie te bevorderen, gezien het internationale krachtenveld en staatssteun door landen als China?

Naar boven