De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over het Jaarplan 2022 Kustwacht voor het Koninkrijk
der Nederlanden in het Caribisch gebied
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beoogde toename en afname
van personeel in 2022 en verzoeken de Minister breder in te gaan op de vulling van
de kustwacht, alsmede de werving van personeel in de overzeese gebieden en in Nederland.
De leden van de VVD-fractie vernemen dat er in 2021 gewerkt is met kleine drones voor
zowel patrouilles op het land als op zee en verzoeken de Minister in te gaan of er
ook in de toekomst taken zijn weggelegd voor de Reaper UAV’s bij de ondersteuning
van de kustwacht ter bestrijding van drugssmokkel.
De leden van de VVD-fractie verzoeken de Minister in te gaan op de tekortkomingen
van de Metal Shark en vragen of deze voortkomen uit een verkeerde behoeftestelling
of fouten in de fabricage door de producent.
De leden van de VVD-fractie zien dat Curaçao vanaf 2023 gaat bijdragen aan de kustwachtbegroting
en vragen de Minister in te gaan op de discrepantie met de reeds betalende eilanden
Aruba en Sint Maarten. Deze leden hebben tevens opgemerkt dat blijkens het jaarplan
de laatste twee van de in totaal acht waldetectieradarsystemen op de benedenwindse
eilanden per 2022 zullen worden vervangen en dat daarmee de vervanging wordt afgerond.
Zij lezen dat in de investeringsramingen echter nog steeds rekening wordt gehouden
met een investering tot en met 2027 van 210.000 euro, terwijl de Walraven op de bovenwindse
eilanden apart is gespecificeerd. Deze leden vragen de Minister hier nader op in te
gaan.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het Jaarplan 2022 voor de Kustwacht
voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribische gebied (hierna ook: «Jaarplan»).
Deze leden stelden eerder vragen over de Nederlandse rol in de activiteiten van de
Kustwacht met betrekking tot de onderscheppingen bij Curaçao en de vermeende mensenrechtenschendingen
die daar plaatsvinden.
In een schriftelijke reactie op de motie van het lid Koekkoek c.s. van 14 oktober
2021 (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 22) schreef het toenmalige kabinet dat voorop staat dat mensenrechten te allen tijde
gerespecteerd en beschermd moeten worden binnen het Koninkrijk. De leden van de Volt-fractie
vragen het kabinet hoe het staat met: (i) de gesprekken tussen Nederland en Curaçao
over de wijze waarop de Nederlandse steun rondom de migratie naar Curaçao vanuit Venezuela
kan worden voortgezet, en de concrete resultaten en verbeteringen; (ii) de monitoring
en evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Nederlandse steun en
(iii) de agendering van het thema mensenrechten in de werkgroep motie van het lid
Van Raak c.s.
Deze leden merken op dat een vergelijkbare passage over het beschermen van mensenrechten
in het Jaarplan is opgenomen en dat de Minister daarin aangeeft dat de Kustwacht bij
haar taakuitoefening de fundamentele mensenrechten eerbiedigt. Het blijft deze leden
echter onduidelijk hoe de Kustwacht voornemens is dit voor elkaar te krijgen. Met
betrekking tot het mensenrechtenvraagstuk, hebben de leden van de Volt-fractie daarom
enkele vragen. Zij vragen op welke manier mensenrechten worden besproken in de samenwerking
van de Kustwacht met de partners waarmee wordt samengewerkt. Deze leden vragen op
welke wijze gaat de Nederlandse regering ervoor zorgen dat de mensenrechten beschermd
worden in de bijdrage aan de Kustwacht en welke rechtsmiddelen en procedures er bijvoorbeeld
beschikbaar zijn voor de mensen die worden onderschept door de Kustwacht en of zij
over het bestaan van deze middelen op de hoogte worden gebracht.
Zij vragen of de Minister bereid is om een onafhankelijk onderzoek te laten doen naar
de mensenrechtelijke verplichtingen van de Kustwacht. Zo nee, dan vragen zij waarom
niet. Deze leden vragen of de Minister dan kan aangeven welk mensenrechtelijk kader
volgens haar geldt en in hoeverre de procedures en handelwijzen aan dit kader voldoen,
in het bijzonder met betrekking tot de mogelijkheid voor mensen die bescherming zoeken
om hun rechten uit te oefenen.
De leden van de Volt-fractie lezen dat het Jaarplan irreguliere Venezolanen als illegalen
omschrijft, maar volgens Richtlijn 1.4 van de OHCHR’s Recommended Principles and Guidelines
on Human Rights at International Borders moet die term vermeden worden in wetgeving,
beleid en praktijk. Deze leden vragen of de Minister de mening deelt dat de term illegalen
voor de Venezolaanse migranten in het Caribisch gebied vermeden zou moeten worden.
Zo ja, dan vragen de leden van de Volt-fractie of de Minister bereid is om die term
te veranderen in het beleid en de praktijk van de Kustwacht.