2022D07223 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken bestond bij een aantal fracties de behoefte om aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat enkele vragen en opmerkingen voor te leggen met betrekking tot de geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken ministers verantwoordelijk voor EU Cohesiebeleid van 1 maart 2022 en het verslag Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid van 18 november 2021 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 842).

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Buisman

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda ten behoeve van de informele Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 1 maart 2022. De leden hebben een aantal aanvullende vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Informele Raad Algemene zaken EU Cohesiebeleid. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben de agenda van de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 1 maart 2022 gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.

Geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken ministers verantwoordelijk voor EU Cohesiebeleid van 1 maart 2022

Het achtste cohesieverslag

De leden van de VVD-fractie lezen dat het Franse EU-voorzitterschap aan de hand van het achtste cohesieverslag de voortgang van de implementatie van het cohesiebeleid 2021 – 2027 wil beoordelen. In dit achtste verslag valt te lezen dat het cohesiebeleid effectief lijkt te zijn in het behalen van gestelde doelen maar dat de mate van effectiviteit verschilt per gesteld doel. Zo lijken investeringen in infrastructuur een lager rendement te hebben ten opzichte van bijvoorbeeld investeringen in landbouw, zeker op de lange termijn. Kan het kabinet reflecteren op deze conclusie, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Kan het kabinet voorts aangeven of zij nog ruimte en aanleiding ziet om bijvoorbeeld de doelen en de voorwaarden van het cohesiebeleid 2021 – 2027 aan te passen op basis van het achtste cohesieverslag? Kan het kabinet in bredere zin aangeven wat de visie is op het EU-cohesiebeleid en hoe het kabinet zich inzet om ervoor te zorgen dat het EU-cohesiebeleid op de lange termijn toegevoegde waarde houdt en de middelen doelmatig worden besteed. En hoe ziet het kabinet het cohesiebeleid in relatie tot de Recovery and Resilience Facility (RRF)? Hoe voorkomen we dubbelingen en zorgen we voor een versterkend effect, zo vragen deze leden?

Verder vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet ervoor wil zorgen dat kansarme regio’s de komende jaren opwaarts convergeren en de middelen ook daadwerkelijk zorgen voor een duurzame economische groei doormaken en deze niet in een ontwikkelingsval terecht komen?

Op 16 februari 2022 schiep het Europese Hof van Justitie een belangrijk precedent en zorgde er de facto voor dat de EU-lidstaten gekort kunnen worden op de financiering indien zij algemene rechtsstaatregels niet respecteren en handhaven. De leden van de VVD-fractie waren content met deze uitspraak en hechten erg aan een snelle en volwaardige implementatie van het rechtsstaatmechanisme. Kan het kabinet aangeven of en welke effecten dit heeft voor de middelen uit het cohesiefonds en welke mogelijkheden er zijn om binnen het cohesiebeleid 2021–2027 gevolgen aan het niet eerbiedigen van de rechtstaat te verbinden?

Hoewel de effecten van het afgelopen cohesiebeleid 2014–2020 nog niet volledig zichtbaar zijn, vanwege de n+3 regel vragen de leden van de VVD-fractie wat de eerste indrukken zijn van de effecten van het cohesiebeleid op de Nederlandse economie? Is het kabinet tevreden met de afwikkeling van het deze periode en verwacht het dat de gealloceerde middelen uitgegeven kunnen worden? Kan het kabinet hierbij tevens ingaan op de verdeling tussen grote en kleinere bedrijven qua subsidieverdeling en hoe geborgd wordt dat de beschikbare budgetten ook daadwerkelijk bijdragen aan de gestelde doelen, zo vragen deze leden? Is er nog ruimte om de regeldruk bij aanvragen te verlagen aangezien dat nu vaak als belemmering wordt gezien door kleine en innovatieve bedrijven, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De leden van de D66-fractie zien de relevantie van een bespreken over de langetermijnstrategie van het cohesiebeleid tijdens deze informele RAZ Cohesie. Zij delen ook de zorgen van de Europese Commissie, en vragen zich af of het kabinet kan specificeren welke landen in de Europese Unie volgens de Europese Commissie in die development trap dreigen te vallen. Ook vragen deze leden welke signalen er al zijn voor de zogenoemde Geography of Discontent? Welke concrete signalen heeft de Europese Commissie hierover ontvangen? Kan het kabinet in algemene zin een uitgebreide appreciatie geven over het achtste cohesieverslag, zo vragen deze leden?

De leden van de D66-fractie vragen zich af of het kabinet de inzet van Nederland verder kan verduidelijken. Wat betekent het dat Nederland het niet logisch vindt cohesiebeleid nog langer als crisisinstrument in te zetten? Wat betekent dit concreet wat Nederland betreft voor het cohesiebeleid, wat gaat er wat Nederland betreft nu veranderen? En wat betekent dit voor het Recovery and Resilience Facility wat Nederland betreft? De coronapandemie heeft grote economische gevolgen voor de alle Europese lidstaten, en raakt niet alle lidstaten gelijk. Voor lidstaten die minder makkelijk economisch terugveren na de pandemie dient nog wel voldoende aandacht te zijn in het cohesiebeleid. Nederland heeft in de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 (MFK) zich ingezet voor een modern MFK, met ook een modern cohesiebeleid. De leden van de fractie van D66 zijn consequent groot voorstander geweest van het moderniseren van het MFK. Hoe vertaalt die modernisering zich dat in een langetermijnvisie voor het cohesiebeleid? Op welke prioriteiten zal Nederland inzetten na 2027? Tot slot op dit onderwerp vragen deze leden zich af of het kabinet kan toelichten wat precies bedoeld wordt met Europese toegevoegde waarde. Hoe wordt bepaald wat Europese toegevoegde waarde is? Wat zijn hier de criteria voor, zo vragen deze leden?

De leden van de D66-fractie delen de zorg dat lidstaten die stagneren in hun ontwikkeling zich uit onvrede tegen de Europese Unie kunnen keren. Dit aanpakken zit wat de leden van de D66-fractie deels in een eerlijk en effectief cohesiebeleid, maar de leden van de D66-fractie zijn ook van mening dat gevoel van politieke betrokkenheid bij de Europese Unie voor deze lidstaten ook van belang is om het gevoel van onvrede weg te nemen. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Welke oplossingen buiten economische ziet het kabinet om onvrede over de Europese Unie tegen te gaan in landen waar die onvrede dreigt?

De leden van de SP-fractie constateren dat er een achtste cohesieverslag is gemaakt en recent door de Europese Commissie is gepubliceerd waarin de voortgang de afgelopen tien jaar in kaart is gebracht. Hierin wordt aangegeven dat er sprake is van kleinere inkomensverschillen tussen de Europese landen vanwege met name economische groei in het oosten van Europa. Ook wordt aangegeven dat deze convergentie een resultaat is van het cohesiebeleid van de Europese Unie. Wél wordt aangegeven dat de regionale verschillen binnen een land juist wel weer groter zijn geworden. Ook constateren de leden van de SP-fractie dat vervolgstappen een aantal open deuren worden ingetrapt zoals het verkleinen van de ongelijkheid, meer investeren in mensen en het beleid stroomlijnen. Kan het kabinet aangeven wat dit kabinet meeneemt uit deze rapportage, zo vragen de leden van de SP-fractie? Gaat deze rapportage nog effect hebben op plannen voor nationale wetgeving? Wat vindt het kabinet ervan dat de economische verschillen per land kleiner zijn geworden, maar per regio juist groter? Vindt het kabinet het evident dat de verkleinde economische verschillen ook daadwerkelijk resultaat zijn van het cohesiebeleid van de Europese Unie, zo vragen de aan het woord zijnde leden. Kan het kabinet ingaan op de vraag of de verschillen tussen arm en rijk in de landen zelf ook is afgenomen door dit cohesiebeleid, zo vragen deze leden?

De leden van de SP-fractie vinden het ook belangrijk om te kijken naar de uitgaven onder het cohesiebeleid ten aanzien van de effectiviteit hiervan. Dit aangezien het cohesiebeleid de op een-na-grootste uitgavenpost is van de Europese Unie en ook voor de Nederlandse uitgaven. Kan het kabinet ingaan op de stand van zaken in Nederland ten aanzien van het uitgeven van toegewezen middelen onder het cohesiebeleid 2014–2020? Kan het kabinet aangeven of het kabinet de uitgaven aan het cohesiebeleid effectief vindt, zo vragen de leden van de SP-fractie? Vindt het kabinet het rechtvaardig dat ook de rijkere lidstaten aanzienlijke bedragen krijgen uit de cohesiemiddelen die juist bedoeld zijn de verschillen per land te verkleinen? Is het kabinet het met de leden van de SP-fractie eens dat dit vooral het rondpompen van geld is?

Verslag Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid van 18 november 2021 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 842)

De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat het kabinet tijdens deze bijeenkomst het belang heeft benadrukt voor structurele hervormingen middels het cohesiebeleid. Kan het kabinet de leden nader informeren of deze interventie ook daadwerkelijk is opgevolgd en op welke wijze? De leden van de VVD-fractie vroegen al tijdens eerdere besprekingen over het cohesiebeleid aandacht om te kijken of er samenspraak gezocht kon worden tussen verschillende Europese fondsen die hetzelfde doel dienen opdat er dubbele uitgaven gedaan worden. Het kabinet gaf eerder aan deze lijn te steunen, kan het kabinet aangeven of er waarborgen zijn om de synergie tussen EU-instrumenten te garanderen, zo vragen deze leden?

Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor het ESF+ programma en het ook daadwerkelijk inzetten van die middelen in de regio’s waar ze in het bijzonder voor zijn beoogd, de overgangsregio’s. Het ESF+ programma moet immers kansen bieden voor toekomstbestendige werkgelegenheid juist in die regio’s waar de werkgelegenheid achterblijft. Hoe wordt hier invulling aan gegeven nu is gekozen om de verdeelsystematiek van de Participatiewet toe te passen bij de verdeling van het ESF+ budget, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Naar boven