2022D07059 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de brief d.d. 21 december 2021 inzake de beleidsreactie op het Interdepartementaal Beleid Onderzoek Onderwijshuisvesting: «Een vak apart. Een toekomstbestendig onderwijshuisvestingsstelsel» (Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 144).

De fungerend voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

Nr

Vraag

   

1

Onderschrijft u de beleidsreactie van uw ambtsvoorganger? Zo nee, op welke punten bent u een andere mening toegedaan?

2

Wanneer moeten de drie omschreven verbeteringen1 gerealiseerd worden? Kunt u hier een globale tijdsplanning voor geven?

3

In het nieuwe coalitieakkoord worden ambities geformuleerd, zoals kleinere klassen, een rijke schooldag en meer inclusief onderwijs; hoe wordt dit vertaald in de wensen en eisen aan schoolgebouwen en wordt daar ook de benodigde bekostiging voor geleverd? Zo ja, hoeveel geld? Zo niet, hoe gaat u deze ambities dan wel uitvoeren? Binnen welke termijn wilt u deze verschillende ambities gehaald hebben? Kunt u per ambitie (kleinere klassen, rijke schooldag en inclusief onderwijs) een tijdsplan geven?

4

Op welke manier krijgen mensen met een beperking of chronische ziekte (de leerlingen en hun ouders) een rol bij het integraal overzicht van beleidsdoelen en wettelijke kaders?

5

Waarom is schoolhuisvesting niet genoemd in het regeerakkoord? Heeft het prioriteit voor de regering?

6

Voor dit IBO2-rapport zijn er eerder onderzoeken gedaan waaruit bleek dat er flinke investeringen nodig zijn vanuit het Rijk om schoolgebouwen op orde te brengen; hoe is opvolging gegeven aan de conclusies uit eerdere onderzoeken?

7

Hoe neemt u de problematiek van de 150+-gemeenten mee in de verdere uitwerking van het stelsel voor onderwijshuisvesting zodat ook zij kunnen voldoen aan hun onevenredig grote onderwijshuisvestingsvraagstuk?

8

Bent u bekend met de problematiek van de 150+-gemeenten die door de huidige bekostiging per leerling voor onderwijshuisvesting een onevenredig zware last op hun gemeentelijke begroting hebben?

9

Schoolgebouwen hebben verschillende functies, zoals functionaliteit voor goed onderwijs, kansengelijkheid en toegankelijkheid, goed en gezond binnenklimaat en duurzaamheid; in welke mate zijn Nederlandse schoolgebouwen geschikt voor deze functies?

10

Hoeveel tijd wordt er uitgetrokken om de verouderde voorraad aan te pakken, nu er in het IBO wordt benoemd dat er eerst hiermee aan de slag moet worden gegaan teneinde de basis en de aanpak ervan op orde te brengen?

11

Hoe worden maatschappelijke ambities die het nieuwe coalitieakkoord formuleert, zoals kleinere klassen en een rijke schooldag, vertaald in de wensen en eisen ten aanzien van schoolgebouwen en de benodigde bekostiging hiervoor? Welke consequenties verbindt u hier specifiek aan met betrekking tot onderwijshuisvesting met het oog op passend onderwijs en meer inclusief onderwijs?

12

Wat is er bekend over de effecten van een slecht schoolgebouw op de leerprestaties?

13

Is het aannemelijk dat een deel van de personeelsuitval het resultaat is van een slecht schoolgebouw?

14

Hoe is opvolging gegeven aan de conclusies uit eerdere onderzoeken, zoals «Schoolgebouwen primair en voortgezet onderwijs: de praktijk gecheckt» uit 2016 van de Algemene Rekenkamer en «Evaluatie van de materiële instandhouding in het primair onderwijs 2010–2014, De mate waarin de Programma’s van Eisen aansluiten op de actuele situatie en de behoeften van scholen» uit 2017 van Berenschot?

15

Welke planning wordt aangehouden bij het inclusief maken van schoolgebouwen in het funderend onderwijs, zodat die vooruitloopt op de uitvoering van de routekaart naar inclusief onderwijs?

16

Liggen er inclusieve richtlijnen klaar voor nieuwbouw van scholen, zodat deze direct aan alle bouweisen voldoen? Zo ja, wat voor richtlijnen zijn dat? Zo niet, waarom niet?

17

Heeft het tegengaan van uitsluiting van leerlingen met een beperking in het onderwijs net zoveel urgentie als het behalen van gestelde klimaatdoelen, kijkende naar het aanpakken van verouderde gebouwenvoorraad? Zo niet, waarom niet?

18

Hoe komt het dat de kwaliteit van de schoolgebouwen in Nederland achterblijft? Is daar te weinig in geïnvesteerd? Heeft het te weinig prioriteit gehad?

19

Hoeveel is er in schoolgebouwen geïnvesteerd in de afgelopen twintig jaar?

20

Welke stappen werden in het verleden gezet om te komen tot duidelijker inzicht in wettelijke kaders en onderlinge afstemming van de kaders, nu het IBO constateert dat door ten minste zes ministeries3 eisen worden gesteld die betrekking hebben op schoolgebouwen? Zijn er naar aanleiding van het IBO stappen in voorbereiding teneinde de kaders voor schoolbesturen en gemeenten helderder en transparanter te maken?

21

Betekent de opheffing van het investeringsverbod voor schoolbesturen dat het schoolbestuur mag gaan meebetalen aan verantwoordelijkheden van de gemeente en dit dan zal gaan leiden tot nog grotere klassen? Zo nee, waarvan kan het schoolbestuur de investering dan bekostigen?

22

Wat wordt, mede in het licht van het rapport van McKinsey van 2020 «Een verstevigd fundament voor iedereen», de relatie tussen het budget en de verantwoordelijkheden voor onderwijshuisvesting? Zullen investeringen door het schoolbestuur ten koste gaan van de personeelspot?

23

Kunt u aangeven wanneer het moment van openstelling van het wetsvoorstel voor internetconsultatie is voorzien? Worden er ook partijen expliciet door u uitgenodigd voor een consultatie? Zo ja, welke partijen?

24

Kunt u aangeven wat de voorziene datum is voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel Onderwijshuisvesting? Wat is de voorziene datum voor aanbieding van het wetsvoorstel aan de Kamer?

25

Kunt u aangeven welke concrete informatie de handreiking, waaraan nu samen gewerkt wordt met de PO-Raad, VO-raad en VNG4, zal bevatten om besturen inzicht te geven in de financiële ruimte die zij hebben om verantwoord te investeren in huisvesting? Is de voorbereiding van de handreiking al ter hand genomen? Wanneer is de handreiking naar verwachting beschikbaar?

26

Kunt u toelichten wat het programma toekomstbestendige onderwijshuisvesting funderend onderwijs precies inhoudt? Kunt u een overzicht geven van welke informatie in dit programma opgenomen gaat worden? Wanneer zal deze informatie beschikbaar komen?

27

Kunt u aangeven wanneer de evaluatie van de Wet overheveling buitenonderhoud po5 wordt uitgevoerd en naar de Kamer wordt gestuurd?

28

Waarom moet nu nog inzichtelijk gemaakt worden hoe de huidige gebouwenvoorraad ervoor staat en waarom is dit niet meegenomen in dit IBO? Zorgt dit niet opnieuw voor vertraging? In hoeverre is het al in kaart gebracht in het IBO en is het nog nodig?

29

Wat is de actuele planning voor het wetsvoorstel voor verbetering van samenwerking gemeente en schoolbestuur dat naar verwachting medio 2022 aan de Kamer wordt aangeboden?

30

Wat wilt u ondernemen om centrumgemeenten met een groot aantal leerlingen van buiten de stad tegemoet te komen bij de bekostiging van de onderwijshuisvesting?

31

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van deze verkenning naar de ervaren knelpunten in de Suvis6-regeling en wanneer de uitkomsten beschikbaar zijn voor de Kamer?

32

In hoeverre is het energieverbruik van scholen dit jaar veel hoger dan vorige jaren vanwege de hoge gasprijzen? Als het hoger is, krijgen scholen daarvoor compensatie? Is die compensatie genoeg? In hoeverre speelt de slechte ventilatie en het daardoor openzetten van ramen ook een rol in het gestegen energieverbruik?

33

Heeft de term «verouderd», zoals deze wordt gebruikt in het IBO, bij de noodzakelijke aanpak van de verouderde voorraad, betrekking op de staat van het gebouw, of meer op de leeftijd van het gebouw? Duidt dit gebruik erop dat er bij de aanpak vooral naar de leeftijd van de schoolgebouwen moet worden gekeken en niet naar de staat van het gebouw en de bruikbaarheid voor het onderwijs?

34

Kunt u aangeven waarom eerst de huidige gebouwenvoorraad (nog verder) in kaart gebracht moet worden alvorens te starten met een aanpak, terwijl het lijkt alsof dit al gedeeltelijk in kaart is gebracht7? Is het mogelijk om daar waar de gebouwenvoorraad al in kaart is, reeds te starten met de aanpak, dus parallelle trajecten te maken van de nadere inventarisatie van de gebouwenvoorraad waar dit nog niet in kaart is én de aanpak in de praktijk brengen in termen van nieuwbouw, renovatie, onderhoud daar waar de inventarisatie al heeft plaatsgevonden?

35

Lost het centraal regelen van budgetten en verantwoordelijkheden door het geoormerkt ter beschikking stellen van middelen uit het Gemeentefonds en de lumpsum aan gemeenten om het total-cost-of-ownership te versterken, budgetten te stroomlijnen en te zorgen voor eenduidige verantwoordelijkheden, in voldoende mate de huidige problemen op? Zijn er ook mogelijke keerzijden aan deze centralisatie? Zo ja, welke?

36

Wat zijn de voor- en nadelen van het oormerken van budgetten voor huisvesting?

37

Hoe definieert u de term «verouderde voorraad»? Gaat dit om de staat van gebouwen of de leeftijd van gebouwen?

38

Hoeveel tijd wordt er uitgetrokken om de verouderde voorraad aan te pakken? Hoe ziet deze tijdlijn eruit?

39

Hoe wordt de ambitie van inclusief onderwijs vertaald in de wensen en eisen ten aanzien van schoolgebouwen en de benodigde bekostiging hiervoor?

40

Kunt u aangeven wat precies bedoeld wordt met een gebouw dat kwalitatief onder de maat is?

41

Kunt u aangeven of bij deze verouderde gebouwen direct alle gebreken worden aangepakt en hoeveel tijd het gaat kosten om ervoor te zorgen dat deze gebouwen niet meer verouderd zijn?

42

Kunt u aangegeven hoe groot de negatieve invloed van een verouderd schoolgebouw op de leerprestaties van kinderen is?

43

In hoeverre wordt er in de financiering, maar ook in de regelgeving rekening gehouden met de ontwikkeling dat veel scholen niet de enige gebruiker zijn van een schoolgebouw maar er vaak sprake is van een kindcentrum waar kinderopvang en onderwijs samen onder één dak zitten?

44

Hoe verklaart u het verschil tussen het funderend onderwijs, waar schoolgebouwen gemiddeld na 69 jaar worden vervangen en het hoger onderwijs, waar vernieuwingscyclus in gebouwen 15 jaar telt?

45

Kunt u aangeven waar de genoemde 40 jaar levensduur, waar vanuit gegaan wordt, op gebaseerd is? Op welke cijfers of ervaringen?

46

Kunt u aangeven of u wel of niet de intentie heeft om te gaan werken met pilotprojecten rondom de centrale bouwcatalogus, standaardprocessen en contracten, zoals in het IBO Onderwijshuisvesting wordt genoemd?

47

Kunt u toelichten hoe een dergelijke centrale bouwcatalogus zich verhoudt tot de juiste ruimte laten voor lokale invulling van gebouwen, zoals nu al vaak gebouwen worden gebruikt voor de combinatie van school en kinderopvang in een integraal kindcentrum of voor combinaties met bibliotheek, jeugdhulp, zorgfuncties, cultuur of sport?

48

Kunt u aangeven op grond waarvan wordt uitgegaan van een levensduur van 40 jaar en niet van 69 jaar voor schoolgebouwen?

49

Hoe is sinds in 1997 de wettelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting werd overgedragen van het Rijk aan gemeenten, de bijdrage aan het Gemeentefonds, naast de gebruikelijke aanpassing van het accres, voor deze zorgplicht door de jaren heen aangepast aan veranderende wettelijke eisen, zoals bouwbesluit, de extra toegenomen bouwkosten en maatschappelijke opgaven en verwachtingen ten aanzien van onderwijshuisvesting?

50

Hoe vertaalt u het advies in het IBO om eisen aan schoolgebouwen mee te laten bewegen met de bekostiging voor schoolgebouwen en doelstellingen in het coalitieakkoord, zoals het verhogen van de onderwijskwaliteit, vergroten van kansengelijkheid, een goede start voor ieder kind, investeren in leerkrachten, streven naar inclusief onderwijs, toegankelijkheid de norm, een rijke schooldag, klassen verkleinen, bouwen aan een groene toekomst, verduurzaming maatschappelijk vastgoed en meer sporten en bewegen elk naar de bekostiging van schoolbesturen en gemeenten?

51

Wat heeft uw ambtsvoorganger ondernomen met de elementen uit de initiatiefnota Investeringsfonds scholenbouw8, waarover diens ambtsvoorganger nog bij beantwoording van feitelijke vragen9 wist te melden dat het NLII op dat moment gesprekken voerde met institutionele beleggers en andere financiers om financieringsvormen te onderzoeken voor het verbeteren van het leefklimaat en het energieverbruik van schoolgebouwen?

52

Welke budgettaire consequenties verbindt het kabinet aan de constatering dat er voor de onderwijshuisvesting extra investeringen nodig zijn om gebouwen te vervangen, maar ook om deze te verduurzamen?

53

Kunt u aangeven van welk prijspeil is uitgegaan bij de berekening van de extra 21 miljard euro die nodig is om in de periode tot en met 2050 de gehele voorraad te vervangen of naar het gewenste energieneutrale niveau te renoveren?

54

Welke mogelijkheden ziet u om het huidige jaarlijkse vervangingstempo van 1,33 procent van alle schoolgebouwen te verhogen naar 3,33 procent, teneinde op tijd te voldoen aan de klimaatdoelstellingen?

55

Welke rol ziet u voor het Rijk weggelegd in het versneld aanpakken van de verouderde voorraad schoolgebouwen?

56

Betekent het ontbreken van een vermelding van de benodigde 730 miljoen euro in het coalitieakkoord, dat er de komende jaren geen stappen worden gezet? Waarom wordt er in de beleidsreactie alleen gesproken over het benodigde bedrag voor vier jaar, aangezien de opgave veel groter is en van schoolbesturen en gemeenten gevraagd wordt om met het IHP10 afspraken voor 16 jaar te maken?

57

In welke mate zijn Nederlandse schoolgebouwen geschikt voor hun verschillende functies, zoals goed onderwijs, kansengelijkheid en toegankelijkheid, goed en gezond binnenklimaat en duurzaamheid?

58

Kunt u aangeven hoe de berekening van de circa 7% van het gebouwenbestand, zijnde circa 660 gebouwen, tot stand is gekomen (gebaseerd op het bedrag van circa 2,9 miljard euro)? Om welk type gebouwen gaat het dan?

59

Kunt u een inschatting maken van de haalbaarheid van de optie van cofinanciering door de gemeenten als potentiële invulling van de benodigde financiële impuls? Bent u van plan om deze mogelijkheid van cofinanciering door de gemeenten te verkennen en onderdeel te laten zijn van stap 1?

60

Hoe worden de doelstellingen uit het regeerakkoord vertaald naar de bekostiging van schoolbesturen en gemeenten?

61

Kunt u een toelichting geven op de stand van zaken betreffende de uitvoering van de zes genoemde maatregelen die behoren tot de Basis op orde?

62

Kunt u aangeven wat wordt bedoeld met de zin «Afhankelijk van het verplichtende karakter van de catalogus is deze mogelijkheid niet verenigbaar met de beleids- en bestedingsvrijheid van bekostiging via het Gemeentefonds"»?

X Noot
1

1. in kaart brengen hoe de huidige gebouwen eraan toe zijn, 2. budgetten stroomlijnen en 3. Centrale bouwcatalogus: verstevigen kwaliteitsborging en versnellen bouw.

X Noot
2

IBO: interdepartementaal beleidsonderzoek.

X Noot
3

OCW (onderwijshuisvestingsstelsel, Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting po/vo), VWS (toegankelijkheid gebouwen), BZK (utiliteitsbouw en leefbaarheid), SZW (arbeidsomstandigheden en kindvoorzieningen), EZK (energie en duurzaamheid) en IenW (Wet milieubeheer).

X Noot
4

VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

X Noot
5

Po: primair onderwijs.

X Noot
6

Suvis: Specifieke uitkering ventilatie in scholen.

X Noot
7

zie onderzoeken in bijlage 7 IBO huisvesting, sectorale routekaart en programma toekomstbestendige onderwijshuisvesting funderen onderwijs.

X Noot
8

Kamerstuk 32 764, nr. 2.

X Noot
9

Kamerstuk 34 475 VIII, nr. 7.

X Noot
10

IHP: integraal huisvestingsplan.

Naar boven