2022D06153 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de Mededeling betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (COM (2022) 14).

De fungerend voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot

De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de mededeling betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de betreffende beleidsbrieven en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van Richtlijn 2006/1/EG betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissie instemt met het compromis, omdat het aansluit bij de doelstelling van het Commissievoorstel om meer flexibiliteit mogelijk te maken. Deze leden willen weten welke gevolgen dit gaat hebben voor de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Deze leden willen weten of de Minister van mening is dat dit voorstel de concurrentiekracht van Nederland versterkt. Zij zien graag een overzicht met kosten en baten voor het bedrijfsleven tegemoet. Daarnaast willen deze leden weten hoe groot de Minister de kans acht dat deze richtlijn leidt tot minder belastinginkomsten, als de liberalisering van deze markt wordt gebruikt om nationale belastingen op voertuigen te ontwijken.

De leden van de VVD-fractie lezen dat een van de doelstellingen van dit voorstel was rechtszekerheid te verkrijgen voor het gebruik van gehuurde voertuigen in de hele Europese Unie (EU). Deze leden willen weten wat de inschatting is van de Minister ten aanzien van de extra kosten voor handhaving, vanwege een mogelijk effect van de richtlijn op controlemogelijkheden op andere terreinen.

PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister wat zijn inschatting is ten aanzien van de extra kosten voor handhaving.

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister hoe groot hij de kans acht dat er een markt voor verhuur van oudere voertuigen ontstaat, met negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid.

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister al zicht heeft op de gevolgen voor de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven en de kosten en baten voor het bedrijfsleven.

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister al zicht heeft op de mogelijke extra kosten voor uitvoeringsorganisaties. Zo ja, hoe kan de Minister deze kosten gaan beperken dan wel voorkomen?

BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie bekijkt deze richtlijn kritisch, aangezien door middel van dit voorstel «lidstaten niet langer vrij mogen zijn om het gebruik van gehuurde vrachtvoertuigen voor eigen gebruik te beperken». Dit houdt in dat Nederland geen beperkingen mag stellen aan de huur van vrachtwagens uit het buitenland. Het lid vraagt zich af hoe de concurrentiepositie van Nederlandse ondernemingen gewaarborgd blijft met dit voorstel. In veel landen ligt het prijsniveau voor de huur van vrachtvoertuigen lager dan in Nederland het geval is. Het EU-voorstel stelt dat het «geen gevolgen heeft voor de begroting van de Unie», maar rept met geen woord over de gevolgen voor de financieel-economische positie van individuele lidstaten.

Het lid van de BBB-fractie begrijpt dat binnen het concept van Europese vrijhandel een gelijk speelveld voor verhuurders van vrachtvoertuigen passend is. Echter, het lid vraagt welke garantie er geboden wordt dat een voertuig uit een andere lidstaat niet veel vervuilender is dan voertuigen uit Nederland.

Naar boven