2022D05855

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2022

Op verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (d.d. 15 december 2021) reageer ik met deze brief op het pleidooi van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) voor een landelijk verbod op fossiele reclame dat in afschrift aan uw Kamer is aangeboden.

Allereerst wil ik graag mijn waardering uitspreken voor dit initiatief van het NJCM. Het klimaatprobleem en de transitie naar een klimaatneutrale samenleving brengen grote maatschappelijke veranderingen met zich mee. In het overleg met uw Kamer komt vaak de beleidsmatige, technische kant van de transitie aan de orde. Het pleidooi van de NJCM laat zien dat er ook andere perspectieven zijn op de transitie. Deze moeten op een juiste manier worden meegewogen.

Als bewindspersoon voor Klimaat en Energie ben ik verantwoordelijk voor het opstellen, implementeren en monitoren van het Nederlandse klimaatbeleid. Met de instrumenten uit de Klimaatwet, de maatregelen uit het Klimaatakkoord en de plannen uit het Coalitieakkoord heeft het kabinet een robuust pakket in handen om de afgesproken klimaatdoelen binnen bereik te brengen. Dit pakket richt zich nadrukkelijk op álle actoren, zowel burgers, bedrijven als overheden. Dit betekent dat ook fossiele bedrijven, waarop het NJCM-pleidooi gericht is, gebonden zijn aan het klimaatbeleid.

In haar brief beargumenteert het NJCM dat een verbod op reclame voor fossiele brandstoffen (of de producenten daarvan) noodzakelijk is om brandstofgebruik fors terug te dringen en daarmee de klimaatdoelen te realiseren. Dit roept een aantal vraagstukken op. Nog los van de vraag wat de reikwijdte van een verbod op fossiele reclame is of zou moeten zijn, is voor mij van belang dat een reclameverbod inbreuk maakt op de fundamentele rechten en vrijheden die zijn vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het EU-recht.

Ik heb hierboven aangegeven dat het kabinet robuust pakket aan maatregelen en instrumenten in handen heeft om te sturen op de klimaatdoelen. Het invoeren van een verbod op fossiele reclame acht ik niet nodig om de klimaatdoelen te halen. Voorts vind ik, gelet op de genoemde fundamentele rechten, een verbod op fossiele reclame-uitingen ook niet wenselijk.

Tot slot merk ik op dat eenieder die vindt dat een reclame iets beweert wat niet waar is of dat een reclame op een andere manier misleidend of grievend is, het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Reclame Code Commissie.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven