2022D05366 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het fiche: Mededeling EU-Bodemstrategie voor 2030 (Kamerstuk 22 112, nr. 3260).

De fungerend voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot

Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

Inleiding

VVD-fractie

D66-fractie

PVV-fractie

GroenLinks-fractie

Partij voor de Dieren-fractie

ChristenUnie-fractie

SGP-fractie

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij het schriftelijk overleg Fiche: Mededeling EU-Bodemstrategie 2030 en hebben hierover nog enkele vragen/opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de agenda behorend bij het schriftelijk overleg Fiche: Mededeling EU-Bodemstrategie 2030 en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de betreffende beleidsbrief en willen de Staatssecretaris nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de EU-Bodemstrategie en willen de Staatssecretaris nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende fiche over de EU-Bodemstrategie voor 2030 en hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister over de EU-Bodemstrategie voor 2030.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de mededeling EU-Bodemstrategie voor 2030 en het bijbehorende fiche. Zij hebben enkele vragen.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie willen benoemen dat het in de basis een goede zaak is dat de EU-Bodemstrategie van 17 november 2021 (COM (2021) 669) kaders stelt met concrete maatregelen voor de bescherming, het herstel en het duurzaam gebruik van bodems.

De leden van de VVD-fractie zijn positief over de kabinetsappreciatie en onderschrijven de voorkeur voor een flexibel en betaalbaar instrument. De beschreven regulering voor grensoverschrijdende stromen wordt door deze leden gewaardeerd.

De leden van de VVD-fractie lezen in de appreciatie van het kabinet dat het bodembeleid zal worden verankerd in de herziening van de Omgevingswet, en dat het beleid daarbij beweegt naar een bredere aanpak, waarbij de bodemfuncties ten dienste staan van grote maatschappelijke opgaven, zoals klimaatmitigatie en -adaptatie, de circulaire economie en een duurzame landbouw, die onder meer bijdraagt aan voldoende, veilig en gezond voedsel. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier het uitstel van de invoering van de Omgevingswet, zoals aangegeven in de brief van Minister De Jonge van 1 februari 2022 (Kamerstuk 33 118, nr. 210), effect heeft op de invoering van de maatregelen uit de bodemstrategie?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de langetermijndoelstelling voor 2050 is: een netto ruimtebeslag van nul. In een voetnoot wordt aangegeven welke definitie het Europees Milieuagentschap (EEA 2006) voor ruimtebeslag hanteert. Deze leden lezen ook dat de definitie nog verder moet worden uitgewerkt en dat lidstaten worden aangemoedigd om al tegen 2023 ambitieuze doelstellingen vast te stellen om het ruimtebeslag tegen 2030 te verminderen. Nederland kenmerkt zich door een relatief groot bebouwd deel en een relatief klein onbebouwd deel, waardoor ruimte schaars is. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier deze doelstellingen worden vastgesteld voor Nederland en hoe zij daarbij rekening houdt met de schaarse ruimte?

De leden van de VVD-fractie lezen hoe stakeholder LTO Nederland heeft gereageerd op het voorstel. Deze leden vragen de Staatssecretaris daarnaast een brede impactanalyse van deze strategie voor het bedrijfsleven.

De leden van de VVD-fractie krijgen vanuit de samenleving berichten dat de bodem op diverse plaatsen verdroogt, zoals op de hoger gelegen zandgronden in Drenthe, Gelderland, Friesland en Noord-Brabant. Deze leden vragen of de Staatssecretaris aan kan geven op welke manier deze bodemstrategie concreet invulling geeft aan het voorkomen en beheersen van deze verdroging.

In de zomer van 2021 is Nederland getuige geweest van de overstromingen in het Limburgse Geuldal en de Grensmaasvallei. De leden van de VVD-fractie lezen in de EU-Bodemstrategie over middellangetermijndoelstellingen voor 2030 om aangetaste bodems te herstellen, ook wanneer het gaat om aantasting als gevolg van overstroming. Deze leden vragen of de Staatssecretaris aan kan geven in welke mate er sprake is van aantasting als gevolg van overstroming, hoe herstel kan worden vormgegeven en in welke mate er middelen vanuit Europa beschikbaar zijn om daarbij conform de EU-Bodemstrategie in te zetten.

D66-fractie

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de Europese Commissie zich inzet voor een ambitieuze strategie voor bodemgezondheid. De gezondheid van de bodem speelt een cruciale rol in grote opgaves als het opslaan van CO2, het behoud en herstel van de biodiversiteit en het weerbaarder maken van heel Europa voor de effecten van klimaatverandering. Aangezien 70% van de grond in 2020 als ongezond bestempeld kan worden, is het volgens deze leden belangrijk dat Nederland een leidende rol neemt in het garanderen van een hoog ambitieniveau voor deze strategie. Is de Staatssecretaris bereid in het verdere proces rondom deze strategie een aanjager te zijn van ambitie? Hoe wil zij deze rol gaan vormgeven?

Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij de samenhang tussen de bodemstrategie en het coalitieakkoord ziet, waarin ook een centrale rol is weggelegd voor een gezonde bodem in een duurzaam kringlooplandbouwbeleid? Hoe wil zij deze samenhang borgen in de houding van Nederland in Europa en de uiteindelijke uitwerking van het pakket op nationaal niveau? En hoe ziet de Staatssecretaris in het bijzonder de rol van pacht in dit voorstel?

De leden van de D66-fractie constateren dat de Staatssecretaris inzet op een flexibel pakket aan maatregelen dat voldoende ruimte biedt voor de nationale uitwerking van Europese doelen. Kan nader worden toegelicht hoe de Staatssecretaris de flexibiliteit voor zich ziet? Is het bijvoorbeeld haar wens dat het wetgevingsvoorstel‎‎ inzake bodemgezondheid een richtlijn wordt? Hoewel deze leden de notie tot maatwerk steunen gezien de diversiteit aan bodemsoorten en bodemproblematiek, mag dit volgens hen geen vrijblijvendheid opleveren. Hoe gaat de Staatssecretaris borgen dat een flexibele regeling niet leidt tot een afgezwakte en ontwijkbare regeling? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat flexibiliteit in regels niet leidt tot een lage mate van binding van landen aan de regels?

De leden van de D66-fractie zien vanuit het kabinet zorgen over voorgestelde bodemcertificaten, bodemtesten en administratieve lasten. Deze leden vinden het echter van groot belang dat de achterliggende doelen, zoals transparantie en dataverwerving over de staat van de bodem, wel bereikt worden. Zij constateren dat de Staatssecretaris geen voorstander is van het plan om op nationaal niveau gratis bodemtesten te faciliteren. Hoe gaat zij borgen dat er voldoende zicht blijft op de gezondheid van de bodem? Wat stelt zij voor als alternatief voor de bodemcertificaten en gratis bodemtesten? Heeft het kabinet eerder initiatieven gesteund als een bodempaspoort? Wat is de status van dergelijke projecten?

De leden van de D66-fractie zien dat de voorgestelde Europese bodemstrategie overlap zal gaan krijgen met de huidige nationale strategieën. Hoewel zij positief zijn dat dit in het stellen van kaders meegenomen zal worden, zijn zij ook nieuwsgierig naar de effecten voor Nederland. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe de verwachte Europese regels zich verhouden tot onze huidige nationale regels? Kan zij toelichten of verwacht kan worden dat de Europese regels zullen leiden tot bijstelling van onze nationale doelen?

De leden van de D66-fractie constateren dat naar waarschijnlijkheid de bodemstrategie nog niet besproken gaat worden bij de Milieuraad van maart. Kan toegelicht waarom niet? Deze leden lezen dat de publicatie van het wetsvoorstel nu gepland staat voor de eerste helft van 2023. Heeft het niet bespreken van de bodemstrategie bij de Milieuraad van maart nog implicaties voor deze doelstelling volgens de Staatssecretaris? Deze leden willen benadrukken dat zij het voor een tijdige implementatie van de wet van belang achten dat de doelstelling van het naar buiten brengen van een wetsvoorstel in de eerste helft van 2023 ook gehaald wordt. Kan de Staatssecretaris toelichten of zij de mogelijkheid heeft om het halen van deze doelstelling aan te jagen en, zo ja, hoe zij deze mogelijkheid gaat inzetten?

De leden van de D66-fractie constateren dat de Staatssecretaris aangeeft graag economische modellen en overwegingen te betrekken in de bodemstrategie. Deze leden willen benadrukken dat hierbij rekening gehouden dient te worden met de kosten van niets doen. Hierbij dient volgens deze leden niet alleen rekening gehouden te worden met economische of productieve effecten, maar vooral met milieutechnische, gezondheids- en verontreinigingseffecten op de lange termijn. Is de Staatssecretaris het eens met deze leden dat er meer afwegingen spelen dan louter monetaire? Is zij van plan dit in haar pleidooi in de Milieuraad te verwerken?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Commissie overweegt om in de verwachte natuurherstelwet, verwacht op 23 maart 2022, juridisch bindende doelstellingen voor te stellen om de drainage van wetlands te beperken. Zij lezen hierover niets terug in het BNC-fiche. Kan worden toegelicht hoe de Staatssecretaris hiertegenover staat?

De leden van de D66-fractie constateren dat er grote verschillen bestaan in bodemtype tussen het Nederlandse vasteland en de overzeese gebieden. Wat verwacht de Staatssecretaris dat het effect is van de voorgestelde bodemstrategie op de eilanden in het Caribisch gebied?

PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Staatssecretaris om zich zeer terughoudend op te stellen bij het invoeren van nieuwe, complexe EU-regelgeving en dit ook duidelijk te maken aan de Europese Commissie.

De leden van de PVV-fractie maken zich grote zorgen over de regeldruk in het algemeen. Het PFAS-dossier heeft geleerd dat te strenge normen onze economie totaal ontwrichten. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris om regelgeving ten aanzien van bodembeleid niet door te laten slaan in extreme regeldruk en extreme normstellingen.

GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie ondersteunen het hoofddoel uit de strategie dat alle bodemecosystemen in de EU in een gezonde toestand dienen te verkeren in 2050 van harte. Wanneer wordt de definitie van «een gezonde toestand» verder uitgewerkt? Gaat de Staatssecretaris zich ervoor inzetten dat dit begrip scherp gedefinieerd wordt? En gaat zij er daarbij voor zorgen dat er bindende beleidsdoelen worden gesteld waar alle lidstaten zich aan zullen committeren? Deze leden zien graag dat er naar welvaart in brede zin wordt gekeken bij de uitwerking en uitvoering van de voorgestelde bodemstrategie. Gaat de Staatssecretaris dit principe zwaarwegend meenemen bij de verdere uitwerking van de strategie? Zo ja, hoe gaat zij dit doen?

De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven tevens volledig het doel dat bodemverontreiniging overal zal worden teruggedrongen op een manier die niet langer schadelijk is voor de menselijke gezondheid. Zij vinden het echter behoorlijk mager dat dit doel pas voor 2050 wordt gesteld. Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat deze ambitie niet snel genoeg kan worden waargemaakt, aangezien het om gezondheid gaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat zij zich ervoor inzetten om dit doel naar voren te halen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met name zorgen over de vele verontreinigde (voormalige) bedrijventerreinen. In Nederland zijn veel plekken waar de bodem vervuild is vanwege bedrijven of producenten die (vaak niet langer) actief zijn op die locaties. In Nederland hebben deze leden bijvoorbeeld al eerder aandacht gevraagd voor het EMK-terrein in Krimpen aan den IJssel en het voormalige Akzo Nobel-terrein in Deventer. Deze leden vragen of de Staatssecretaris zicht heeft op de schaal van dit probleem op zowel landelijk als Europees niveau.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden de voorgestelde maatregelen van de Europese Commissie met betrekking tot het opzetten van een systeem van bodemgezondheidscertificaten voor grondtransacties interessant. Hiermee zou meer duidelijkheid kunnen ontstaan over de gezondheid van bodems en worden kopers beter geïnformeerd over de staat van de bodem. Het kabinet is terughoudend met betrekking tot het bodemcertificaat, omdat het dan niet mogelijk zou zijn om de kosten op de verkoper te verhalen als de koper geen onderzoek doet. Deze leden vragen waarom de verantwoordelijkheid op dit moment bij de koper ligt en niet de (potentiële) vervuiler. Moet het stelsel op dit punt niet gewijzigd worden, zodat iedere verkoper (met bijvoorbeeld een bodemgezondheidscertificaat) transparant dient te zijn over de kwaliteit van de bodem? Is de Staatssecretaris het in zijn algemeenheid met deze leden eens dat de vervuiler dient te betalen voor de vervuiling die achtergelaten wordt?

Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de visie is dat tegen 2050 alle bodemecosystemen in de EU in een gezonde toestand moeten verkeren, waarbij «gezond» refereert aan een goede chemische, biologische en fysische toestand. Kan nader worden toegelicht wat wordt verstaan onder een goede biologische toestand en welke indicatoren hiervoor gelden? Wat zijn de specifieke doelstellingen voor een gezonde biologische toestand? Staat de Staatssecretaris welwillend tegenover het juridisch bindend maken van deze doelstellingen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat met het huidige kabinetsbeleid meer naar «de bodem als geheel» wordt gekeken en dat de bodem daarin steeds meer wordt beschouwd als leverancier van ecosysteemdiensten. Het beschermen en benutten van de bodem hoort dan ook in balans te zijn. Onder ecosysteemdiensten wordt verstaan dat de natuur allerlei «diensten levert» aan de mens, zoals productie van voedsel en hout of het zuiveren van water. Erkent de Staatssecretaris dat de bodem niet enkel moet worden beschermd omdat deze diensten levert aan de mens, maar dat de gezondheid van de bodem ook belangrijk is los van wat dit de mens oplevert? Wat is de visie van de Staatssecretaris hierop? Hoe gaat zij voorkomen dat het benutten van de bodem de overhand krijgt en bescherming op de tweede plaats komt? Hoe denkt de Staatssecretaris over de afweging tussen beschermen en benutten in het licht van de doelstelling om Nederland natuurinclusief in te richten, waarbij geen schade aan de natuur wordt toegebracht, maar juist waarde wordt toegevoegd?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) vindt dat het kabinet in de Nationale Omgevingsvisie het principe «functie volgt bodem» moet vastleggen. Dit houdt in dat de vitaliteit van de bodem bepalend is voor de functies die er kunnen plaatvinden. Hoe denkt de Staatssecretaris over de gedachte dat functie volgt op bodem in plaats van andersom? En hoe komt dit terug in de bodemstrategie?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de bodem verstoord kan raken wanneer grote stukken bos worden gekapt, en dat andersom de kwaliteit van een bosecosysteem afhangt van de kwaliteit van de bodem. Door vlaktekap kan de hoeveelheid micro-organismen, zoals schimmels en bacteriën, significant achteruitgaan. Als gevolg hiervan verdwijnt het zogenaamde world wide web – mycorrhizaschimmels – vrijwel geheel op de plek waar gekapt is. Mycorrhizaschimmels zijn essentieel voor de toevoer van nutriënten aan bomen. Bij afwezigheid wordt het herstelvermogen en de veerkracht van het bosecosysteem aangetast. Hoe is het belang van mycorrhizaschimmels meegenomen in de bodemstrategie? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat in het belang van de bodem en het bos, natuurbossen niet gekapt mogen worden?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie juichen toe dat de bodemstrategie kwantitatieve doelen stelt voor de reductie van het gebruik van meststoffen en landbouwgif. Daarmee wordt erkend dat deze chemicaliën (zeker in overvloed) schadelijk zijn voor bodems. De Europese Commissie noemt uitdrukkelijk de optie om deze doelstellingen (50% minder nutriëntenverlies, 20% minder gebruik van meststoffen, 50% minder gebruik van – en risico’s door – chemische pesticiden) juridisch bindend te maken. Gezien de positieve effecten die dit zal hebben op bodems, grond- en oppervlaktewater en de biodiversiteit, staan deze leden zeer positief tegenover een dergelijke juridische binding. Deze reductiedoelstellingen kunnen de transitie naar natuur-inclusieve kringlooplandbouw daadwerkelijk initiëren en versnellen. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij vanwege de positieve houding tegenover de bodemstrategie, de reductiedoelstellingen ten aanzien van landbouwgif en nutriënten ook steunt en of zij deze overneemt. Staat de Staatssecretaris ook welwillend tegenover het juridisch bindend maken van deze doelstellingen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat wanneer het over het gebruik en de risico’s van landbouwgif gaat, er voornamelijk gesproken wordt over watervervuiling en niet over bodemvervuiling. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat er wel wettelijke normen zijn voor de hoeveelheid landbouwgif in water, maar niet in bodems? Waarom niet? Erkent de Staatssecretaris dat ook bodemorganismen, die vaak cruciaal zijn voor de bodemvruchtbaarheid, veel schade ondervinden door het gebruik van landbouwgif?1 Is de Staatssecretaris voorstander van het ontwikkelen van milieunormen voor de maximale hoeveelheid landbouwgif in bodems? Zo ja, hoe gaat zij dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat bij het tegengaan van klimaatverandering de organische bodems (waaronder veenweidegebieden, die door ontwatering veel broeikasgassen uitstoten) voor Nederland een relatief belangrijk aspect zijn, omdat Nederland in vergelijking met andere lidstaten veel veengronden heeft. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen? Hoe staat zij tegenover de overweging van de Europese Commissie om juridisch bindende doelen te stellen tegen de drainage van waterrijke gebieden, zoals veenweiden? Deelt de Staatssecretaris het inzicht dat juridisch bindende doelstellingen hard nodig zijn om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen tot slot dat het kabinet terughoudend is met betrekking tot het voorgestelde bodemcertificaat voor de koop en verkoop van terreinen en de gratis bodemtesten op nationaal niveau voor grondbezitters. Deze leden merken op dat de bezwaren tegen deze instrumenten voornamelijk van praktische aard zijn. Ook merken deze leden op dat er momenteel geen landelijk dekkend centraal systeem is waar alle informatie over bodemverontreiniging beschikbaar is. Is de Staatssecretaris het ermee eens dat het belangrijk is dat er inzicht komt in hoe ernstig en op welke plekken de Nederlandse bodem verontreinigd is? Als het kabinet dit niet wil doen via de instrumenten die in dit voorstel van de Europese Commissie staan, hoe wil het kabinet dit inzicht dan bereiken? Welke voorstellen doet de Staatssecretaris hiervoor?

ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de staat van de bodemkwaliteit, -vruchtbaarheid en -ecologie. Zij zouden graag zien dat meer beleid gedacht is vanuit wat de bodem nodig heeft en de bodem daarin centraal gesteld zien. Zij vragen zich af of de Europese Commissie voldoende ruimte biedt aan lidstaten om zo met de door Europa opgelegde kwaliteitsdoelen om te gaan. Neem nitraatbeleid als voorbeeld: dat verwordt onder druk van de Commissie tot mestbeleid en -beheersing, maar vertrekt daarom niet langer vanuit het perspectief van de bodem. Daarnaast lezen deze leden niet terug hoe dit bodembeleid zijn weerslag vindt in bredere vraagstukken rondom extensivering van de landbouw. Strengere milieueisen zonder voldoende steun voor extensivering en een beter verdienmodel voor boeren, bijvoorbeeld via het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zullen betere zorg voor de bodem in de praktijk niet verder brengen.

SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de subsidiariteit van doelstellingen en maatregelen in de EU-Bodemstrategie. Zij delen de toegevoegde waarde van Europese afspraken over een paspoort voor uitgegraven grond en een regelgevingskader voor de certificering van koolstofverwijderingen. Verder hebben zij verschillende vraagtekens bij andere onderdelen van de EU-Bodemstrategie. Deelt de Staatssecretaris de mening dat water en lucht meer beïnvloed worden door verontreiniging over de grenzen van de lidstaten heen dan de bodem? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de toegevoegde waarde van Europese afspraken over een systeem van bodemgezondheidscertificaten beperkt is en nationale systemen in de wielen kan rijden? Deelt de Staatssecretaris de mening dat voor het nemen van maatregelen in wetlands geen Europese afspraken nodig zijn en de toegevoegde waarde ervan beperkt is? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het vaststellen van doelstellingen voor vermindering van het ruimtebeslag een nationale aangelegenheid moet zijn en dat Europese afspraken op dit punt geen toegevoegde waarde hebben? Kan de Staatssecretaris voor de verschillende onderdelen van de EU-Bodemstrategie aangeven hoe zij de subsidiariteit en proportionaliteit, op basis van de nu beschikbare informatie, beoordeelt?

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de voorgestelde aanpassing van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. Deze leden constateren dat enerzijds steeds meer gewasbeschermingsmiddelen verboden worden via de verordening voor toelating van deze middelen op de markt (1107/2009) en dat anderzijds via de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden aangekoerst wordt op verlaging van de milieudruk van de inzet van gewasbeschermingsmiddelen. Deelt de Staatssecretaris de mening dat bij de toelatingsbeoordeling rekening gehouden moet worden met maatregelen die in het spoor van de richtlijn duurzaam gebruik genomen worden en dat voorkomen moet worden dat inzet op geïntegreerde gewasbescherming afgeremd wordt door versmalling van het pakket effectieve beschikbare gewasbeschermingsmiddelen (als terugvaloptie/noodmaatregel)? Deelt de Staatssecretaris de mening dat gewasbeschermingsmiddelen, als er mogelijkheden zijn voor duurzaam gebruik (bijvoorbeeld via zaadcoating), zoveel mogelijk toegelaten moeten blijven? Wil zij zich hiervoor inzetten?

II Reactie van de bewindspersoon

Naar boven