2022D03694 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie over de Kabinetsreactie op de eindevaluatie van The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) over de Nederlandse artikel 100-bijdrage aan de missie EMASoH (Kamerstuk 29 521, nr. 438) van 6 december 2021.

De fungerend voorzitter van de commissie, Wilders

Griffier van de commissie, Westerhoff

Nr

Vraag

1

Welke Europese landen waren aangesloten bij de missie European-led Maritime Awareness in the Strait of Hormuz (EMASoH)?

2

Waaruit bleek dat de Nederlandse bijdrage op grote waardering heeft kunnen rekenen?

3

Wat zijn de voorlopige resultaten van het diplomatieke spoor van EMASoH, gericht op het vergroten van het draagvlak voor de missie in de regio?

4

Daar waar de Senior Civilian Representative (SCR) onder andere als taak had om de regionale dialoog te faciliteren, kunt u aangeven hoe aan die dialoog vorm is gegeven en of daar duurzame relaties uit zijn ontstaan, die tot op heden in stand worden gehouden?

5

Welke gevolgen heeft het diplomatieke spoor ondervonden door COVID-19? Wat waren hiervan de gevolgen? Wat is er gedaan om deze gevolgen te mitigeren?

6

Zullen de problemen binnen de missie die worden gelinkt aan COVID-19, worden geanalyseerd zodat (plotselinge) toekomstige noodsituaties de kwaliteit en veiligheid van missies niet in gevaar kunnen brengen?

7

Daar waar u stelt dat de missie niet tot doel heeft gehad om met Zr. Ms. De Ruyter een afschrikwekkende werking te verwezenlijken, maar wel heeft voorzien in het creëren van een drempelfunctie, kunt u aangeven wat het verschil hiertussen is?

8

Bent u van mening dat er geen afschrikwekkend effect uitgaat van de Zr. Ms. De Ruyter?

9

Op welke datum is de Amerikanen formeel kenbaar gemaakt dat Nederland niet koos voor deelname aan de Amerikaanse missie International Maritime Security Construct (IMSC), maar voor een Europese missie?

10

Op welke datum is de Amerikaanse ambassadeur Hoekstra, die voorafgaand aan de Artikel-100-brief «meermaals» is gebrieft, onmiskenbaar duidelijk gemaakt dat Nederland niet zou deelnemen aan de Amerikaanse missie (IMSC), maar koos voor deelname aan een Europese missie?

11

Zal in de nieuwe formuleringen van toekomstige missiedoelstellingen de discrepantie tussen het belang van zelfverdediging, de-escalatie en diplomatie, zoals aangegeven in het HCSS-rapport, worden meegenomen en opgelost?

12

Kunt u toelichten hoe in geval van uiterste escalatie uitgegaan kon worden van NAVO-partnersteun?

13

Is er contact gezocht met Nederland of het commando van het fregat door de VS of het VK op het moment dat schepen van die beide landen op een assertieve manier werden benaderd door Iran?

14

Welke kansen ziet u in het feit dat Nederlandse en Franse schepen voorlopig vriendelijker en minder assertief door Iran worden benaderd in vergelijking met de benadering van schepen van het VK en de VS?

15

Wat zijn de exacte redenen waarom de planmatige 10-1-2 afdekking bij maritieme operaties zoals de missie EMASoH niet uitvoerbaar is?

16

Op welke manier zou de planmatige 10-1-2 afdekking bij maritieme operaties zoals de missie EMASoH toch uitvoerbaar worden?

17

Daar waar tijdens de missie is gebleken dat Iran onderscheid maakte tussen IMSC en EMASoH, kon daar voorafgaand aan de missie ook vanuit worden gegaan? Waar baseerde u zich bij deze inschatting op?

18

Hoe verklaart u het verschil tussen enerzijds de conclusie dat het risico op fouten en misperceptie significant toenam en anderzijds de (lage) dreigingsanalyse?

19

Hoe verklaart u het verschil tussen de conclusie dat Nederland ervanuit ging een wijziging in Iraanse intenties vooraf waar te kunnen nemen, en uw standpunt dat dit onjuist is?

20

Hoe kan de veilige toenadering van Nederlandse schepen worden gegarandeerd wanneer er beperkt contact is tussen Nederland en andere partijen en wanneer een geopolitieke situatie onzekerder blijkt te zijn dan in de originele risicoanalyse?

21

Hoe kan het delen van informatie tussen bondgenoten worden gegarandeerd onafhankelijk van bilaterale betrekkingen? Zouden hoofdkantoren hier een sterkere rol in kunnen spelen? Is hiervoor meer diplomatieke inzet nodig?

22

Hadden andere leden van de EMASoH-missie wel beter contact met de Amerikanen en deelden zij wel informatie?

23

Hoe verklaart u het verschil tussen de conclusie van het rapport dat er geen goede samenwerking was met de VS, en de eigen verklaring dat deze goede samenwerking er wel was?

24

Kunt u verdere toelichting geven op de conclusie van het rapport dat er zonder steun van de VS geen goede Europees geleide missie plaats kan vinden? Bent u van mening dat dit problematisch is? Bent u voornemens hier iets aan te doen?

25

Op welke manier denkt u gestructureerde vormen van het delen van waarnemingen en informatie met de VS met betrekking tot EMASoH in de toekomst wel te realiseren?

26

Bent u van mening dat, daar waar er op tactisch niveau in de loop der tijd wel toegang werd verkregen tot informatie en waarnemingen van IMSC en er ook op andere logistieke vlakken nauwer werd samengewerkt tussen EMASoH en IMSC, in het licht van de spanningen tussen de VS en Iran de dreiging voor de Nederlandse missie verhoogd werd toen de samenwerking met de Amerikaanse missie toenam?

27

Kunt u het volgende verder toelichten: «De risico’s met betrekking tot de medische keten zijn vooraf geïdentificeerd en waar mogelijk gemitigeerd»?

28

Zouden hoofdkantoren en diplomatiek personeel sterker kunnen worden ingezet om medische garanties voor personeel te creëren voordat een missie wordt gestart?

29

Is er door afhankelijk te zijn van het Franse netwerk voor de medische keten, te veel risico genomen?

30

Is er, door de missie door te zetten tijdens de COVID-19 uitbraak, en de daarop volgende terughoudendheid van ziekenhuizen, te veel risico genomen?

31

Op welke manier denkt u de tweedelijnszorg in het operatiegebied van de EMASoH-missie precies te verbeteren?

32

Waarom had Defensie naast de COVID-19 pandemie moeite met het verkrijgen van de diplomatieke goedkeuring voor toegang tot de Golfstaten wat betreft tweedelijnszorg in het operatiegebied?

33

Waarom is er in het operatieplan van EMASoH aangegeven dat medische ondersteuning een nationale verantwoordelijkheid is, zeker in het achterhoofd houdend dat Frankrijk goede en lang lopende militaire contacten in de Golfregio heeft?

34

Hoe verklaart u het verschil tussen de conclusie van het rapport dat het diplomatieke spoor een politieke wens is die door Frankrijk niet gedeeld werd, en uw opvatting dat die conclusie niet juist is?

35

Wat zijn de precieze overwegingen geweest achter het besluit om de Senior Civilian Representative voor een periode van zes maanden te benoemen?

36

Daar waar u achteraf erkent dat een benoeming van zes maanden van een Senior Civilian Representative te kort is geweest om het diplomatieke spoor van de grond te krijgen, wat was de inschatting vooraf?

37

Welke exacte geopolitieke implicaties van de deelname aan de EMASoH-missie en de keuze van het operationele kader hadden beter beschreven kunnen worden in de Artikel-100-brief?

38

Waarom is Nederland niet op alle niveaus van de commandostructuur van de EMASoH-missie vertegenwoordigd?

39

Wat zijn de specifieke nadelen dat Nederland niet op alle niveaus van de commandostructuur van de EMASoH-missie is vertegenwoordigd?

40

Bent u van mening dat een snellere procedure voor de missie-ontplooiing de missie ten goede was gekomen? Zo ja, hoe zou die procedure versneld kunnen worden?

41

Klopt het dat de VS – los van de vraag of Nederland dit formeel of informeel te kennen is gegeven – officieel geen tactische informatie met Nederland deelde? Zo ja, was dit inderdaad vanwege «de wijze waarop Nederland zich van het IMSC had afgekeerd en de wijze waarop dit werd verwoord in de Artikel-100-brief»?

42

Blijft u, in tegenstelling tot wat in de eindevaluatie staat, bij uw standpunt dat de VS formeel helemaal niet weigerde deconflictie en tactische informatie met Nederland te delen? Zo ja, hoe verklaart u het verschil met hetgeen staat in de eindconclusie van de evaluatie? Presenteert het HCSS dan onjuistheden?

Naar boven