2022D02966 INBRENG VERSLAG SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brief van 13 december 2021 inzake het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, het Besluit toevoeging mediation en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanpassing van de vergoedingen van rechtsbijstandverleners en mediators. (Kamerstuk 31 753, nr. 247)

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels

INHOUDSOPGAVE

blz.

       

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

1.

Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie

2

 

2.

Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie

2

 

3.

Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie

2

 

4.

Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie

5

 

5.

Vragen en opmerkingen vanuit de Volt-fractie

5

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit van 13 december 2021 houdende wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, het Besluit toevoeging mediation en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanpassing van de vergoedingen van rechtsbijstandverleners en mediators (hierna: het ontwerpbesluit). Zij hebben nog een enkele vraag.

Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie lezen dat uit de nieuwe berekening blijkt dat de kosten voor het uitvoeren van scenario 1 van de Commissie Van der Meer geen 154 miljoen euro maar 126 miljoen euro per jaar bedragen. Is bij deze berekening ook rekening gehouden met eventuele besparingen die de stelselherziening rechtsbijstand op termijn zal opleveren? Wanneer kan de Kamer een volgende rapportage verwachten over de stelselherziening?

2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Deze leden verwelkomen het streven naar adequate vergoedingen voor rechtsbijstandverleners en de bijdrage aan een stelsel dat toegang tot het recht voor iedereen waarborgt. Deze leden hebben nog enkele vragen.

Asiel

De leden van de D66-fractie lezen dat met de wijzigingen in dit besluit wordt aangesloten bij de wijziging van de asielprocedure per 26 juni 2021. Deze leden vragen of juist vanwege de kortere asielprocedure, waarbij in sommige gevallen mag worden afgeweken van de rust- en voorbereidingstijd, het niet juist extra belangrijk is voldoende rechtsbijstand te bieden, en of het in dit kader wel verstandig is de toelages voor rechtsbijstand op dit punt te beperken. Voorts vragen deze leden een toelichting op de vraag of deze voorgenomen wijziging in lijn is met de Europese procedurerichtlijn.

3. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie

De leden van de SP-fractie verwelkomen het voorstel van de Minister voor Rechtsbescherming. Deze leden hebben zich al jaren ingespannen voor het verwezenlijken van scenario 1 van de Commissie Van der Meer. Zij onderstrepen de constatering dat de sociaal advocatuur al jaren te maken heeft gehad met leegloop en dat sociaal advocaten massaal kenbaar maakten dat zij worstelden met te lage tarieven. Met dit ontwerpbesluit komt een einde aan deze jarenlange politieke strijd. Dit biedt de sociaal advocatuur weer hoop voor de toekomst, al blijven nog enkele onzekerheden bestaan en moet nog blijken of dit geld voldoende zal zijn.

Hoofdlijnen van de wijzigingen in het Bvr en het Btm

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen van de Minister om af te wijken van de Commissie Van der Meer. Het gaat dan om de procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het Hof van Justitie (HvJ) en andere internationale gremia die niet langer als adviestoevoeging maar als procedurevergoedingen worden toegevoegd. Daarnaast gaat het om een reeks asielprocedures, het personen- en familierecht en mediation. De leden van de SP-fractie hebben daar nog vele vragen over omdat, ondanks het uitvoeren van scenario 1 van de Commissie Van der Meer, de vergoedingen op enkele specifieke plekken toch lijken te blijven knellen.

Deze leden horen ook graag hoe de Minister de diverse rechtsbijstandsverleners bij het tot stand komen van het besluit heeft betrokken. Als laatste algemene opmerking vragen deze leden de Minister of hij de mening deelt dat het hoog tijd is voor een nieuwe herijking van het aantal punten. Zo nee, waarom niet?

Asiel

De leden van de SP-fractie hebben diverse vragen over de wijzigingen in het asielrecht. Om te beginnen geven deze leden aan dat zij diverse signalen van asieladvocaten hebben ontvangen dat 2 punten voor het indienen van een zienswijze onvoldoende is.

Dan over de keuze van de Minister bij herhaalde asielaanvragen een ander aantal punttarieven toe te kennen dan bij de eerste aanvraag. Waarom moeten de rechtsbijstandsleners worden gestimuleerd een verdergaande afweging te maken of zij een vervolgaanvraag in willen dienen? Hoe meent de Minister toch te waarborgen dat er voldoende asieladvocaten beschikbaar blijven? Kan de Minister reageren op de reactie van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) die dit stelsel onrechtvaardig noemt? Wat is de reactie van de Minister op de constatering van de NOvA dat onder het huidige stelsel bij de behandeling van een herhaalde aanvraag de werkzaamheden grotendeels overeenkomen met de eerste asielprocedure?

De leden van de SP-fractie willen ook stilstaan bij toekennen van gedeeltelijke vergoedingen bij een afwijzing van een aanvraag. Kan de Minister ingaan op zijn keuze met no cure, less fee te werken? Wat is de reactie van de Minister op het voorstel van de NOvA bij een ongefundeerde herhaalde aanvraag de vergoeding naar 2 of 5 punten te verlagen, maar de vergoeding voor een inhoudelijke afwijzing op grond van art. 30a of 30b, Vreemdelingenwet 2000, gelijk te trekken met die van een inwilliging?

Kan de Minister reageren op de reactie van de NOvA dat het aantal punten voor de werkzaamheden onder zaakcodes A59 en A60 verhoogd zou moeten worden om tot een rechtvaardige vergoeding te komen voor asieladvocaten? Wat is de reactie van de Minister op het feit dat er (te) grote verschillen worden gecreëerd tussen het eerste verhoor en het aanvullend gehoor en de eerste en tweede zienswijze? Hoe kijkt de Minister aan tegen het voorstel van de NOvA om alle werkzaamheden die voortkomen uit een Verlengde asielprocedure (VA)-zending een toeslag toe te kennen van 2,5 punt? Waarom wil de regering extra zittingen op de rechtbank niet vergoeden?

Aansluitend daarop zijn de leden ook benieuwd naar de reactie van de Minister op de constatering van de Vereniging Asieladvocaten & Juristen Nederland (VAJN) dat er geen punten worden toegekend voor het bijwonen van een verhoor en dat dit wel tot een toeslag zou moeten leiden. Waarom wordt geen extra vergoeding betaald wanneer gezinsleden apart worden gehoord? Wat is de reactie van de Minister op de constatering van de NOvA dat gehoren steeds uitgebreider worden?

Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar het probleem dat de VAJN aankaart dat wanneer het beroep op het laatste moment door de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) wordt ingetrokken er al veel werkzaamheden zijn verricht door de advocaat. De VAJN constateert dat de IND namelijk regelmatig het beroep erg laat intrekt waardoor het verweerschrift al is ingediend en de vreemdeling is voorbereid voor een zitting. Hoe kijkt de Minister ernaar om in dergelijke gevallen toch een fatsoenlijke vergoeding te betalen vanwege de daadwerkelijk verrichtte werkzaamheden ondanks het intrekken van het beroep?

Als laatste zijn de leden van de SP-fractie erg benieuwd naar de administratieve kosten. Klopt het dat rechtsbijstand bij de aanvraag van een verblijfsvergunning is uitgezonderd van de vaste vergoeding van 21 euro per toevoeging? Waarom is dat zo, en vindt de Minister dit nog altijd gerechtvaardigd en is de Minister bereid hiernaar te kijken? Waarom worden de kosten van een aangetekende verzending van relevante origine stukken naar de IND niet vergoed? Graag ontvangen voornoemde leden een reactie van de Minister op dit punt.

(Echt)scheidingen

De leden van de SP-fractie hebben ook nog een vraag over het personen- en familierecht. Kan de Minister toelichten waarom met dit voorstel voldoende rekening zou worden gehouden met het opstellen van ouderschapsplannen of alimentatie berekeningen?

Mediation

De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de vergoedingen voor mediation naar aanleiding van de consultatie van de NOvA. De NOvA constateert dat op de lange termijn een afhechtingstoeslag goedkoper is dan het voorstel van de Minister. Kan de Minister hierop reageren?

Financiële gevolgen

De leden van de SP-fractie hebben nog enkele vragen over de financiële gevolgen. Volgens de Minister zijn de structurele kosten van dit ontwerpbesluit niet 154 miljoen euro, maar 126 miljoen euro. De afgelopen jaren is echter sprake geweest van onderuitputting doordat er minder toevoegingen zijn afgegeven dan begroot. Wat gaat de regering doen met het budget dat eventueel over is wanneer ook in 2022 sprake is van onderuitputting? Wordt in het verlengde van het bovenstaande al onderzocht waarom het aantal toevoegingen de afgelopen jaren is afgenomen? Zo nee, waarom niet?

Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar de Subsidieregeling beroepsopleiding sociaal advocaten. Signalen bereiken deze leden dat het subsidieplafond al eind 2021 zou zijn bereikt. Kan de Minister dit bevestigen? Is de regering bereid extra geld beschikbaar te stellen om voor voldoende aanwas van nieuwe sociaal advocaten te zorgen? Zo nee, waarom niet?

4. Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van voorliggend ontwerpbesluit. Zij zijn verheugd dat met de aanpassingen van het besluit de vergoedingen voor rechtsbijstandsverleners nu grotendeels langs de lijnen zoals die door de Commissie Van der Meer zijn voorgesteld worden doorgevoerd. Daarmee worden die vergoedingen in lijn gebracht met de daadwerkelijke tijdsbesteding van de betrokken rechtsbijstandsverleners. Daarmee wordt naar de mening van deze leden ook de toegankelijkheid tot het recht voor de groep die aanspraak moet maken op gesubsidieerde rechtsbijstand verbeterd. Op met name een punt hebben de aan het woord zijnde leden echter vragen, namelijk ten aanzien van de vergoedingen in het asiel en vreemdelingenrecht.

Asiel

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de NOvA. Deze leden delen de zorgen van de NOvA dat de voorgestelde vergoeding voor asielzaken niet meer in verhouding komt te staan tot de te verrichten werkzaamheden. Een gevolg daarvan kan mede zijn dat advocaten niet langer de benodigde tijd aan een asielzaak kunnen besteden en dat de rechtzoekenden moeilijker een advocaat zullen kunnen vinden die hen aan (goede) rechtsbijstand kan helpen. Hierdoor komt de toegankelijkheid tot het recht voor deze groep onder druk te staan. Kan de Minister hier naar aanleiding van het genoemde advies van de NOvA nader op ingaan?

5. Vragen en opmerkingen vanuit de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Deze leden moedigen de inspanningen van de Minister om de vergoedingen voor rechtsbijstandverleners te verbeteren aan. Zij hebben nog wel vragen met betrekking tot het ontwerpbesluit.

Gesubsidieerde rechtsbijstand

De leden van de Volt-fractie begrijpen dat het ontwerpbesluit nog door het vorige kabinet is voorbereid. Met een nieuw kabinet en een nieuw akkoord, vragen zij hoe het ontwerpbesluit zich verhoudt tot de plannen uiteengezet in het coalitieakkoord. Voldoet het ontwerpbesluit nog aan de ambities die het nieuwe kabinet heeft gesteld met betrekking tot de herziening en versterking van de sociale advocatuur en de gesubsidieerde rechtsbijstand? Zo nee, welke alternatieve plannen heeft de Minister dan?

In het verlengde daarvan vragen de leden van de Volt-fractie de Minister hoe invulling moet worden gegeven aan de substantiële maatschappelijke bijdrage van de gehele advocatuur aan de sociale advocatuur. Hoe zou dit er volgens de Minister concreet uit moeten komen te zien? Het kan niet zo zijn dat de sociale advocatuur (deels) afhankelijk wordt van bijdragen van commerciële kantoren. Het krijgen van rechtsbijstand is een grondrecht. De overheid moet ervoor zorgen dat mensen dat recht daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Deze leden delen wel het standpunt van de Minister dat het een taak is van de gehele beroepsgroep ervoor te zorgen dat toegang tot het recht voor iedereen gegarandeerd wordt.

De leden van de Volt-fractie merken voorts op dat het ontwerpbesluit een verbetering is ten opzichte van de huidige situatie, maar kijken ook verder. De NOvA heeft te kennen gegeven dat de instroom van nieuwe sociaal advocaten daalt en dat zij niet verwacht dat de hogere vergoedingen in dit ontwerpbesluit op korte termijn zullen zorgen voor voldoende middelen om advocaat-stagiaires in dienst te nemen en op te leiden. Dat zorgt op de lange termijn voor een gebrek aan kundige dienstverleners. Dat is zorgelijk.

In dit licht vragen deze leden de Minister in hoeverre met dit ontwerpbesluit rekening is gehouden met afdoende vergoedingen voor de rechtsbijstandverleners om nieuwe mensen op te leiden, naast het verlenen van rechtsbijstand op basis van het puntensysteem. Indien dit niet het geval is, welke alternatieven gaat de Minister dan voorstellen om ervoor te zorgen dat de aanwas van nieuwe rechtsbijstandverleners voldoende wordt geacht?

Asielprocedures

Ten aanzien van asielprocedures geeft de Minister aan dat een aantal wijzigingen wordt gedaan in lijn met het advies van de Commissie Van der Meer. Zo wordt gekozen de standaard toevoeging bij een voorlopige voorziening af te schaffen en deze te vervangen door een toeslag indien de voorlopige voorziening apart van de bodemzaak wordt behandeld. Voornoemde leden begrijpen dat het gezamenlijk behandelen van de zaken ervoor zorgt dat de kosten lager zullen zijn, maar het werk voor de voorlopige voorziening moet alsnog gedaan worden. Kan de Minister toelichten of de resterende vergoeding voor de procedures voldoende is voor de rechtsbijstandverlener om hun werk te doen? Indien dit niet geval is, hoe gaat de Minister dit dan oplossen?

No cure, less fee

In de toelichting bij het ontwerpbesluit schrijft de Minister dat voor rechtsbijstand in het kader van opvolgende verblijfsaanvragen voor bepaalde tijd, indien de aanvraag na een voornemen-respectievelijk bezwaarschriftprocedure is afgewezen, een lagere vergoeding wordt toegekend dan bij inwilliging van de opvolgende aanvraag. Het doel van het zogeheten no cure, less fee systeem is om de rechtsbijstandverlener te stimuleren bij vervolgaanvragen een verdergaande afweging te maken om zo het aantal vervolgaanvragen te beperken. Daarnaast geeft de Minister aan dat hij de aanbeveling van de Commissie Van der Meer om in het geval van opvolgende aanvragen voor een asielvergunning of reguliere verblijfsvergunning, bij een gegrond beroep of hoger beroep de vergoedingen in de voorgaande fase te corrigeren met een herstelbetaling van het aantal punten dat de rechtsbijstandverlener door de afwijzing in eerste aanleg of beroep is misgelopen door de halvering van de vergoeding in no cure, less fee zaken.

Nog los van het feit dat hierbij de suggestie wordt gewekt dat rechtsbijstandverleners de prikkel zouden voelen om door te procederen met andere belangen dan het belang van hun cliënt, wat de leden van de Volt-fractie een onjuiste aanname achten en niet in lijn met de belangrijke functie die zij vervullen in de rechtsstaat, vragen zij hoe dit systeem zich verhoudt tot het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47 Handvest van de Grondrechten van de EU, artikel 13 EVRM) en het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM en artikel 18 Grondwet). Werpt dit niet, al dan niet onbedoeld, een drempel op voor mensen een geldige verblijfsstatus te krijgen? Werpt dit geen drempel op voor mensen om gebruik te maken van hun reguliere rechtsmiddelen om in beroep en hoger beroep te gaan? In het geval dat de voorgaande vragen positief beantwoord (kunnen) worden, hoe gaat de Minister deze drempels dan wegnemen en/of voorkomen dat zij voorkomen?

Verhouding tot hoger recht

De Minister schrijft dat de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet in de weg staan aan de wijzigingen in het bestaand stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand die met het ontwerpbesluit worden beoogd. Dat wordt onderbouwd met de stelling dat de wijzigingen zien op een verbetering van de vergoedingen, hetgeen bijdraagt aan laagdrempelige toegang tot het recht doordat zo voldoende rechtsbijstandverleners actief blijven binnen het stelsel. Daar zitten enkele aannames in. Kan de Minister toelichten op basis waarvan aangenomen kan worden dat op basis van dit ontwerpbesluit meer rechtsbijstandverleners actief blijven binnen het stelsel? Kan de Minister toelichten op basis waarvan geconcludeerd is dat het huidige stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand volledig voldoet aan de Grondwet en het EVRM, waardoor het stelsel met dit nieuwe besluit daar ook aan zal voldoen? Op basis van welke onderbouwing kan die conclusie worden getrokken?

Naar boven