2022D01980 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de Geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 31 januari en 1 februari (Kamerstuk 21 501-30, nr. 544) en het Verslag Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 november 2021 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 544).

De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan

De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     

II

Antwoord/Reactie van de Minister

4

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda ten behoeve van de Informele Raad voor Concurrentievermogen/Interne Markt en Industrie en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie onderstrepen de visie dat de coronacrisis de economische afhankelijkheid van Europa heeft aangetoond en in het bijzonder wanneer het gaat om kritieke grondstoffen en (half)producten en deze leden achten het dan ook positief dat de Europese Commissie in oktober 2020 het Critical Raw Material Action Plan heeft gelanceerd. Met name vanwege de open economie van Nederland zien deze leden het belang in van een dergelijk plan voor Nederland en breder voor de Europese Unie om ook in de toekomst te kunnen voldoen aan de vraag van grondstoffen en (half)producten en om uiteindelijk het publieke belang te kunnen blijven borgen. Om welke dertig kritieke grondstoffen die het actieplan heeft geïdentificeerd, gaat het? Kan de Minister toelichten op basis van welke (probleem)analyse deze lijst is samengesteld? Op welke wijze beoogt dit actieplan de onafhankelijkheid van deze kritieke grondstoffen te bevorderen? Ziet de Minister een specifieke rol voor Nederland voor het uitvoeren van dit actieplan? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie wijzen op het feit dat Nederland verschillende innovatieve ecosystemen kent, waar hoogwaardige producten worden geproduceerd. In hoeverre ziet de Minister binnen deze ecosystemen ongewenste afhankelijkheid van cruciale grondstoffen en goederen? Ziet de Minister hiervoor ook oplossingsrichtingen naast een actieplan van de Europese Commissie?

De leden van de VVD-fractie vragen in brede zin of de Minister kan aangeven welke verwachtingen zij heeft van het Franse voorzitterschap van de Europese Unie (EU), in het bijzonder waar het gaat om het bevorderen van de strategische autonomie van Europa. Welke kansen ziet de Minister voor de Nederlandse industrie, nu het Franse voorzitterschap de rol van Important Projects of Common European Interest (IPCEI) benadrukt. Hoe zorgt de Minister ervoor dat het Nederlandse bedrijfsleven de voordelen van participatie in de IPCEI volop kan gaan benutten?

De leden van de VVD-fractie willen tevens wijzen op het belang van strategische onafhankelijkheid en specifiek de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen in het kader van de groene transitie waar de EU en specifiek Nederland voor staat. Deze leden achten het positief dat het kabinet ook hier specifiek aandacht voor wil vragen tijdens de Raad voor Concurrentievermogen om deze transitie ook te kunnen laten slagen. In het licht van de huidige inspanningen die Nederland nu al levert om onze economie te verduurzamen, heeft u zicht op bepaalde kritieke grondstoffen die nodig zijn voor de Nederlandse transitie, maar waarvan de levering door afhankelijkheden mogelijk op korte termijn al in gevaar kan komen? Zo ja, om welke grondstoffen gaat het mogelijk en aan welke alternatieven of oplossingen denkt u? Ziet u mogelijkheden om meer in te zetten op circulariteit rondom desbetreffende grondstoffen, ook naar aanleiding van de opgedane ervaringen met het Uitvoeringsprogramma Circulaire economie? Zo ja, welke?

De leden van de VVD-fractie lezen dat kernenergie bij de verduurzaming van de Europese industrie volgens het Frans EU-voorzitterschap een majeure bijdrage zal leveren aan het behalen van de doelen voor emissiereductie en een grotere onafhankelijkheid op het gebied van energie en zelfvoorziening zal creëren. Begin maart 2022 zal hierover een ministeriële conferentie plaatshebben. Wanneer zal de Minister de Kamer informeren over de inzet van Nederland en kan zij aangeven welke ontwikkelingen zij op dit vlak in Europa ziet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken behorende bij het schriftelijk overleg over deze informele Raad voor Concurrentievermogen. Deze leden wensen de Minister veel succes bij haar eerste Raad van Concurrentievermogen op het terrein van de interne markt en industrie.

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat dit ook de eerste informele Raad van Concurrentievermogen is op het terrein van de interne markt en industrie onder Frans EU-voorzitterschap. Deze leden vragen de Minister dan ook naar de kabinetsverwachtingen van het Franse EU-voorzitterschap. Waar ziet de Minister kansen voor Nederland binnen de agenda van strategische autonomie? In het coalitieakkoord wordt specifiek gewezen op het inzetten op open strategische autonomie van de EU, onder andere in relatie tot innovatie, industriepolitiek en digitalisering. Op welke manier wil de Minister hier invulling aan geven en hoe past dit bij de agenda van het Franse EU-voorzitterschap?

De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat de Minister verwacht dat deze Raad zal gaan over leveringszekerheid van kritieke grondstoffen. Zijn er specifieke kritieke grondstoffen voor Nederland en de Nederlandse industrie, waarvoor het belangrijk is dat er Europees wordt opgetrokken om de leveringszekerheid te waarborgen? Zo ja, welke grondstoffen zijn dit? En in welke sectoren speelt dit? Is de Minister in gesprek met de Nederlandse industrie over welke grondstoffen zij nu of in de toekomst verwacht als kritiek? Zo ja, wordt in deze gesprekken ook specifiek het midden- en kleinbedrijf meegenomen? Zijn er ook elementen waarin Nederland juist sterk afwijkt van andere Europese landen?

De leden van de D66-fractie ondersteunen de behoefte van het kabinet om de afhankelijkheden van strategische goederen en grondstoffen te verminderen. Wordt hierin ook gekeken naar kansen voor hergebruik en circulaire economie van deze goederen? Is de Minister van mening dat het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie en het Uitvoeringsprogramma Circulaire Maakindustrie voldoende aanknopingspunten bieden voor de markt, om dit actief op te pakken? Zo nee, wat is er nog meer nodig en welke acties zal de Minister hierop de komende tijd ondernemen?

De Minister schrijft dat er maatwerk nodig is per product en grondstof. Wanneer kunnen de leden van de D66-fractie daar meer informatie over ontvangen? Doelt de Minister hierbij op maatwerk voor alleen de Nederlandse markt of wil zij dit juist Europees regelen?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de duurzame transitie ook kritieke grondstoffen nodig heeft. Welke grondstoffen zijn niet te winnen in de EU? Waar komen deze grondstoffen wel vandaan? Is de verwachting dat er alternatieven voor deze grondstoffen ontwikkeld worden, die wel te winnen zijn in Europa?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat deze informele Raad voor Concurrentievermogen in het teken zal staan van versterking van de strategische autonomie en veerkracht van de EU, specifiek de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen. Zij vinden dit een belangrijk thema. Kan de Minister aangeven of binnen de EU overal hetzelfde gedacht wordt over wat het begrip «strategische autonomie» in moet houden, of dat er verschillen van inzicht bestaan?

De leden van de CDA-fractie brengen in dit kader graag de motie-Amhaouch c.s. over het inventariseren van de gevolgen van de coronacrisis voor sectoren en bedrijven (Kamerstuk 35 420, nr. 389) in herinnering, die de regering verzoekt om samen met het bedrijfsleven een inventarisatie te maken van de omvang van de problematiek van leveranciersproblemen, een tekort aan basismaterialen en hoge grondstoffenprijzen, van de voornaamste sectoren waar het knelt en van mogelijke oplossingen voor zowel de korte als de middellange termijn, en dit onderdeel te laten zijn van de aangekondigde brief over de (maak)industrie, en de Kamer hierover te informeren. Wanneer zal deze motie zijn uitgevoerd en ziet het kabinet met deze leden de urgentie van een spoedige uitvoering?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister verwijst naar het coalitieakkoord van het kabinet-Rutte IV en de ambitie van het kabinet om de afhankelijkheden van strategische goederen en grondstoffen te verminderen en in te zetten in op strategische onafhankelijkheid door onder andere productie van cruciale (half)producten in Europa. Deze leden vragen de Minister wanneer de Kamer de eerste kabinetsvoorstellen hiertoe tegemoet kan zien?

De leden van de CDA-fractie zijn tenslotte benieuwd of de Minister voornemens is om tijdens de gedachtewisseling in de Raad ook de huidige energiediscussie in te brengen. In hoeverre vraagt dit om een Europese aanpak? Welke gedachten heeft de Minister hierover?

II Antwoord/reactie van de Minister

Naar boven