2022D01192 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de Reactie op beleidsdoorlichting LNV-begrotingsartikel 12 «Natuur en biodiversiteit» 2015–2019 (Kamerstuk 31 104, nr. 11).

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Goorden

Nr

Vraag

   

1

Kunt u een overzicht geven van de natuurbeleidsplannen per jaar voor de beleidsdoorlichting?

2

Hoe waarborgt u dat evaluaties in de toekomst van een hogere kwaliteit zullen zijn, daar deze beleidsdoorlichting geen helder beeld geeft van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid?

3

Hoe kan de beleidsdoorlichting meer worden toegespitst op het functioneren van (een deel van) een ecosysteem?

4

Hoe is de komst van nieuwe soorten onderdeel van een goede staat van instandhouding, zoals omschreven in de Vogel- en Habitatrichtlijn?

5

Hoe gaat u de doelmatigheid en doeltreffendheid van natuurbeleid in de toekomst waarborgen?

6

Bent u van plan om naar systeemevaluatie over te stappen? Zo nee, waarom niet?

7

Geeft deze beleidsdoorlichting reden om anders naar het natuurbeleid te gaan kijken?

8

Zou de meetbaarheid (doeltreffendheid) van beleid niet bij elke maatregel op voorhand moeten worden vastgesteld?

9

Zou het bij de monitoring van soorten nuttig kunnen zijn om de impact van de toename van de ene soort op de afname van de andere aan te geven als daar een verband tussen zit, bijvoorbeeld bij predatoren?

10

Kunt u uiteenzetten wat de gevolgen zijn van de decentralisatie van het natuurbeleid voor de effectiviteit van het natuurbeleid en voor uw mogelijkheden om te sturen op de effectiviteit van dat beleid?

11

Kunt u de verantwoordelijkheden en effectiviteit van de centrale en decentrale overheden in een visualisatie weergeven?

12

Kunt u toelichten waarom de beleidsdoorlichting pas in november 2021 is verschenen, terwijl deze zich richt op de periode 2015–2019? Ziet u mogelijkheden om beleidsdoorlichtingen sneller af te ronden, zodat daar eerder lering uit kan worden getrokken?

13

Kunt u de beleidsdoorlichting dit jaar (2022) voor de behandeling van de Najaarsnota uitbreiden voor de jaren 2020 en 2021? Zo nee, waarom niet?

14

In hoeverre ziet u mogelijkheden om in de toekomst samen met de provincies te komen tot een integrale doorlichting van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het natuurbeleid?

15

Kunt u aangeven hoeveel geld er naar natuur is gegaan vanuit de provincies voor 2020 en 2021 en hoeveel geld vanuit de rijksoverheid? Welke resultaten zijn in 2020 en 2021 behaald?

16

Kunt u een overzicht geven van de meetbare doelen, indicatoren en streefwaarden, graag uitgesplitst voor centraal en provinciaal niveau? Welke indicatoren et cetera worden momenteel ingezet om beleid te monitoren en te evalueren, welke worden toegepast voor decentrale overheden en welke zijn nog in ontwikkeling?

17

Hoe beoogt u de sectoroverstijgende veranderingen te realiseren die volgens de onafhankelijke deskundige nodig zijn voor de transformatie van een niet-duurzame naar een duurzame samenleving? Op welke termijn verwacht u de Kamer nader te kunnen informeren over uw beleidsvoornemens?

18

Kunt u toelichten welke initiatieven binnen uw ministerie zijn ontplooid en nog ontplooid zullen worden om de kwaliteit van evaluaties te verbeteren? Hoe waarborgt u dat u zich in de toekomst kunt baseren op evaluaties van voldoende kwaliteit om tot een onderbouwd oordeel over de doeltreffendheid en doelmatigheid van gevoerd beleid te komen?

19

Is in de beleidsdoorlichting gebruikgemaakt van data uit het Netwerk Ecologische Monitoring en de Nationale Databank Flora en Fauna? Zo nee, waarom niet?

20

Welke mogelijkheid ziet u om de doelmatigheid van de subsidie voor Staatsbosbeheer te evalueren in de toekomst?

21

Wat waren de effecten van de doorgevoerde bezuinigingen op het natuurbeleid op de effectiviteit van het natuurbeleid?

22

Hoe waarborgt u dat het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid leidt tot een bredere en duurzamere benutting van de natuur?

23

Hoe worden nieuwe soorten gemonitord, aangezien de indicatoren zoals genoemd immers vooral gericht zijn op wat er in het verleden was?

24

Hoe gaat u de genoemde incidentsturing voorkomen?

25

Is het ontwikkelen van nieuwe natuur enkel een kwantitatieve doelstelling?

26

Overweegt u om het aandeel beschermde gebieden in Nederland terug te brengen, conform de internationale doelstelling van het VN-Biodiversiteitsverdrag, om zo meer te kunnen focussen op de kwalitatieve doelstellingen?

27

Deelt u de mening van Arcadis dat het huidige landbouwbeleid gericht is op het stimuleren van voedselproductie? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de huidige inzet op sanering?

28

Wat is de invloed van meer bezoekers in natuurgebieden op de staat van instandhouding van deze gebieden?

29

Welke lessen zijn te leren uit het feit dat realisatie van nieuwe natuur via de Natuurschoonwet (NSW) voor de overheid lagere kosten met zich meebrengt dan via het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL)?

30

Kunt u uitleggen waarom intensivering van de landbouw verantwoordelijk gehouden wordt voor vermindering van biodiversiteit in agrarisch gebied, terwijl de landbouw juist minder intensief is geworden en dit al decennia gaande is (denk bijvoorbeeld aan minder mest, minder bestrijdingsmiddelen, vanggewassen, kalenderlandbouw maar ook elk jaar fors minder hectares landbouwgrond)?

31

Wat is er anders aan het huidige beleid dan aan het beleid dat doorgelicht is waardoor de natuurdoelen wel dichterbij komen?

32

Op basis van welke inzichten, onderzoeken en indicatoren blijkt de «te groot geachte rol van de overheid» en waaruit blijkt die doorwerking in de periode 2015–2019?

33

Waarop is de volgende conclusie gebaseerd: «De wijze waarop invulling werd gegeven aan de dubbeldoelstelling natuur en economie kwam in 2019 in de knel met de uitspraak van de Raad van State over het PAS (Raad van State, 2019)?» Hoe ging het met de dubbeldoelstelling voordat de Raad van State zijn uitspraak deed?

34

Op basis waarvan wordt geconstateerd dat de eerdere achteruitgang van biodiversiteit in natuurgebieden tot stilstand is gekomen en kan dit worden gerelateerd aan inspanningen op het gebied van beleid en beheer?

35

Is het mogelijk dat de kwaliteit niet verder achteruitgaat omdat in veel gebieden de bodem bereikt is en de kwaliteit niet zo heel veel verder achteruit kan gaan?

36

Is er onderzoek gedaan naar de natuureffecten van de 750 hectare aangelegde compensatie? Zo ja, wat waren de uitkomsten hiervan? Wat is huidige staat en is het voldoende om de effecten van de Tweede Maasvlakte tegen te gaan? Wie controleert dit? En als dat buiten de scope van de beleidsdoorlichting valt, waarom is dit niet meegenomen?

37

Welke evaluaties zijn gebruikt om de lasten van provincies in kaart te brengen? Hoe wordt beoordeeld of deze evaluaties relevant zijn? Zijn de provinciale natuurrapportages ook gebruikt? Kunnen er op provinciaal niveau wel uitspraken gedaan worden over de effectiviteit van het beleid?

38

Hoe heeft u invloed op de «doeltreffendheid en de doelmatigheid van het provinciale beleid»? Hoe is dit beoordeeld?

39

Kunt u aangeven wat bedoeld wordt met de volgende zin: «LNV heeft als systeemverantwoordelijke de opdracht te werken aan natuurherstel zodat de natuur weer kan floreren, daarbij de economische ontwikkeling van Nederland in acht nemend?» Staat hier dat de natuur moet floreren binnen de kaders van de economische ontwikkeling? Zo nee, op basis van welk afwegingskader wordt er gekozen voor natuur en voor economie?

40

Kunt u aangeven op basis van welke indicatoren gesproken wordt over een positief effect op natuur? Hanteert u inzake biodiversiteit een kader voor begrippen zoals «positief»?

41

Kunt u aangeven hoe ontwikkelingen als klimaatverandering, mobiliteit en ruimtelijke ordening van invloed zijn geweest op het spanningsveld tussen natuurbescherming en economische ontwikkelingen?

42

Welke rol speelt het nemen van hoofdverantwoordelijkheid in het beleid om verdergaande maatschappelijke betrokkenheid te stimuleren, aangezien verdergaande maatschappelijke betrokkenheid een speerpunt is van het natuur- en biodiversiteitsbeleid en de overheid gezien wordt als hoofdverantwoordelijke (Boer & Langers, 2017)? Hoe wordt dit vormgegeven in het beleid?

43

Hoe verhouden de genoemde inspanningen op het gebied van voorlichting, educatie en promotie en het betrekken van maatschappelijke organisaties zich tot de totale inzet van het natuurbeleid? Hoeveel geld gaat er naar het betrekken van maatschappelijke organisaties?

44

Als het inzicht in ontwikkelingen van natuur en biodiversiteit zo goed is, waarom kunnen er dan zo weinig uitspraken gedaan worden over effectiviteit?

45

Wat wordt precies bedoeld met de stelling dat «over de doelmatigheid van beleid bijna niets bekend is», gelet op het feit dat over de doelmatigheid van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) onder andere is gepubliceerd in Nature door Klein et al. en ook over de doelmatigheid van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) veel is gepubliceerd? Is er een literatuurlijst of een methode waar deze stelling op gebaseerd is?

46

Hoe kan het dat die evaluaties neutraal of positief oordelen als de doelen nog (lang) niet gehaald worden, zoals ook blijkt uit de evaluaties?

47

Worden de evaluaties in verband gebracht met de artikel 17-rapportages die Nederland verzorgt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de conclusie?

48

Hoe kan het dat beleid dat over het algemeen als doeltreffend beschouwd wordt niet tot een gunstige staat van instandhouding van onze biodiversiteit leidt?

49

Is er een analyse gemaakt van de effecten van Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN)? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, waarom niet?

50

Kunnen de scores op de effectladder nu al gerelateerd worden aan beschikbare data over verspreiding en trends van soorten en publicaties over die verspreiding en trends? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd en kan dit alsnog worden uitgevoerd?

51

Kunt u aangeven welke en hoeveel fitness checks en publicaties zijn gebruikt en waar deze van afkomstig zijn?

52

Kunt u ten aanzien van de kwaliteit, waarvan gesteld wordt dat die gemiddeld tot stilstand is gekomen, uiteenzetten hoe dit gemiddelde is berekend, op basis van welke soorten, habitattypen en natuurgebieden? Kunt u alsnog uiteenzetten wat de kwaliteit van de natuur in natuurgebieden is, graag per Natura 2000-gebied?

53

Welke indicatoren en data die gemeten worden in het kader van de structurele monitoring van de Nederlandse natuur door onder meer het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zijn gebruikt voor de beleidsdoorlichting? Welke indicatoren en data zijn niet gebruikt? Indien er geen gebruik wordt gemaakt van de structureel gemeten data en indicatoren, waarom zijn deze niet gebruikt bij de beoordeling van de effectiviteit en het (bij)sturen van het natuurbeleid?

54

Deelt u het inzicht dat «de decentralisatie in combinatie met vrijblijvendheid heeft bijgedragen aan incidentsturing en een minder efficiënte realisatie van natuurbeleid»? Zo nee, waarom niet?

55

Is er bij deze evaluatie naast interviews ook gekeken naar de beschikbare data over de kwaliteit van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN)? Zo ja, betrof dit data over nationale kwaliteit of provinciale? Zo nee, waarom niet?

56

Hoe zijn de kwantitatieve landelijke doelstellingen over bijvoorbeeld populaties van zeevogels et cetera verdeeld over de provincies? Wat zijn de uitkomsten van de effectiviteit van de inspanningen van provincies voor het behalen van kwantitatieve landelijke doelstellingen?

57

Op basis van welke data en rapporten wordt gesteld dat er minder resultaat is bij droge ecosystemen? Welke rol hebben de huidige milieucondities voor het uitblijven van resultaat?

58

Kunt u bevestigen dat achteruitgang van soorten en habitattypen niet een doelstelling maar een verplichting is?

59

Kunt u aangeven wat het Natuurpact mist, aangezien er nog een opgave voor de Vogel en Habitatrichtlijn-doelstelling resteert nadat de afspraken uit het Natuurpact gerealiseerd zijn?

60

Kunt u bevestigen dat maar liefst de helft van de beschermde soorten en habitats voor een duurzame instandhouding afhankelijk is van gebieden die niet door een Natura 2000-gebied begrensd zijn, zoals gesteld in Bouwma et al 2009 (Realisatie landelijke doelen Vogel- en Habitatrichtlijn. Een onderzoek naar de noodzaak voor aanvullende beleidsmaatregelen ter realisatie van de landelijke doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn, Alterra-rapport 1835)?

61

Wat zijn de hoofdredenen dat de effectiviteit van gebiedsbescherming in Nederland onvoldoende is?

62

Is er een analyse gemaakt van de effecten van het SNL-beheer? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, waarom niet?

63

Wordt de 250 miljoen voor natuurherstel gebaseerd op een studie of verkenning? Zo ja, op welke? Zo nee, waarop dan wel?

64

Welke referentie wordt gebruikt bij de bezuinigingen en intensiveringen van beleid?

65

Wat houdt de bredere kwaliteitsslag in het stedelijk gebied in? Wat betekent dat voor biodiversiteit? Zijn hiervoor concrete indicatoren?

66

Aan welke (veelal wettelijk verplichte) natuurinclusieve bouweisen refereert u? Welke maatregelen zijn verplicht en welke wilt u stimuleren?

67

Op basis van welke aannames lijkt de theorie plausibel? Wat betekent «lijkt»?

68

Door welke economische ontwikkelingen wordt de afname buiten de natuurgebieden veroorzaakt? Geldt dat dan alleen voor buiten de natuurgebieden?

69

Op basis van welk onderzoek wordt gebaseerd dat natuur een groot draagvlak heeft bij burgers?

70

Als onbekend is hoeveel bedrijven natuurinclusief worden, valt er dan iets te zeggen over de bijdrage aan biodiversiteit?

71

Op basis van welke argumenten «lijkt» de achteruitgang gemiddeld tot stilstand gekomen? Is er nog een trend vast te stellen van achteruitgang of afvlakking? Hoe is het gemiddelde berekend?

72

Op basis van welk onderzoek met welke indicatoren en resultaten «lijkt» het ANLb doeltreffender en doelmatiger te zijn?

73

Hoeveel geld en subsidies zijn er vanaf 1975 tot nu aan weidevogelbeleid besteed? Kunt u dit uitsplitsen voor de periodes: 1975 tot 2001, 2001 tot 2016 en 2016 tot nu? Kunt u per periode aangeven welke maatregelen zijn genomen en/of waar deze genomen zijn, en wat de effectiviteit van de maatregelen is geweest?

74

Op basis van welke data en indicatoren blijkt dat de eigenstandige verantwoordelijkheid van provincies zorgt voor een versterking en duurzame benutting van de landnatuur?

75

Op basis van welke studies wordt geconstateerd dat het door provincies gevoerde beleid een belangrijke rol gespeeld heeft bij het tot stilstand brengen van de achteruitgang van natuurgebieden? Is hierbij gebruikgemaakt van het rapport van Bastmeijer en Van Kreveld (Decentraal natuurbeleid onder de Wet natuurbescherming, 2020)?

76

Op basis van welke data, indicatoren en argumenten lijkt het beleid dat gevoerd is door provincies een belangrijke rol te hebben gespeeld bij het gemiddeld tot stilstand brengen van de achteruitgang van de natuur in natuurgebieden, aangezien dit niet expliciet is onderzocht in deze beleidsdoorlichting?

77

Op basis van welke studies en indicatoren wordt geconcludeerd dat de doeltreffendheid voor het beleid ten aanzien van de grote wateren «betrekkelijk groot was»? Is er bij die studies ook gebruikgemaakt van metingen van de biodiversiteit?

78

Hoe levert voorlichting een belangrijke meerwaarde op voor natuurinclusief bouwen?

79

Kunt u de verschillende domeinen, zoals grote wateren en Caribisch Nederland, apart in een volgende beleidsdoorlichting meenemen? Kunt u aangeven wat de stand van de natuur is in de verschillende domeinen, zoals binnen en buiten natuurgebieden, grote wateren en Caribisch Nederland?

Naar boven