2021D45470 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 23 november 2021 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Financiën over de door de Minister van Buitenlandse Zaken op 29 oktober 2021 toegezonden fiches over het pakket herziening Solvency II:

(Kamerstuk 22 112, nrs. 3236 en 3235).

De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen

Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de fiches met betrekking tot het Pakket herziening Solvency II.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Pakket herziening Solvency II en stellen het kabinet daar nog enkele vragen over.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het Pakket herziening Solvency II. Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de BNC-fiches voor Herziening Richtlijn Solvency II en de Richtlijn herstel en afwikkeling verzekeraars.

De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van de fiches met betrekking tot het Pakket herziening Solvency II.

Herziening richtlijn Solvency II

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet voor een betere verdeling is van kapitaaleisen over de verschillende risico’s die verzekeraars lopen, zodat zij de juiste prikkels ervaren om polishouders optimaal te bedienen en een rol kunnen spelen in de financiering van het Europese bedrijfsleven, ook t.b.v. de klimaatadaptatie en het voorkomen van grote klimaatveranderingen. Dit om het langetermijnperspectief van het verzekeringsbedrijf beter tot zijn recht te laten komen is. De leden lezen dat het kabinet hierbij inzet op een gebalanceerde aanpak. Kan het kabinet specifiek toelichten hoe deze «gebalanceerde aanpak» eruitziet? Ook vragen zij of het kabinet de verwachting van de Europese Commissie onderschrijft dat het voorstel op korte termijn tot meer investeringsruimte leidt bij Nederlandse verzekeraars. Zo ja, welke impactanalyse ligt hieraan ten grondslag en is hierbij een verschil tussen verzekeraars met veelal kortlopende verplichtingen en verzekeraars met langjarige verplichtingen zoals levensverzekeraars?

Verder lezen de leden dat een deel van de lidstaten zich ervoor inzet dat tijdens de onderhandelingen spoedig inzicht ontstaat in het gehele pakket aan voorstellen. Deze lidstaten willen weten wat de impact is van de voorstellen voor de verzekeraars en zullen willen voorkomen dat verzekeraars in brede zin te maken krijgen met een structurele verhoging of verlaging van kapitaalvereisten. Kan het kabinet deze gegevens met de Kamer delen zodra deze beschikbaar zijn? Ook vragen zij het kabinet specifiek welke impact hij verwacht van deze maatregelen bij levensverzekeraars die veelal langjarige verplichtingen op hun balans hebben staan. Is het kabinet bereid hiervan een impactanalyse te maken voor de Nederlandse situatie, aangezien het aantal levensverzekeringen sterk in omvang verschilt tussen lidstaten? Daarnaast vragen zij hoe het kabinet aankijkt tegen het gewenste tempo in de aanpassing naar de nieuwe rentetermijnstructuur van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA). Deelt het kabinet de opvatting dat de rentetermijnstructuur hiermee beter aansluit bij de daadwerkelijke rente, maar ook meer fluctueert? Wat is volgens het kabinet nodig in de overgang hiernaar, zodat verzekeraars voldoende kunnen anticiperen op de afdekking van renterisico’s?

Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet de verbeterde mogelijkheden voor investeringen in bedrijven via longterm equities beoordeeld. Klopt het dat de verbeterde voorwaarden uitsluitend van toepassing zijn op verzekeraars die onder de standaardformule vallen en dat veel grotere verzekeringsmaatschappijen hiermee niet meer ruimte krijgen om in bedrijven te investeren? Deelt het kabinet de mening dat er veel behoefte is aan betere financieringsmogelijkheden voor het Nederlandse mkb en dat betere financieringsmogelijkheden door verzekeraars hieraan kunnen bijdragen? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om ervoor te zorgen dat meer verzekeraars onder de verbeterde voorwaarden voor financiering aan bedrijven vallen?

De leden van de D66-fractie onderschrijven de inzet van de Europese Commissie om de kapitaalvereisten voor verzekeraars niet zwaarder te maken, maar begrijpen dat er een lichte verhoging van de administratieve lasten is voorzien vanwege een kleine uitbreiding van rapportageverplichtingen. Deze leden vragen of deze strengere rapportageverplichtingen tot strengere controles aan de poort kunnen leiden. Kan het kabinet toelichten hoe het ervoor zorgt dat het voor iedereen mogelijk blijft om een verzekering af te sluiten, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie lezen dat uit de evaluatie van de richtlijn Solvency II is gebleken dat deze over het algemeen goed functioneert maar op punten verbeterd kan worden. Deze leden vragen of bij deze evaluatie ook de gevolgen voor Nederlandse zorgverzekeraars zijn meegenomen. Hoe zorgt deze herziening ervoor dat Nederlandse zorgverzekeraars geen onnodig grote reserves moeten aanhouden en er herverdeling plaatsvindt tussen verzekerden, zo vragen deze leden. De leden van de D66-fractie vragen of zorgverzekeraars voor hun activiteiten rond de basisverzekering uitgezonderd zouden moeten worden.

Een aanscherping van de risicobeheervereisten voor klimaatrisico’s door verzekeraars kan op steun van de D66-fractie rekenen. Deze leden vragen naar de effecten voor een gelijk speelveld tussen andere financiële partijen als institutioneel beleggers, zoals pensioenfondsen. Hoe krijgt het stimuleren van het beperken van klimaatrisico’s door klanten tot mitigatie van klimaatrisico’s te bewegen concreet vorm, zo vragen deze leden. Deze leden vragen naar de rol van het kabinet rond het coördineren van deze acties van verzekeraars en andere financiële instellingen en de relatie tot de convenanten voor maatschappelijk verantwoord ondernemen die zijn afgesloten in de Sociaal Economische Raad.

De leden van de PVV-fractie willen allereerst weten of er per saldo sprake is van een verlichting of verzwaring van kapitaaleisen voor verzekeraars. Kan het kabinet daarbij tevens ingaan op wat er precies verandert als het gaat om de rekenrente en wat dit betekent voor verzekeraars met veel pensioenpolissen? Hoe hoog is de eventuele lastenverzwaring voor deze verzekeraars?

Voorts willen de leden van de PVV-fractie weten of het klopt dat op korte termijn als gevolg van de voorstellen naar verwachting 90 miljard euro aan kapitaal zal vrijvallen op EU-niveau en mogelijk nog eens 30 miljard op de lange termijn. De leden van de PVV-fractie willen weten welk totaalbedrag de Nederlandse verzekeraars minder hoeven aan te houden.

Verder willen de leden van de PVV-fractie weten hoe voorkomen zal worden dat een eventuele lastenverzwaring voor verzekeraars zorgt voor een doorberekening van de kosten aan de polishouders. Hoe wordt voorkomen dat de bescherming van de polishouders wordt aangetast?

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de Commissie het proportionaliteitsbeginsel concretiseert, waardoor verzekeraars met een lager risicoprofiel te maken krijgen met een kleinere set aan rapportageverplichtingen en minder complexe berekeningen ten behoeve van de waardering van rechten van polishouders op de balans en kapitaalvereisten. De leden van de PVV-fractie vragen om dit nader te verduidelijken: om welke kleinere set van rapportageverplichtingen gaat het hier en op welke wijze worden de vrijstellingsgrenzen verhoogd?

Ten slotte merken de leden van de PVV-fractie op dat verzekeraars, gelet op de kleine uitbreiding van rapportageverplichtingen, te maken krijgen met een lichte verhoging van administratieve lasten. De leden van de PVV-fractie willen weten om welke verhoging van administratieve lasten het hierbij gaat.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich in grote lijnen vinden in de inzet van het kabinet ten aanzien van de richtlijnen. Deze leden zijn van mening dat bescherming van polishouders het eerste doel moet blijven bij de herziening van beide richtlijnen, waarbij de leden van deze leden voorstander zijn van Europese harmonisatie voor een gelijk speelveld en verbetering van toezicht, waarbij eveneens de eerste doelstelling bescherming van polishouders is.

Bij de herziening van de Richtlijn Solvency II hebben de leden van de CDA-fractie enkele vragen ten aanzien van de uitwerking van de voorgestelde aanpassingen voor de Nederlandse markt. Zo hebben de voorstellen impact op de kapitaalposities van Nederlandse verzekeraars, onder meer door andere invulling van de berekening van de kapitaaleisen voor levensverzekeraars en de aanpassing van kapitaaleisen voor hypotheken. Deze leden vragen de Minister wat de impact van deze voorstellen is op de Nederlandse verzekeringsmarkt en wat hiervan de gevolgen zijn voor Nederlandse aanbieders van levensverzekeringen en hypotheken. In hoeverre pakken maatregelen voor een gelijk speelveld voor Nederland onevenredig uit, of kan dit door de kenmerken van de Nederlandse markt ten opzichte van andere landen juist tot een ongelijk speelveld leiden? Wat zijn ultimo de gevolgen voor Nederlandse consumenten van deze voorgestelde aanpassingen? Voorts begrijpen de leden van de CDA-fractie dat volgens het voorstel van de Commissie de risicovrije rente die verzekeraars hanteren stapsgewijs wordt afgebouwd. Deze leden vragen de Minister wat dit voor gevolgen heeft voor de solvabiliteit van Nederlandse verzekeraars op de korte en op de lange termijn. En wat zijn de gevolgen hiervan op de investeringscapaciteit van verzekeraars op de lange termijn?

De leden van de Groep van Haga lezen dat duurzaamheidsrisico’s een belangrijke rol spelen in het bepalen van de kapitaaleisen voor het lange termijn aandelenrisico. De leden lezen in de stukken die horen bij het commissiedebat over exportkredietverzekeringen, waaronder «verkenning in lijn brengen van de exportkredietverzekeringen met de Overeenkomst met Parijs» (bijlage bij Kamerstuk 26 485, nr. 367) dat duurzame investeringen meer risicovol zijn met als gevolg dat in de private markt er niet altijd dekking voor de risico’s is; daarom neemt de overheid de verantwoordelijkheid deels op zich met de exportkredietverzekeringen.

Nu lezen de leden van de Groep van Haga het tegenovergestelde bij Solvency II. Commerciële partijen moeten zich nu indekken tegen duurzaamheidsrisico’s. De leden zien hier een tegenstrijdigheid in het beleid, kan de Minister hier verheldering in geven?

De leden van de Groep van Haga zetten vraagtekens bij hoe het proces van het inschatten van duurzaamheidsrisico’s verloopt. Worden deze door een externe organisatie officieel vastgelegd of mogen verzekeraars zelf met interne modellen de risico’s vaststellen? Ingeval het laatste: hoe wordt een scenario vermeden dat risico’s te laag worden ingeschat, zoals Basel 2 zonder output floor?

De leden van de Groep van Haga vragen zich af of er meer financiering komt voor bedrijven als verzekeraars in aandelen mogen beleggen.

Richtlijn herstel en afwikkeling verzekeraars

De leden van de VVD-fractie lezen dat de inzet van het kabinet erop gericht is, door middel van minimumharmonisatie, te waarborgen dat het uiteindelijke raamwerk zoveel mogelijk in lijn is met het reeds bestaande nationale wettelijk kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars, zodat dit Nederland in staat stelt het huidige niveau van bescherming van polishouders te handhaven. Tevens lezen zij dat het kabinet aandacht zal houden voor voorstellen die niet (volledig) in lijn zijn met het huidige nationale kader en die van invloed kunnen zijn op de mate van bescherming van polishouders en/of de administratieve lasten voor verzekeraars. De leden van de VVD-fractie steunen deze inzet. Hoe gaat het kabinet deze inzet verwezenlijken? Wat is het alternatief indien Nederland niet in staat wordt gesteld om het reeds bestaande nationale wettelijk kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars aan te houden en daarmee het huidige niveau van bescherming van polishouders te handhaven?

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet aankijkt tegen de voorgestelde afwikkeling van de verzekeringsgroep als een geheel, waar het voorstel van de Europese Commissie over spreekt. Acht het kabinet dit de meest geëigende strategie om de polishouders te beschermen en wordt deze opvatting gedeeld door De Nederlandsche Bank (DNB)?

Tevens lezen de leden dat verschillende lidstaten geen herstel- en afwikkelingkader voor verzekeraars hebben en hier ook niet de noodzaak van inzien. Kan het kabinet een overzicht geven van deze landen? Voorziet het kabinet negatieve spillovereffecten als gevolg van de gebrekkige bescherming van polishouders?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat het kabinet van mening is dat een verzekeraar of verzekeringsgroep, in tegenstelling tot een bank, geen andere kritieke functies kent dan een prudente uitvoering van het verzekeringsbedrijf. Deze leden denken dat het uitkeren van massale schades bij verzekeringen, zoals bij een overstroming in een gebied, een vitale functie van verzekeraars is. Kan het kabinet toelichten op welke elementen het kritisch wil kijken of deze passend zijn naast het garanderen van de continuïteit van kritieke functies?

De leden van de D66-fractie steunen het kabinet in het contact leggen met andere lidstaten en het uitspreken van de voorkeur voor Europese harmonisatie van het herstel- en afwikkelingstraject middels een non-paper. Deze leden begrijpen dat er (forse) verschillen bestaan in de gelende regels van verschillende landen, en vragen of het kabinet van mening is dat er verbeterpunten zijn voor het Nederlandse systeem door lessen uit andere lidstaten.

De leden van de CDA-fractie achten het goed dat er, net als voor banken, een Europees raamwerk komt voor herstel en afwikkeling van verzekeraars, waarbij zij het eens zijn met de inzet van het kabinet dat dit niet het systeem dat Nederland daarvoor al heeft afzwakt. Bescherming van polishouders moet het eerste doel blijven.

De leden van de CDA-fractie vragen zich ten aanzien van de Richtlijn voor herstel en afwikkeling van verzekeraars af waarin de door de EU voorgestelde minimumharmonisatie afwijkt van het Nederlandse wettelijke kader en in hoeverre er een gelijk speelveld ontstaat bij lagere minimumstandaarden dan aangehouden door Nederland. Kan de Minister de verschillen aangeven en zeggen hoe hij de risico’s mitigeert? Ook vragen deze leden hoe zij dit moeten zien in het licht van het Europese krachtenveld, omdat er ook meerdere lidstaten zijn die nu helemaal geen herstel- en afwikkelingskader hebben. Wat is de kans dat Nederland zijn inzet kan waarmaken voor een stevig kader in lijn met het Nederlandse systeem, en wat zijn de gevolgen van een afgezwakt compromiskader voor Nederland?

Naar boven