Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2021D43307 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2021D43307 |
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 15 oktober 2021, «Reactie op de motie van de leden Westerveld en Ceder over afspraken met schuldeisers om vordering van financiële compensatie te voorkomen (Kamerstuk 31 839, nr. 790)».
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
II. |
Reactie van het kabinet |
7 |
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van het kabinet op de motie van de leden Westerveld en Ceder1 over afspraken met schuldeisers om de vordering van financiële compensatie te voorkomen. Zij stellen aan het kabinet naar aanleiding van deze reactie nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de voorliggende brief dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven op dit moment 5.196 aanvragen heeft ontvangen. De stand van zaken per eind september 2021 is dat 2.178 aanvragen voor de eenmalige tegemoetkoming van 5.000 euro zijn toegewezen waarbij in totaal 10,9 miljoen euro is uitgekeerd. Wat is de gemiddelde duur van de afhandeling van de aanvragen, aangezien het van groot belang is dat slachtoffers van geweld in de jeugdzorg snel duidelijkheid krijgen over hun aanvraag? Zijn er aanvragen afgewezen en kan het kabinet aangeven wat de achterliggende oorzaken zijn van deze afwijzingen?
Het kabinet wijst op het feit dat het mogelijk is dat bij een minnelijke schuldregeling op individueel niveau een afspraak kan worden gemaakt om tegemoetkomingen – bijvoorbeeld op grond van de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg (Tijdelijke regeling) – geheel of gedeeltelijk niet te gebruiken om de schuldeisers te betalen. Zijn cijfers bekend over de vraag hoe vaak dergelijke afspraken deel uitmaken van de uitkomst van minnelijke schuldregelingen? Bij welke tegemoetkomingen worden dit soort afspraken op individueel niveau gemaakt? Kunnen dergelijke afspraken ook worden gemaakt in het kader van een traject op grond van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) en zo ja, hoe vaak is dat tot op heden gebeurd?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie in de onderhavige brief dat het kabinet aan het Schadefonds zal vragen om in de voorlichting aan slachtoffers van geweld in de jeugdzorg mee te nemen dat iemand die een eenmalige tegemoetkoming ontvangt, erop gewezen wordt dat indien hij of zij in een schuldhulp- of schuldsaneringstraject zit, hij contact met zijn hulpverlener of bewindvoerder kan opnemen om te bespreken wat de mogelijkheden zijn om de tegemoetkoming buiten beschouwing te laten. Genoemde leden vragen of gemeentelijke schuldhulpverleners en bewindvoerders ook op deze mogelijkheden gewezen worden en handvatten krijgen hoe zij hun cliënten het beste hierin kunnen begeleiden. Deze leden steunen het kabinet in het streven naar betere voorlichting voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg, maar stellen ook vast dat de communicatie richting de schuldenaren in algemene zin nog beter kan. Kan het kabinet aangeven welke maatregelen worden getroffen om te voorzien in betere digitale, laagdrempelige voorlichting richting schuldenaren?
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat het kabinet zich inspant om de groep mensen met schulden bij de overheid beter te helpen. Zij lezen tevens dat in dat kader de Belastingdienst, het CAK, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in april 2020 een convenant hebben getekend met de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) met als doel om eenvoudiger en sneller tot schuldhulpregelingen te komen. Genoemde leden zijn van mening dat het kabinet zich terecht inspant om mensen met schulden bij overheidsinstanties sneller duidelijkheid te geven over hun financiële situatie. Kan het kabinet al ingaan op de resultaten van het sluiten van het convenant? In hoeverre heeft het convenant er in de praktijk al toe geleid dat schuldhulpverleners en schuldeisers tijd hebben bespaard? Is een overzicht te geven van het effect van het convenant op de looptijden van de schuldhulptrajecten? Tot slot zouden deze leden graag willen weten of, en zo ja, welke afspraken deelnemende partijen aan het convenant hebben gemaakt ten aanzien van het uitzonderen van tegemoetkomingen.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de brief over de uitvoering van de motie-Westerveld en Ceder over afspraken met schuldeisers om vordering van financiële compensatie te voorkomen. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vinden het teleurstellend dat het Recofa, het landelijk overlegorgaan van rechters-commissaris in faillissementen en surseances van betaling, aangeeft dat deze tegemoetkoming niet structureel uitgezonderd kan worden voor het terugbetalen van schulden. Deze leden vragen om een nadere uiteenzetting waarom dat niet mogelijk is. Is dit uitvoeringstechnisch niet mogelijk of is dit in strijd met wet- en regelgeving of andere zaken waar de politiek invloed op heeft? Heeft het kabinet oplossingen aangedragen voor de bezwaren die het Recofa heeft aangedragen tegen het structureel uitzonderen van de tegemoetkoming? Zo ja, welke en welk gevolg is daaraan gegeven? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie vinden het goed dat de tegemoetkoming is uitgezonderd van inkomens- en vermogensafhankelijke toetsen in het kader van de Participatiewet en toeslagen. Hoe verloopt de uitvoering van deze uitzondering? Wordt dit in de uitvoering ook daadwerkelijk goed doorgevoerd zodat mensen geen financieel nadeel ondervinden van hun tegemoetkoming? Welke cijfers zijn daarover bekend bij het kabinet?
De leden van de D66-fractie merken voorts op dat het kabinet refereert aan de acties die zijn ondernomen om publieke en private schulden kwijt te schelden bij gedupeerden van de toeslagenaffaire en daarna benoemt waarom deze moeilijk toe te passen zijn op slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. Deze leden vragen daarbij in hoeverre dit daadwerkelijk een zwart-wit-scenario is. Zijn er niet meer tussenliggende mogelijkheden om ervoor te zorgen dat slachtoffers deze schadevergoeding niet hoeven in te leveren bij schuldeisers, behalve dat schulden direct overgenomen worden zoals bij gedupeerden in de toeslagenaffaire? Kan het kabinet nader ingaan op de vraag of hier ook geen uitsplitsing te maken valt tussen publieke en private schulden, waarbij het wellicht beter uitvoerbaar is om in ieder geval bij schulden die mensen bij de overheid hebben, te bewerkstelligen dat zij hun tegemoetkoming daarvoor niet hoeven af te dragen?
De leden van de D66-fractie vinden het goed dat verschillende overheidsinstanties een convenant hebben getekend met de NVVK om eenvoudiger en sneller tot schuldhulpregelingen te komen. Heeft het kabinet contact met slachtoffers van geweld in de jeugdzorg met problematische schulden? Kan het kabinet aangeven in hoeverre er bij hen een verbetering op te merken valt in de schuldhulpverlening van deze groep?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer teleurgesteld over de reactie van het kabinet op de aangenomen motie van de leden Westerveld en Ceder over afspraken met schuldeisers om vordering van financiële compensatie te voorkomen. Deze motie is met een ruime meerderheid aangenomen en geeft daarmee een duidelijk verzoek van de Kamer aan het kabinet weer. Genoemde leden kunnen zich ook niet aan de indruk onttrekken dat hier naast onuitvoerbaarheid ook onwil meespeelt en zij betreuren dit zeer.
Stand van zaken uitvoering van de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg (Tijdelijk regeling)
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat de afhandeling van de tegemoetkoming via het Schadefonds Misdrijven langer op zich laat wachten omdat niet verwacht was dat er zoveel aanvragen zouden komen. Wie heeft de inschatting gemaakt dat het om 2000 klachten zou gaan in twee jaar? Waar is dat aantal op gebaseerd? Waarom is niet aan de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg (Commissie De Winter)2 zelf om een indicatie van mogelijke aantallen slachtoffers gevraagd? Waarom is er niet voor gekozen organisatorisch te sturen op een worst-case scenario? Deze leden vinden het nogal een onderschatting gezien de enorme tijdscope dat het onderzoek van de Commissie De Winter behelst en de kennis die er is over hoe wijdverspreid het geweld plaatsvond. Hoe kijkt het kabinet zelf terug op deze inschatting?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe lang de wachttijden bij het Schadefonds nu zijn. Wat gaat het kabinet doen om deze wachttijden te verkorten? Ziet het kabinet ook dat deze lange wachttijden weer bijdragen aan het gevoel dat de slachtoffers toch al hebben, namelijk dat zij er niet toe doen voor de overheid? Hoe kan het kabinet dat gevoel wegnemen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen voorts dat het Schadefonds op dit moment 5.196 aanvragen heeft ontvangen. Is er enige inschatting te maken hoe groot dit getal nog zal worden? Hoeveel van deze aanvragen zijn toegewezen en hoeveel zijn er afgewezen? Wat zijn de voornaamste redenen dat de aanvraag wordt afgewezen? De financiële tegemoetkoming is uitgezonderd van inkomens- en vermogens afhankelijke toetsen in het kader van de bijstand en toeslagen. Indien door de ontvangst van de tegemoetkoming de vermogensgrens voor toeslagen wordt overschreden, dan kan het slachtoffer hiervoor eenmalig het formulier «Verzoek bijzonder vermogen toeslagen» invullen. Hoe vaak is dit formulier ingevuld, zo vragen deze leden. Weten de slachtoffers dit formulier te vinden en snappen zij ook hoe dit ingevuld moet worden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke communicatieve acties ondernomen worden om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk slachtoffers van geweld in de jeugdzorg zich bij het Schadefonds melden. Deze leden vragen of nog andere mogelijkheden zijn onderzocht om het bereik te vergroten, en wat de overwegingen zijn deze in te zetten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen met hoeveel slachtoffers van geweld in de jeugdzorg de Minister voor Rechtsbescherming sinds de publicatie van het rapport van de Commissie De Winter uit eigen initiatief en persoonlijk heeft gesproken. Deze leden vragen om een overzicht naar de Kamer te sturen over de vraag wanneer er met hoeveel slachtoffers gesproken is. Dergelijke overzichten zijn er in de afhandeling van de toeslagenaffaire immers ook, aldus deze leden.
De Tijdelijke regeling Geweld in de jeugdzorg en de hersteloperatie kinderopvangtoeslag
De leden van de GroenLinks-fractie hebben in de brief de argumentatie van het kabinet gelezen over het feit dat hij van opvatting is dat de Tijdelijke regeling en de hersteloperatie kinderopvangtoeslag van elkaar verschillen. Genoemde leden vinden deze verschillen echter niet zo groot. In beide gevallen is laakbaar gehandeld door de overheid en is dat erkend. In beide gevallen lijden de slachtoffers onder de gevolgen van dit laakbaar handelen en zijn deze gevolgen vaak levenslang aanwezig. Ziet het kabinet deze overeenkomsten ook?
Het kabinet schrijft verder: «(...) anders dan bij de gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire, heeft het (niet) handelen van de overheid bij de slachtoffers van geweld in de jeugdzorg niet direct geleid tot het ontstaan van deze schulden.» De leden van de GroenLinks-fractie zijn het hier niet mee eens. In het rapport van de Commissie De Winter is te lezen wat dit soort misbruik en geweld in je jeugd met je doet voor de rest van je leven. Op basis van welke data heeft het kabinet vervolgens aangenomen dat uitgesloten kan worden dat het niet-handelen van de overheid niet direct heeft geleid tot het ontstaan van deze schulden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet een morele plicht ziet om ook mensen (gedeeltelijk) te compenseren voor de schulden waarin ze terecht zijn gekomen op het moment dat aannemelijk gemaakt kan worden dat deze schulden direct dan wel indirect samenhangen met het falende overheidsbeleid in de jeugdzorg.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts of het doel van de compensatieregeling is dat slachtoffers van jeugdzorggeweld een nieuwe start kunnen maken, net als dit het doel is bij de hersteloperatie toeslagenaffaire.
De leden van de GroenLinks-fractie benoemen vervolgens het feit dat in de motie Westerveld/Ceder niet gevraagd wordt om de schulden over te nemen, zoals in de toeslagenaffaire is gebeurd, maar simpelweg gevraagd is om ervoor te zorgen dat de tegemoetkoming niet direct weer wordt geïnd om schulden te betalen. Deze leden lezen tegelijkertijd dat het kabinet in zijn brief schrijft dat «zoals in het bovenstaande is aangegeven [...] de geldende wet- en regelgeving en de jurisprudentie daarover daar in algemene zin geen ruimte voor [laat].» Deze leden vragen waarom hier over «algemene zin» gesproken wordt, en of het kabinet kan toelichten in welke specifieke zin de wet- en regelgeving hier wel ruimte voor laat.
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen er daarnaast op dat in de toeslagenaffaire voor mensen die zich aanmelden voor compensatie en gedupeerden, een pauzeknop gaat lopen voor wat betreft de invordering van de schulden, en dat het dus juridisch mogelijk is invorderingen in ieder geval voor een bepaalde tijd stop te zetten. Deze leden vragen of het kabinet bereid is een dergelijke pauzeknop ook in te stellen bij slachtoffers van jeugdzorggeweld, om daarmee tijd te kopen alvorens uitgebreider de opties in kaart te brengen hoe geborgd kan worden dat de tegemoetkoming van slachtoffers niet direct weer gevorderd wordt door schuldeisers.
De leden van GroenLinks-fractie vragen in het algemeen waarom in de toeslagenaffaire alles gedaan wordt om slachtoffers te compenseren voor het aangedane leed en de slachtoffers die naar voren kwamen in het onderzoek van de Commissie De Winter, waar de overheid ook schuld heeft en deze schuld heeft erkend, enkel een symbolische tegemoetkoming krijgen. Kan het kabinet uitleggen waar volgens hem het verschil zit in beide zaken en waarom de ene groep op allerlei mogelijke manieren gecompenseerd wordt en de andere groep totaal niet?
De Tijdelijke regeling en schuldhulp
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet het eerste deel van de motie Westerveld/Ceder onuitvoerbaar acht. Het Recofa heeft aangegeven dat het bedrag niet structureel uitgezonderd kan worden. Wel is het mogelijk dat bij een minnelijke schuldregeling (een privaatrechtelijke overeenkomst tussen schuldeisers en de persoon met schulden) op individueel niveau een afspraak kan worden gemaakt. Dit is afhankelijk van de medewerking van de schuldeisers hieraan, de voorwaarden van de overeenkomst moeten immers aangepast worden. Een schuldeiser kan aangeven dat hij niet akkoord gaat met het buiten beschouwing laten van (bijvoorbeeld) een financiële tegemoetkoming, omdat hij sowieso al genoegen neemt met een veel lager bedrag dan waar hij recht op heeft en dat zijn belangen daarmee te veel geschaad worden. Deze leden vragen of dit bijvoorbeeld niet al geregeld kan worden als de schuldeiser in kwestie de overheid zelf is. Zijn er nog andere mogelijkheden waarop de overheid kan bemiddelen in dit traject tussen schuldeiser en het slachtoffer? Bij de toeslagenaffaire zijn onorthodoxe dingen bedacht om slachtoffers te helpen, kan het kabinet dat hier ook doen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen vervolgens dat een persoon die slachtoffer is en in een schuldhulpverleningstraject zit, contact kan opnemen met zijn of haar gemeentelijke schuldhulpverlener of, indien iemand in een traject van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) zit, met de Wsnp-bewindvoerder. Vervolgens kan individueel worden bekeken wat eventueel mogelijk is via een verzoek aan de schuldeisers dan wel aan de rechter-commissaris. Is het mogelijk om dit traject toegankelijker te maken voor slachtoffers? Het kabinet schrijft dat aan het Schadefonds zal worden gevraagd om dit mee te nemen in de voorlichting van de slachtoffers. Op welke manier gaat hij dit doen? Dit zijn ingewikkelde trajecten. Op welke manier wordt dit begrijpelijk gemaakt voor slachtoffers? Is het niet mogelijk om, indien een persoon een tegemoetkoming krijgt en schulden heeft, iemand direct aan deze persoon te koppelen, zodat hij geholpen kan worden met het benaderen van de Wsnp-bewindvoerder?
De leden GroenLinks-fractie lezen tevens dat het kabinet wel onderzoek gaat doen of er mogelijkheden zijn om de wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat iemand die een materiële vergoeding ontvangt, hetzij van de overheid, hetzij van een bedrijf of een particulier, deze vergoeding geheel of gedeeltelijk zelf kan houden en niet hoeft te gebruiken voor het betalen van schulden. Stel dat uit dit onderzoek blijkt dat het bovenstaande mogelijk is en dat de wet- en regelgeving wordt aangepast, is het kabinet er dan toe bereid om slachtoffers die naar voren kwamen in het onderzoek van de Commissie De Winter, en die hun tegemoetkoming door schulden gelijk hebben moeten inleveren, alsnog met terugwerkende kracht hiervoor te compenseren? Kan het kabinet de vraag wat hier wetgeving technisch gezien voor nodig is, meenemen in het onderzoek?
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van het kabinet op de motie van de leden Westerveld en Ceder over de vordering van financiële compensatie van schuldeisers. Genoemde leden maken van deze gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien in de reactie de erkenning van het kabinet van (het gevoel van) de onrechtvaardigheid van het moeten afstaan van de financiële tegemoetkoming van de overheid aan schuldeisers, waaronder de overheid. Deze leden danken het kabinet dat bij het Schadefonds zal worden gevraagd om bij de voorlichting aan slachtoffers onder de aandacht te brengen dat het slachtoffer met zijn hulpverlener en bewindsvoerder kan bespreken wat de mogelijkheden zijn om de tegemoetkoming buiten beschouwing te laten. Deze leden betreuren het echter dat het kabinet geen mogelijkheid ziet voor een generieke oplossing die de overheid als schuldeiser uitsluit om de financiële compensatie te vorderen. Op welke manier kan het kabinet zich dan inzetten om de gevoelde onrechtvaardigheid van de slachtoffers tegemoet te komen? Welke verantwoordelijkheid voelt het kabinet om, als een hulpverlener of bewindvoerder bij de overheid als schuldeiser aanklopt, de tegemoetkoming niet te vorderen? Welke richtlijn geeft het kabinet de desbetreffende ambtenaren mee, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Het kabinet geeft aan dat er juridische en uitvoeringstechnische bezwaren zijn om bij de tegemoetkoming geweld in de jeugdzorg dezelfde regelingen te treffen als bij de financiële compensatie in de kinderopvangtoeslagaffaire. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet nader te duiden wat de verschillen tussen beide zijn en waarom dit tot een andere afweging leidt, aangezien deze leden dit niet voldoende kunnen opmaken uit de voorliggende kabinetsbrief.
De leden van de ChristenUnie-fractie danken het kabinet tenslotte voor het initiatief om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat iemand die een materiële vergoeding ontvangt, hetzij van de overheid, hetzij van een bedrijf of een particulier, deze geheel of gedeeltelijk zelf kan houden en niet hoeft te gebruiken voor het betalen van schulden. Het kabinet verwacht in de tweede helft van het jaar 2022 resultaten. Wat kan het kabinet in de tussentijd doen bij nieuwe regelingen die in de tussentijd worden opgesteld?
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2021D43307.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.