Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2021D41613 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2021D41613 |
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief van 24 september 2021 «Commerciële radio: rapport SEO en toelichting» (Kamerstuk 24 095, nr. 548).
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
Adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Inhoudsopgave
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
II |
Antwoord / Reactie van de Minister |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er de afgelopen maanden gesprekken hebben plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de Vereniging voor Commerciële Radio (VCR) en vertegenwoordigers van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat over het conceptrapport van SEO Economisch Onderzoek. Wat waren de uitkomsten van deze gesprekken? Om welke redenen kon de VCR zich niet vinden in de uitkomsten van de gehanteerde SEO-methodiek om de verlengingsprijzen te berekenen? Hoe reflecteert de Minister op deze overwegingen van de VCR? Welke alternatieve methoden heeft de VCR voorgesteld? Hoe is vervolgens op deze alternatieve methoden gereageerd?
De leden van de VVD-fractie hebben ook vragen over de gehanteerde SEO-methode voor het berekenen van de verlengingsprijzen. Welke methode heeft SEO gebruikt voor het berekenen van de verlengingsprijzen van de periode van 2022 tot 2025? Hoe verhoudt deze methode zich tot eerdere toegepaste methoden die zijn gebruikt voor het berekenen van bijvoorbeeld de periodes van 2017 tot 2022? Op welke manier is er in de toegepaste methode rekening gehouden met de gevolgen van de huidige coronacrisis, die een aantal jaar geleden niet te voorspellen zou zijn geweest?
De leden van de VVD-fractie lezen tevens dat het kabinet het van belang acht dat de opgenomen verlengingsprijzen marktconform zijn en daarmee maatschappelijk verantwoord. Hoe beoordeelt de Minister deze uitspraak, gezien het feit dat de voorgestelde verlengingsprijzen voor de periode van 2022 tot 2025 flink zijn verhoogd ten opzichte van vorige periodes?
De leden van de VVD-fractie vinden dat de noodverlenging mede bedoeld zou moeten zijn om te herstellen van de (financiële) schade die de radiosector in het kader van de coronacrisis heeft opgelopen. Is de Minister dat met de leden van de VVD-fractie eens? Zo ja, hoe beoordeelt u dan de stijging van de prijzen van de noodverlengingen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of hij, gegeven het proces van de afgelopen maanden, kan schetsen welke stappen er de komende tijd zullen worden genomen op dit dossier? Zal er hierover ook nog contact zijn met de VCR? Zo ja, kan een tijdspad worden geschetst? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat aan SEO als onafhankelijk expert is gevraagd om, in lijn met de al eerder door hen gehanteerde methodiek, de verlengingsprijzen te berekenen. Wat is de relatie tussen het ministerie en SEO? Hoeveel onderzoeken voert SEO jaarlijks voor het ministerie uit? Worden onderzoeksopdrachten aangaande radio altijd aan SEO gegund of wordt ook met andere onderzoekspartners samengewerkt? Zijn er in Nederland nog andere onafhankelijke experts die kunnen adviseren over radio? Indien ja, kan de Minister een aantal namen noemen?
De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de waarderingsmethode voor de verlenging van drie jaar zo dicht mogelijk moet aansluiten bij de eerder door SEO gehanteerde systematiek. De leden van de CDA-fractie lezen dat dit temeer van belang is aangezien deze systematiek is getoetst en goedgekeurd door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) en dat methoden die hiervan afwijken juridisch kwetsbaar zijn. Kan de Minister nader ingaan op de juridische kwetsbaarheid van andere methoden dan de door SEO gehanteerde systematiek? Zijn er andere systematieken dan die van SEO, die door het CBb zijn getoetst en goedgekeurd? Indien ja, welke? Worden in de ons omringende landen vergelijkbare systematieken voor situaties als deze gehanteerd?
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat over het conceptrapport van SEO een preconsultatie plaatsgevonden. Kan de Minister op hoofdlijnen aangeven welke reacties deze consultatie heeft opgeleverd? Hoe zijn de reacties meegenomen in het eindrapport dat nu voorligt? Hoe is invulling gegeven aan de zinsnede «in goede samenspraak met de sector» uit het dictum van de motie-Grinwis c.s. over een proportionele vergoeding voor de noodverlenging van de radiovergunningen (Kamerstuk 24 095, nr. 537)? Is de radiosector alleen gehoord en geïnformeerd, of is daadwerkelijk in dialoog geprobeerd tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen?
De leden van de CDA-fractie lezen verder in de Kamerbrief dat de door de landelijke radiosector voorgestelde alternatieve methoden geen van allen in lijn zijn met de Telecommunicatiewet en de reeds beschreven systematiek en zich dan ook niet laten kwalificeren als methoden die marktconforme vergoedingen tot stand brengen. Zou de Minister dit kunnen toelichten? Zijn alternatieve oplossingen verkend die wel in lijn zijn met de Telecommunicatiewet en de SEO-systematiek?
De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de alternatieve methoden van de landelijke radiosector niet nader zijn onderbouwd en de gehanteerde uitgangspunten onduidelijk zijn. Deze leden vragen de Minister of de landelijke radiosector de gelegenheid gekregen heeft om die onderbouwing alsnog te verschaffen en de uitgangspunten te verduidelijken?
De leden van de CDA-fractie lezen in de Kamerbrief dat onder een proportionele en daarmee maatschappelijk verantwoorde vergoeding, die voldoet aan de regels van het staatssteunkader, een marktconforme vergoeding wordt verstaan, die conform de Telecommunicatiewet aansluit bij de reële waarde die deze vergunningen vertegenwoordigen. Kan het aspect van staatssteun worden gemotiveerd? Welk staatssteunkader is hier van toepassing? Voor andere coronacrisismaatregelen, zoals de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), gold een speciaal (Europees) staatssteunregime. Zou dat hier ook kunnen gelden, gelet op de relatie met de coronacrisis? Waarom wel/niet?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de ingebrachte reactie van de VCR van 16 juli jongstleden SEO geen aanleiding heeft gegeven om een van de voorgestelde alternatieve methoden over te nemen of grote aanpassingen in het conceptrapport door te voeren. Is er voorafgaand met de landelijke radiosector gesproken over de verschillende methoden die gebruikt konden worden voor de verlengingsvergoeding? Indien ja, wat was de uitkomst van deze gesprekken? Indien niet, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie lezen in het SEO-rapport dat het uitgangspunt van de methode is dat, ondanks de grote neergang van de advertentiemarkt in 2020, de regressiemodellen voor de kosten en inkomsten van een efficiënte toetreder, die een reflectie vormen van het bedrijfsmodel van die toetreder, niet wezenlijk zijn veranderd en daarom niet geactualiseerd hoeven te worden. Dat uitgangspunt wordt volgens het rapport gerechtvaardigd doordat de regressiemodellen relatieve verhoudingen voorspellen: de bedrijfsopbrengsten worden op basis van kavelkenmerken en de anciënniteit van de bespeler in de markt voorspeld als aandeel van de totale netto radioadvertentiemarkt, zodat de ontwikkelingen in die markt, onder meer als gevolg van covid, automatisch worden meegenomen. De kosten zijn in de modellen (mede) afhankelijk van die voorspelde advertentieopbrengsten en bewegen dus ook voor zover relevant mee met de marktontwikkeling. Merk bovendien op dat die modellen afgeleid zijn op basis van bedrijfsgegevens van de vergunninghouders over de jaren 2004 tot en met 2015, waarin de financiële crisis uit 2008 en 2009 valt. Die crisis leidde tot een krimp van de totale markt met 16 procent in één jaar, wat in omvang vergelijkbaar is met de krimp in 2020 van 17 procent, waardoor de implicaties van een dergelijke crisis dus in de cijfers en daarmee in de modellen is opgenomen. De leden van CDA-fractie vragen of kan worden uitgelegd waarom de regressiemodellen niet wezenlijk zijn veranderd en daarom niet geactualiseerd hoeven te worden? Kan tevens de vergelijking met de financiële crisis van 2008 en 2009 worden gemotiveerd? In hoeverre is die vergelijkbaar met de coronacrisis van 2020?
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat in de beantwoording van Kamervragen van het lid Inge van Dijk over het bericht «Vier grote radiozenders dreigen 7- tot 13-voudige te moeten betalen voor verlenging FM-vergunning» (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2021–2022, nr. 47) is vermeld dat verlengingsprijzen voor toekomstige jaren zijn gebaseerd op inschattingen en prognoses van het Centraal Planbureau (CPB) en dat deze dusdanig gunstig zijn dat het verdienpotentieel van de ongeclausuleerde landelijke vergunningen voor de komende drie jaar circa het viervoudige is van hetgeen de partijen moeten afdragen. Is de verwachting dat de coronacrisis desalniettemin zal drukken op de exploitatie en het investeringsvermogen van de radiostations, waardoor bijvoorbeeld investeringen in digitale radio in gevaar komen? Waarop is deze verwachting gebaseerd?
De leden van de CDA-fractie constateren dat in de motie-Van den Berg c.s. over een verlenging van de bestaande FM-licenties voor commerciële radiostations (Kamerstuk 24 095, nr. 519) wordt constateert dat diverse radiostations een omvangrijke financieringsbehoefte hebben die potentieel bepalend is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering. Is de indruk van de Minister dat radiostations er voldoende in (zullen) slagen in hun financieringsbehoefte en in het aantrekken additionele financiering te voorzien? Kan de Minister dit onderbouwen?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie de Minister of hij bereid is om in het kader van het vinden van draagvlak opnieuw met de landelijke radiosector in gesprek te gaan om alsnog snel tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie brengen in herinnering dat de motie-Grinwis c.s. (Kamerstuk 24 095, nr. 537) de regering verzoekt om in goede samenspraak met de sector te komen tot een vergoeding. De sector laat weten dat de samenspraak die heeft plaatsgevonden bestond uit twee gesprekken. Daarbij bleven tijdens het eerste gesprek veel vragen onbeantwoord. De sector heeft deze vragen op verzoek op papier gezet voor een vervolggesprek, maar bij het vervolggesprek zijn hier ook geen antwoorden op gekomen en heeft er geen constructieve dialoog plaatsgevonden. Hoe weegt de Minister deze verschillen van inzicht? Hoe weegt de Minister het feit dat de sector zelf aangeeft dat zij constructief willen overleggen en bereid zijn tot het betalen van een proportionele vergoeding, maar dat er, na de twee gesprekken met het ministerie, het verschijnen van het SEO-rapport en het besluit tot een zeven- tot dertienvoudige vergoeding, geen bedragen uit zijn gekomen waar de sector zich ook maar enigszins achter kan scharen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen over diverse juridische eisen waarom het SEO-model het gangbare model is met de gangbare bedragen. Ook worden methoden die afwijken van deze systematiek als juridisch kwetsbaar aangemerkt. Kan de Minister per methode onderbouwen waar de juridische kwetsbaarheden zitten en wat de bedragen zouden zijn die voortvloeien uit die methoden? Hoe classificeert de Minister «juridisch kwetsbaar»? Hoe weegt de Minister de juridische argumenten die genoemd worden in het SEO-rapport en door de Staatssecretaris in de brief over het Frequentiebeleid (Kamerstuk 24 095, nr. 548) in het licht van de juridische argumenten genoemd door de sector? Kan de Minister verklaren waarom er licht zit tussen de juridische opvattingen over staatssteun, de kaders van de Telecommunicatiewet en de door CBb goedgekeurde methode? Waarom wordt er gekozen voor een methode waarin een berekening wordt gemaakt op basis van terugkijken, terwijl een volgens het CBb goedgekeurde methode gebaseerd moet zijn op de toekomstige periode?
Het SEO-rapport benoemt dat bij de gebruikte methoden van vooruitkijken diverse aannames gedaan moesten worden over de marktordening. Deze marktordening wordt besproken in het rapport «Naar een toekomstbestendig beleid voor commerciële radio». Dat rapport is controversieel verklaard. Waarom is dit rapport dan toch meegenomen in de besluitvorming? Erkent de Minister dat in het SEO-rapport aannames gedaan zijn over de markordening terwijl daar nog geen besluitvorming over is en er ook nog geen gesprekken lopen over het rapport, conform de motie-Bruins c.s. (Kamerstuk 24 095, nr. 523)? Alhoewel bij de gekozen methode geen gebruik is gemaakt van het rapport, is de besluitvorming om te komen tot methode 1 wel gebaseerd op aannames op basis van een rapport dat nog geen beleidsreactie heeft omdat het door de Kamer controversieel verklaard is. Vindt de Minister dat zuiver?
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2021D41613.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.