Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2021D36844 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2021D36844 |
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 7 september 2021 respectievelijk 8 juli 2021 inzake Studiesucces en studie-aansluiting van studenten met een vooropleiding in het Caribisch deel van het Koninkrijk en Voortgang Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het Caribisch deel van het Koninkrijk (Kamerstuk 31 288, nr. 919 en Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 278).
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, De Jong-van de Graaf
Inhoud |
blz. |
||
I |
Vragen en opmerkingen uit de fracties |
2 |
|
• |
Inbreng van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
• |
Inbreng van de leden van de D66-fractie |
3 |
|
• |
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie |
4 |
|
• |
Inbreng van het lid van de BIJ1-fractie |
6 |
|
II |
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
9 |
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
Studiesucces en studie-aansluiting van studenten met een vooropleiding in het Caribisch deel van het Koninkrijk
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de brief is samengevat welke overleggen de Minister heeft gehad en welke onderzoeken ze heeft gedaan naar de studieprestaties van studenten met een vooropleiding in het Caribisch deel van het Koninkrijk die kiezen voor een vervolgopleiding in het (hoger) onderwijs in het Europese deel van Nederland. De leden missen bij deze brief echter concreet welke stappen de Minister nu gaat nemen om de verschillende problemen, die uit de onderzoeken kwamen, weg te werken. Wat gaat de Minister nu concreet doen, zo vragen zij.
In de conclusie lezen de leden dat de Minister ervoor kiest om «knelpunten gezamenlijk en gestructureerd» met haar onderwijscollega’s van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten op te pakken, maar wat betekent dat nu concreet? Wanneer worden er nu daadwerkelijk verbeterstappen genomen, in plaats van weer te kiezen voor een overleg, zo vragen de leden.
Voortgang Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het Caribisch deel van het Koninkrijk
Gezond financieel beheer, een sluitende administratie en meerjarig financieel beleid
De leden van de VVD-fractie lezen dat vrijwel alle schoolbesturen voldoende grip hebben op hun financiën. Zij vragen hoeveel schoolbesturen dit nog niet hebben. Welke gevolgen heeft dit voor de doorgang van het onderwijs voor leerlingen op deze scholen?
Daarnaast lezen de leden dat de financiële verantwoording via de jaarrekening voor een aantal schoolbesturen nog niet goed verloopt. Om hoeveel scholen gaat dit? In hoeveel gevallen heeft dit in de afgelopen jaren geleid tot tijdelijke opschorting van de bekostiging? De leden vragen welke acties de Minister gaat ondernemen om dit in de toekomst te voorkomen, aangezien zowel opschorting van een deel als van de gehele bekostiging grote nadelige gevolgen heeft voor leerlingen van deze scholen.
Effectiever taalonderwijs
De leden lezen dat op veel scholen belangrijke stappen zijn gezet op het gebied van taalonderwijs, maar dat er nog veel moet gebeuren. Welke concrete stappen gaat de Minister zetten om hier verbetering in te brengen? Welke concrete doelen stelt de Minister zichzelf en deze scholen hierbij, zo vragen de voornoemde leden.
De leden lezen dat de Minister concludeert uit de evaluatie dat de onderwijsinstellingen belangrijke stappen hebben gezet, maar dat er ook nog veel moet gebeuren. Welke concrete doelen stelt de Minister zichzelf en de scholen in de periode tot en met 2026? De leden vragen met welke gevolgen deze scholen te maken krijgen wanneer bijvoorbeeld het financieel beheer of taalonderwijs niet op orde is.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
De leden van de D66-fractie lezen dat de overheden van Aruba en Curaçao willen stimuleren dat vmbo1-leerlingen voor een mbo2-opleiding op het eiland kiezen en daardoor derhalve geen studiefinancieringsfaciliteiten bieden (vaak met optie van begeleiding) aan hun studenten die naar het mbo in Nederland gaan. De voornoemde leden begrijpen dat deze landen de studenten graag in het land houden. Zij vragen echter wel of deze financiële prikkel op het behouden van studenten past in het idee dat studenten vrij moeten zijn om een eigen opleiding te kiezen en de wens om studenten van Aruba en Curaçao ook te laten profiteren van de uitwisselingsmogelijkheden met Europees Nederland.
De voornoemde leden vragen of het hier gaat om opleidingen die zowel in Curaçao en Aruba als in Nederland worden aangeboden, en of er dus sprake is van een keuzebeperking voor de studenten. Ook vragen de leden in hoeverre er met andere landen in de Caribische regio wordt samengewerkt op het gebied van beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
Voortgang Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het Caribisch deel van het Koninkrijk
De leden van de D66-fractie lezen dat studiefinanciering BES3 aan mbo-studenten aan een opleiding niveau 1 en 2 wordt verstrekt in de vorm van een gift. Aan studenten aan een mbo-opleiding niveau 3 en 4 en ho4-studenten wordt studiefinanciering BES verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs. Deze leden vragen of er signalen zijn dat dit een drempel opwerpt voor studenten om door te stromen vanuit een niveau 1 en 2 naar niveau 3 en 4.
De leden van de D66-fractie lezen dat het bibliotheekwerk in Caribisch Nederland op dit moment onvoldoende toegerust is om de wettelijke taken te kunnen vervullen. Daarvoor zijn financiële inspanningen nodig (incidenteel en structureel), waarvoor op dit moment geen middelen beschikbaar zijn, lezen zij in de brief. Het Rijk kan tijdelijk stimuleren, de structurele verantwoordelijkheid ligt bij de openbare lichamen. De ingeschatte kosten liggen rondom de 1 miljoen voor drie jaar. Allereerst willen deze leden opmerken dat het Rijk en de eilandsraden een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor het uitvoeren van de wettelijke taken in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. Zij zijn blij dat de Minister inziet dat er een investering nodig is om de bibliotheekvoorziening op de BES-eilanden op het juiste niveau te krijgen. Is de Minister bereid om alvast dekkingsopties te onderzoeken voor de benodigde investeringen en deze voor te leggen aan de Kamer, zodat een nieuw kabinet hier snel mee aan de slag kan, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie onderschrijven de noodzaak van een betere aansluiting van opleidingen op de arbeidsmarkt. Kan de Minister inzicht geven in welke opleidingen momenteel goed aan zouden sluiten op de behoeften van de arbeidsmarkt? In hoeverre wordt hierbij ook gepoogd om het aanbod aan opleidingen en daarmee ook de economie te diversifiëren, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat er meer samenwerking wordt gezocht tussen de onderwijsinstellingen van de vier landen binnen het Koninkrijk. Op welke wijze kunnen studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk gebruik maken van het Erasmus+ -programma, zo vragen deze leden.
Onderzoeksrapport «Kopzorgen van Caribische studenten»
De leden van de D66-fractie lezen dat de «work-arounds» voor het ontbreken van een bsn5 voor de (aanstaande) Caribische studenten voor hun komst naar Nederland naar de mening van de Minister voorlopig een afdoende alternatief bieden voor respectievelijk het aanvragen van studiefinanciering bij DUO6 en de aanmelding voor een opleiding in het hoger onderwijs bij Studielink, mits zij daar tijdig van op de hoogte worden gesteld. Deze leden vragen of ook aan deze voorwaarde is voldaan. Op welke wijze worden toekomstige studenten hierover benaderd, zo vragen zij.
De voornoemde leden zijn verheugd om te lezen dat de Ministeries van VWS en SZW een wetsaanpassing voorbereiden om het Besluit zorgverzekering BES en het BUB7 aan te passen, waardoor alle inwoners van de Caribische delen van het Koninkrijk tijdens hun studie in Nederland gebruik kunnen maken van een Nederlandse zorgverzekering en daarmee ook in aanmerking kunnen komen voor zorgtoeslag. Wanneer kan de Kamer dit wetsvoorstel verwachten, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de onderhavige brieven. Het baart deze leden zorgen dat veel Caribische studenten in het vervolgonderwijs in Nederland substantieel slechter scoren dan vergelijkingsgroepen van studenten. De Nationale ombudsman benoemt in zijn onderzoek «Kopzorgen van Caribische studenten» dat deze studenten nauwelijks studiekeuzebegeleiding krijgen, vooraf geen bsn krijgen, geen recht hebben op een Nederlandse zorgverzekering en onbekend zijn met belastingen en toeslagen, moeten wennen aan de Nederlandse cultuur en samenleving en vaak problematische studieschulden opbouwen. Het onderzoek van ResearchNed wijst erop dat er meer aandacht moet zijn voor de algemene voorbereiding op het vervolgonderwijs, de meer specifieke voorbereiding en een betere ontvangst en begeleiding in het vervolgonderwijs in Nederland. Onderzoek van de vereniging Levende Talen Papiaments heeft als belangrijkste conclusie dat men bij alle benodigde samenwerking verder moet gaan dan het plegen van conventionele interventies en conventionele manieren van helpen en interveniëren.
De leden van de PvdA- en de GroenLinks-fractie vinden het ongewenst dat er eerst verbeterstappen, zoals een regiegroep, worden ondernomen in het hoger onderwijs, maar dat de onderwijsproblematiek die mbo-studenten uit het Caribische deel van het Koninkrijk ervaren, beperkt is besproken en dat de Minister slechts spreekt van het «initiëren van het overleg». Graag hadden de voornoemde leden gezien dat ook de problematiek die mbo-studenten uit het Caribische deel van het Koninkrijk ervaren direct waren meegenomen. Waarom is in eerste instantie er niet voor gekozen om bij de door de Minister georganiseerde rondetafelsessies de mbo-instellingen te betrekken? Kan de Minister uiteenzetten waarom enkel gesproken is met vertegenwoordigers van hbo- en wo-instellingen? Zijn vergelijkbare rondetafelsessies gevoerd met Caribische studenten zelf? Zo nee, is de Minister voornemens die te organiseren, zo vragen de leden.
De voornoemde leden begrijpen dat de problematiek weerbarstig en complex is, maar zij vinden ook dat de vier onderwijsministers van het Koninkrijk in het belang van de Caribische studenten spoedig stappen moeten zetten om het studiesucces te vergroten. In het voorjaar 2022 zal de Kamer nu worden geïnformeerd over de voorstellen en de eerste resultaten van de aanpak. De leden vragen of zij erop kunnen rekenen dat de voorstellen straks gestalte krijgen in afrekenbare doelen.
De soepele aanname bij hbo- en mbo-instellingen zou worden bevorderd wanneer het werkingsgebied van het diplomaregister zich ook uitstrekt tot en met Caribisch Nederland, maar dat is nog niet het geval. Het gemis aan een bsn (en daarmee ook het gemis aan een DigiD en een Europees Nederlandse bankrekening) vormt echter een zorgpunt. Hierdoor wordt een soepele inschrijving bij onderwijsinstellingen, alsook bij DUO (ten behoeve van de studiefinanciering) «gehinderd». De leden vragen wat de regering kan en wil doen aan deze problemen.
Het valt de voornoemde leden op dat studenten uit Caribisch Nederland soms Nederlanders heten en soms juist niet. Huisvesting voor Caribisch-Nederlandse studenten in Europees Nederland is niet gemakkelijk. Door onderwijsinstellingen wordt de student gezien als «Nederlands» en deze verkrijgt daarom niet dezelfde ondersteuning die de buitenlandse student ervaart, terwijl juist in dit opzicht – met een onderlinge afstand van circa 7.000 km – de Caribisch-Nederlandse student eerder zou moeten worden gelijkgeschakeld aan de buitenlandse student, en bijgevolg meer hulp moeten krijgen bij het vinden van geschikte studentenhuisvesting. De zorgverzekering voor studenten in Europees Nederland wordt echter door toedoen van het ZVK8 ondergebracht bij een maatschappij die is gespecialiseerd in expats, terwijl hier juist sprake is van Nederlanders die in Nederland studeren. Hoe beziet de Minister deze merkwaardige situaties? Wat wil zij daaraan doen? Zouden bijvoorbeeld alle partijen niet beter af zijn wanneer het ZVK zich afzijdig zou houden bij deze (aanstaande) studenten? De aanstaande student is immers het best af met een gewone Nederlandse zorgverzekering, waarbij gebruik wordt gemaakt van de zorgtoeslag.
De Minister schrijft dat op Saba en Sint-Eustatius de omslag van het Nederlandse stelsel naar het CXC9-stelsel nu volledig is gerealiseerd. De CXC-diploma's en -cijferlijsten komen echter structureel later beschikbaar, waardoor inschrijving op hbo-/mbo-instellingen in Europees Nederland moeizaam verloopt. Een noodwet hieromtrent kwam pas in juli 2021 van de grond, waardoor verschillende potentieel in Europees Nederland studerende kandidaten hun reis vooralsnog hebben uitgesteld of in sommige gevallen zelfs afgesteld. Wat kan de Minister van OCW dit studiejaar nog voor de betreffende studenten betekenen, zo vragen de leden.
De leden van de PvdA- en de GroenLinks-fractie signaleren een discrepantie in het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES. In artikel 24, eerste lid, sub b, staat «zes vakken voor CSEC» terwijl dat volgens de artikelsgewijze toelichting bij artikel 24 «vijf vakken voor CSEC» zou zijn. De voornoemde leden vragen of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media in dezen helderheid kan verschaffen.
Inbreng van het lid van de BIJ1-fractie
Studiesucces en studie-aansluiting van studenten met een vooropleiding in het Caribisch deel van het Koninkrijk
Het lid van de BIJ1-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief waarin de Minister een beeld geeft van nieuwe analyses, inzichten en beleidsontwikkeling met betrekking tot de studieprestaties van studenten met een vooropleiding in het Caribisch deel van het Koninkrijk die kiezen voor een vervolgopleiding in het (hoger) onderwijs in het Europese deel van Nederland.
De Nationale ombudsman heeft in zijn rapport «Kopzorgen van Caribische studenten» onderzoek gedaan naar moeilijkheden die deze studenten ondervinden en heeft aanbevelingen gedaan. Toch heeft de Minister in samenspraak met de overige Ministers van Onderwijs in het Koninkrijk dit onderzoek in 2020 nog eens over laten doen. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt waarom dit onderzoek noodzakelijk was.
In eerste instantie geeft de Minister aan dat Caribische studenten substantieel slechter scoren dan andere studenten, ondanks het feit dat een veelheid aan betrokkenen aan beide zijden van de oceaan grote moeite doen om de studenten te ondersteunen. Ondanks die grote moeite schiet de ondersteuning tekort doordat zij de studenten niet bereikt en niet in samenhang wordt aangeboden. Het voornoemde lid vraagt hoe laagdrempelig deze ondersteuning tot nu toe is geweest, welke organisaties daar tot nu toe bij werden betrokken en hoeveel geld ermee gemoeid ging.
Als oplossing geeft de Minister aan dat er een regiegroep in het leven is geroepen, waarin onderwijspartijen en overheden van de zes eilanden en Nederland participeren. Het lid van de BIJ1-fractie is er niet gerust op dat deze regiegroep de problemen op zal lossen als er niet nauw wordt samengewerkt met studenten en studentenorganisaties. Zij vraagt de Minister of zij kan aangeven of die ook bij de regiegroep worden betrokken.
Het lid van de BIJ1-fractie onderschrijft de drie fasen in de loopbaan van studenten:
– betere voorbereiding in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
– betere opvang en begeleiding in de fase van transitie naar Nederland.
– betere begeleiding en samenwerking in het vervolgonderwijs in Nederland.
Op welke wijze zal de voorbereiding in het Caribisch deel precies plaatsvinden? Hoe worden de studenten voorbereid op hun verblijf in Nederland? Worden ervaringsdeskundigen (voormalige Caribische studenten) ingezet om de toekomstige studenten voor te lichten, zo vraagt zij.
In het kader van de voorbereiding geven de rapporten ook aan dat het ontbreken van een bsn een groot obstakel is in de voorbereiding. Immers, zonder bsn kun je je niet inschrijven en veel niet regelen. Sommige organisaties die normaliter een bsn hanteren als essentieel onderdeel van hun processen, hebben voor Caribische studenten een «work-around»-optie gecreëerd. De Minister geeft aan dat dit naar haar mening voorlopig voldoende is. Het eerdergenoemde lid vindt het merkwaardig dat in Caribisch Nederland het hebben van een bsn niet is ingevoerd. Waarom heeft men hier niet voor gekozen toen het nieuwe Statuut werd vastgelegd, zo vraagt zij.
Om het bsn in te voeren ter vervanging van het huidige ID-nummer dat in Caribisch Nederland in gebruik is, moeten diverse wetten worden aangepast, waarvan de Wet algemene bepalingen bsn, de Wet basisregistratie personen, de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES en de Wet identiteitskaarten BES de belangrijkste zijn. Nadat een dergelijk wetsvoorstel aanhangig wordt gemaakt, is de inwerkingtreding afhankelijk van het te doorlopen wetstraject. Kan de Minister laten weten wanneer dit traject van start zal gaan, zo vraagt het lid van de BIJ1-fractie.
Bij de opvang en begeleiding in de fase van transitie kunnen studenten gebruikmaken van een opstarttoelage, waarmee de eerste kosten kunnen worden voldaan. Ook kunnen zij begeleiding aanvragen. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt of de opstartkosten en begeleiding niet standaard kunnen worden aangeboden. Zij heeft begrepen dat voor de begeleiding iedere drie jaar een aanbesteding wordt uitgeschreven. Is dat correct? Is het zo dat in 2019 bij de aanbesteding gestuurd is op prijs in plaats van ervaring en kwaliteit, zo vraagt zij.
Zij ziet bij de opvang een groot probleem op het gebied van huisvesting. Vanwege een tekort aan studentenhuisvesting zijn Caribische studenten vaak in een positie waarbij zij bij familie/vrienden moeten intrekken, maar zich vanwege allerlei redenen daar niet in kunnen schrijven. Dat betekent geen bsn. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt of de Minister bekend is met dit fenomeen en wat zij van plan is hieraan te doen.
Het lid heeft ook nog een vraag met betrekking tot de ziektekostenverzekering. Als studenten uit Curaçao, Aruba of Sint-Maarten studeren zonder daarbij te werken, kunnen zij geen basisverzekering nemen. In het verleden was er sprake van een studentenverzekering, die gratis was. Zij vraagt of de Minister kan vertellen of deze verzekering is afgeschaft.
Wat betreft de begeleiding en samenwerking in het vervolgonderwijs geeft de Minister aan dat de studenten overal in Nederland in onderwijsinstellingen zitten en niet met iedere onderwijsinstelling afspraken kunnen worden gemaakt. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt of het niet een idee is om coaches aan te stellen die de studenten begeleiden in het eerste jaar van hun studie en die daarbij ook culturele obstakels helpen oplossen. Zoals de studenten aangeven, is het immers niet alleen hun taak om te integreren, maar verwachten zij ook meer betrokkenheid en inzet van Nederlandse studenten en docenten.
De Ombudsman geeft ook aan dat er een probleem is bij het terugbetalen van de studiefinanciering. Hij geeft aan dat oud-studenten klagen dat het totaaloverzicht ontbreekt van de studieschulden die uitstaan bij lokale instanties en bij DUO en dat de verklaring ontbreekt waarom lokale studieschulden van oud-studenten uit Bonaire, Sint-Eustatius en Saba wel worden betrokken bij de aflossing van de studieschuld bij DUO, en lokale studieschulden van oud-studenten uit Curaçao, Aruba en Sint-Maarten niet. De Ombudsman pleit ervoor een lijn te trekken, zodat alle studenten op gelijke wijze hun studieschuld kunnen aflossen.
De Minister geeft aan dat de voorschotten en leningen die verstrekt worden onder de noemer van de studiefinancieringsfaciliteiten voor alle in Europees Nederland studerende ingezetenen van het Koninkrijk10 en voor ingezetenen van Caribisch Nederland11 vallen onder haar verantwoordelijkheid als Nederlandse Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De studiefinancieringsfaciliteiten van de autonome landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten ressorteren onder de verantwoordelijkheid van de respectievelijke onderwijsministers van die landen binnen het Koninkrijk. Deze verschillende verantwoordelijkheden betekenen ook een gescheiden administratieve vastlegging en een los van elkaar staande beleids- en comptabiliteitsverantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht.
Gelukkig ziet de Minister in dat het feit dat de vier landen van het Koninkrijk gescheiden administraties aanhouden haar er niet van moet weerhouden om onderling afspraken te maken om gewenste uitwisseling van gegevens mogelijk te maken, waar dat juridisch toegestaan is of mogelijk gemaakt kan worden en waar dat technisch mogelijk is. Ook zegt de Minister dat de mogelijkheid bestaat dat studenten uit de autonome delen aan kunnen geven wat hun draagkracht is en conform kunnen aflossen, maar van die mogelijkheid bijna nooit gebruikmaken. Het lid van de BIJ-fractie wil de Minister daarom vragen om studenten uit deze autonome landen proactief op deze mogelijkheid te wijzen.
Voorts wil het voornoemde lid nog de nadruk leggen op psychische nood waarin deze studenten komen te verkeren. In zijn onderzoek presenteert de Ombudsman voorbeelden van Caribische studenten die door allerlei omstandigheden in psychische nood kwamen te verkeren en niet de juiste weg wisten te vinden, al of niet met begeleiding, om een hulpvraag tot iemand te richten dan wel gerichte hulp in te roepen. Sociaal-emotionele en psychische problemen leiden bij deze groep studenten vaak tot studie-uitval en studievertraging. Ook omgekeerd kunnen studievertraging en -uitval tot psychische problemen leiden. Ook tal van andere redenen als discriminatie, vervreemding en onmachtgevoelens vanwege de diverse andere knelpunten kunnen een verklaring vormen voor psychische problemen en het ontbreken van een hecht netwerk helpt dan niet. Hoe gaat de Minister deze studenten bijstaan, zo vraag het lid.
Voortgang Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het Caribisch deel van het Koninkrijk
Het lid van de BIJ1-fractie heeft de brief van de Minister met belangstelling gelezen en is verheugd dat de Minister een aantal maatregelen neemt om de positie van het onderwijs in Caribisch Nederland te verbeteren.
Invloed van corona op het onderwijs in Caribisch Nederland
De Minister geeft aan dat na een beginperiode met papieren huiswerkpakketten te hebben gewerkt, scholen hebben ingezet op digitaal onderwijs. Daarvoor zijn 1.000 apparaten ingezet en nog eens 400 apparaten aangevraagd. Het voornoemde lid vraagt of deze 400 apparaten ook zijn toegekend. Zij wil ook weten hoe het zit met internettoegang bij de leerlingen thuis.
Instroom van onderwijspersoneel
De Minister geeft aan dat er in de afgelopen jaren in het primair onderwijs een tekort was aan onderwijspersoneel. Op Sint-Eustatius en Saba in het bijzonder hebben het personeelstekort en de termijn van de IND-aanvraagprocedures voor tewerkstellingsvergunningen de uitvoering beïnvloed. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt om uitleg hieromtrent. Voor wie waren de tewerkstellingsvergunningen nodig en hoe heeft de Minister dat opgelost, zo vraagt zij.
Opleiding tot leraar
De Minister geeft aan ter plekke lerarenopleidingen te verzorgen. Deze toekomstige leraren worden voor een groot deel op de werkplek (dus school) opgeleid. Het voornoemde lid vraagt welke consequenties dat heeft voor de leerlingen en de kwaliteit van het onderwijs.
BES (t) 4 kids
Het programma BES (t) 4 kids wil alle kinderen in Caribisch Nederland goede, veilige en betaalbare kinderopvang bieden. Verschillende ministeries werken hierin samen. Dit moet leiden tot een wetsvoorstel waarin kwaliteitseisen op wetsniveau worden verankerd. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt in hoeverre ook lokale kinderopvangorganisaties (zowel formele als informele) hierbij worden betrokken en of er bij de vaststelling van de kwaliteitseisen voldoende rekening wordt gehouden met culturele en situationele verschillen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2021D36844.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.