2021D36699 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 4 oktober 2021 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 3 september 2021 toegezonden fiche: Herziening richtlijn consumentenkrediet (Kamerstuk 22 112, nr. 3175).

De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Lips

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie constateren dat Nederland reeds relatief strenge regels kent en dat het voorstel van de Europese Commissie bijdraagt aan zowel een gelijker speelveld voor Nederlandse kredietverstrekkers op de Europese markt als aan een betere consumentenbescherming. Beide zaken vinden deze leden een goede ontwikkeling.

Deze leden constateren dat het kabinet positief is over het voorstel om het huren of leasen van een object onder de reikwijdte van de richtlijn te brengen. Wat zijn de gevolgen hiervan voor consumenten?

Deze leden wijzen erop dat risico’s voor consumenten uiteraard beperkt moeten worden, zeker bij overeenkomsten met een lange looptijd en significante maandbedragen.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat niet elk huur- of leasecontract per definitie problematisch is. Hoe maakt het kabinet dit onderscheid? Kijkt het kabinet daarbij alleen naar de voorwaarden voor afsluiting van dergelijke overeenkomsten of ook naar de voorwaarden voor ontbinding, bijvoorbeeld in het geval van het verlies van inkomen door ontslag?

Deze leden constateren dat de Europese Commissie tevens voorstelt om lidstaten te verplichten een kostenplafond voor krediet vast te stellen. Hoe kan worden voorkomen dat plafonds door kredietverstrekkers zijn te omzeilen door bijvoorbeeld extra, separate kosten in rekening te brengen die buiten het rentetarief vallen?

Voorts lezen deze leden dat de Europese Commissie voorstelt om lidstaten te verplichten schuldadviesdiensten beschikbaar te stellen voor mensen met financiële problemen. Geeft het kabinet met de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening hieraan in voldoende mate invulling?

Op basis van het voorstel van de Europese Commissie is het mogelijk dat er budgettaire gevolgen zijn voor de toezichthouder, de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

De kosten die de AFM maakt voor het toezicht worden verdeeld tussen de onder toezicht staande instellingen.

De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet hoe hoog deze kosten zijn. Hoe verhouden de totale doorbelaste kosten van het financiële toezicht zich tot de totale (doorbelaste) toezichtlasten in andere lidstaten? Wat zijn de gevolgen van deze verschillen voor het concurrentievermogen van kredietverstrekkers die in Nederland zijn gevestigd?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de financiële gevolgen en gevolgen voor regeldruk voor kredietverstrekkers omvangrijk zijn. Deze leden steunen de inzet van het kabinet om deze gevolgen zoveel mogelijk te beperken waar extra regels niet of beperkt leiden tot verbeterde consumentenbescherming. Hoeveel kan hiermee worden bespaard?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de herziening van de richtlijn consumentenkrediet en het BNC-fiche daarover van het kabinet. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat consumenten op dit moment leningen kunnen afsluiten die schadelijk voor hen zijn. De herziening van de richtlijn beoogt dit met goede beschermingsmaatregelen te voorkomen. Deze leden onderschrijven het belang van de bescherming van consumenten tegen ongewenste of schadelijke kredieten.

De leden van de D66-fractie zien echter dat er ook veel consumenten zijn die bewust leningen afsluiten. Een voorbeeld is een lening voor de aanschaf van een telefoontoestel gekoppeld aan een telefoonabonnement. Een dergelijke lening is niet per definitie ongewenst of schadelijk voor hen. Deze leden vragen het kabinet daarom hoe met het voorstel wordt voorkomen dat ook niet-schadelijke consumentenkredieten worden voorkomen.

De leden van de D66-fractie constateren dat de Europese Commissie beoogt om de uitzondering voor huur- en leasingovereenkomsten zonder verplichting tot aankoop van het object te schrappen. Dit om de risico’s voor consumenten te verkleinen vanwege ondoorzichtige kostenstructuren en onvoldoende informatieverstrekking. Deze leden zetten daar vraagtekens bij. Is het niet eerder nodig om deze problemen aan te pakken in plaats van het beëindigen van deze gehele markt, omdat er een probleem is met ondoorzichtige kostenstructuren en onvoldoende informatieverstrekking? Hoe weegt de regering proportionaliteit van deze maatregel af in het licht van de afweging tussen de bescherming en de vrijheid van consumenten?

De leden van de D66-fractie lezen daarnaast dat de Europese Commissie de zogenaamde «Buy now, pay later»-diensten wil beëindigen omdat er ook hier risico’s bestaan voor slechte informatievoorziening. Deze leden erkennen dat dit risico bestaat en zijn positief over de bestrijding ervan door de Europese Commissie. Deze leden zien echter ook het risico dat deze diensten voor goed geïnformeerde consumenten niet langer beschikbaar zijn. Ziet het kabinet dit risico ook?

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het voorstel van de Europese Commissie voor een kostenplafond voor kredieten. Deze leden zien in het beperken van de hoogte van het consumentenkrediet op bijvoorbeeld creditcards en postorderkredieten als een belangrijke stap om consumenten te beschermen tegen oplopende kosten. Wat zijn de ervaringen met de tijdelijke verlaging van maximale kredietvergoeding? Wat is het oordeel van het kabinet over de twee andere opties die door de Europese Commissie worden voorgesteld?

De leden van de D66-fractie ondersteunen het kabinet in het vragen om aandacht bij de Europese Commissie voor de afbakening van de richtlijn aangaande huren en leasen. Deze leden onderschrijven het belang van het tegengaan van excessen in deze markt, maar hebben eerder vragen gesteld over de toegang tot deze dienstverlening voor goed geïnformeerde consumenten. Deze leden vragen het kabinet aan te geven welke afbakening aan de Europese Commissie wordt overgebracht.

De leden van de D66-fractie zijn positief over het informatiedocument waarmee consumenten in één oogopslag de essentiële informatie kunnen zien. Deze leden zien de juiste informatievoorziening als een belangrijke eerste stap, voordat andere maatregelen worden genomen. Is het kabinet met deze leden van mening dat er eerst moet worden gezorgd voor een adequate informatievoorziening voordat elementen op de kredietmarkt worden verboden?

De leden van de D66-fractie onderstrepen het belang van een gelijk Europees speelveld en het voorkomen van schulden voor mensen die daardoor ernstig in de problemen komen. Tegelijkertijd hebben deze leden zorgen over de proportionaliteit van de voorgestelde regel om ook kredieten van onder de 200 euro onder de reikwijdte van de richtlijn te brengen. Kan het kabinet gekwantificeerd aangeven wat het effect zal zijn op het terugdringen van schulden? Kan het kabinet daarnaast gekwantificeerd aangeven wat de kosten van deze maatregel voor de uitvoerders?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche over de herziening van de richtlijn consumentenkrediet. Hoewel consumptief krediet een nuttige rol kan spelen in de samenleving, zien de leden van de CDA-fractie dat de schuldenindustrie met name slachtoffers maakt aan de onderkant van de samenleving. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de overheid hier een schild dient te vormen om hen te beschermen tegen de verlokking van snel, maar duur, geld.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het kabinet zich uitspreekt als voorstander van de maatregelen die worden voorgesteld in de herziene richtlijn, maar dat er tegelijkertijd telkens ook wordt gesproken over het gevaar dat de herziene richtlijn tot onnodige belemmeringen kan leiden. Wat bedoelt het kabinet met «onnodig» wanneer er wordt gesproken over onnodige belemmeringen? Kan het kabinet aangeven wat nodige belemmeringen (kunnen) zijn? Welk belang weegt wanneer het erop aankomt voor het kabinet het zwaarst in de afweging tussen enerzijds de bescherming van de consument en anderzijds het vermijden van het opwerpen van belemmeringen?

De leden van de CDA-fractie vragen welke regels en verplichtingen er van toepassing worden verklaard op crowdfundingdiensten indien de richtlijn in haar huidige vorm wordt aangenomen. Deze leden vragen of het kabinet daaraan nog regels en/of verplichtingen toe wil voegen.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet waarom er niet in één keer wordt gekozen voor de meest effectieve beleidsoptie zoals bedoeld in het impact assessment dat is opgesteld door de Europese Commissie. Hoe worden kosten en baten vastgesteld bij het maken van een dergelijke belangenafweging? Zou het belang van mensen niet in de schulden werken niet altijd zwaarder moeten wegen dan het belang van consumenten om via consumptief krediet sneller of gemakkelijker producten te kopen?

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of de ontwikkelingen rondom spaarrentes en de daaruit voortvloeiende ontmoediging van sparen bijdragen aan de toename van de vraag naar consumentenkrediet.

Deze leden achten het voorstelbaar dat gebrek aan liquide middelen bij mensen onder meer veroorzaakt kan worden doordat men niet meer ervaart dat sparen loont. Hoe ziet het kabinet deze ontwikkeling?

De leden van de CDA-fractie delen de analyse van het kabinet dat maatregelen gericht op bewustwording, zoals informatieverstrekking, een beperkt effect hebben op consumenten. Deze leden zijn van mening dat naast het kijken of bestaande informatieverplichtingen kunnen worden beperkt er ook gekeken dient te worden naar op welke wijze kredieten überhaupt worden aangeboden. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet dan ook om in te zetten op regels voor de wijze waarop consumentenkredieten worden aangeboden die verder strekken dan enkel een goede informatievoorziening.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of koppelverkoop en ongevraagde verkoop van krediet, zoals bedoeld in de herziene richtlijn, al verboden zijn in Nederland en zo nee, waarom niet. De leden van de CDA-fractie achten het zeer onwenselijk dat de nu voorgestelde uitzondering dat bij een langdurige relatie tussen kredietverstrekker en klant krediet verstrekt mag worden ondanks een negatieve beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument, daadwerkelijk zal worden ingevoerd. Deze leden vragen naar het standpunt van andere EU-lidstaten op dit punt en of het kabinet mogelijkheden ziet om met andere EU-lidstaten gezamenlijk op te trekken om deze uitzondering te laten schrappen uit de definitieve richtlijn.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de verschillende manieren om een verplicht kostenplafond voor krediet in te voeren. Kan het kabinet aangeven welk plafond het meest effectief blijkt in de praktijk? Deze leden vragen voorts wat de beweegredenen zijn om EU-lidstaten verschillende plafonds te laten hanteren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga

De leden van de Groep Van Hage hebben kennisgenomen van het fiche over de herziening richtlijn consumentenkrediet en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

Ten aanzien van de financiële consequenties, de gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten merken de leden van de Groep Van Haga op dat kredietverstrekkers nu al bezwijken onder de druk op de compliance afdelingen. Deze leden constateren dat consumentenkredieten vaak kleine leningen met de daarbij behorende vaste kosten zijn

De leden van de Groep Van Haga zien het risico dat kredietverstrekkers liever geen kleine bedragen zullen uitlenen, zoals ook terug te zien is bij de gevestigde banken die liever geen kleine leningen meer verstrekken aan ondernemers. De potentiële kosten voor deze banken zijn namelijk veel hoger dan de verdiensten uit de rente. Kan de regering aangeven wat de gevolgen zijn voor de markt van consumentenkredieten als dit fenomeen zich ook in deze markt voltrekt?

De leden van de Groep Van Haga lezen dat de voordelen voor de consument en samenleving groter zijn dan de negatieve gevolgen van regeldruk voor kredietverstrekkers. Deze leden wijzen erop dat regeldruk zich uiteindelijk vertaalt in meer kosten. Deze kosten worden verwerkt in de kredietverstrekking. In het geval dat de kredietwaardigheidstoets strenger wordt, betekent dat in de ogen van deze leden dat de groep mensen die overblijft en in aanmerking komt voor een krediet steeds kleiner wordt. Deze groep moet zowel de kosten dragen voor zichzelf als de kosten van de afgewezen personen. Dit leidt in de visie van deze leden alleen maar tot duurdere en moeilijkere kredietverstrekking voor consumenten.

De groep die dan nog wel door de kredietwaardigheidstoets komt kan in de ogen van de leden van de Groep Van Haga minder lenen of hetzelfde bedrag lenen tegen hogere kosten. Heeft het kabinet goed onderzocht wat de precieze kostenverhogingen zijn voor een gemiddelde consumentenkredietbedrag?

Naar boven