2021D34950 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief van 18 mei 2021 «Reactie op verzoek van het lid Tjeerd de Groot, gedaan tijdens de regeling van Werkzaamheden van 11 mei 2021, over de plannen voor een stroomkabel dwars door Schiermonnikoog» (Kamerstuk 35 092, nr. 27).

De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan

De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Antwoord/Reactie van de Minister

8

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie merken op dat er veel discussie is ontstaan omtrent het voorkeurstracé voor de stroomkabel die het windpark ten noorden van de Waddeneilanden moet verbinden met het elektriciteitsnet. Deze leden merken daarbij op dat het van groot belang is dat de 700 megawatt (MW) wind-op-zee tijdig met het net verbonden wordt in verband met de energietransitie. De leden willen natuurlijk wel dat eventuele schade zoveel mogelijk wordt beperkt, want het Waddengebied is een fantastisch natuurgebied dat we moeten behouden en beschermen. Het gaat eveneens om een belangrijk landbouwgebied.

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over het voorgestelde tracé en het proces.

De leden van de VVD-fractie hebben ten eerste vragen omtrent de schade. Hoe groot is de schade die aangericht zou worden bij het voorkeurstracé. Kan de Minister bij de beantwoording van deze vraag ingaan op de schade bij zowel de aanleg van het voorkeurstracé als het onderhoud in de toekomst? Kan de Minister daarbij tevens ingaan op de schade voor zowel de natuur, als ook voor de boeren in het gebied? Wat kan er gedaan worden om de schade te beperken? In hoeverre is de schade permanent?

De leden van de VVD-fractie hebben ten tweede vragen omtrent de alternatieven voor het voorkeurstracé. Waarom is het niet mogelijk om de oostelijke route te kiezen? Waarom zou de oostelijke route in dat geval niet meer beschikbaar zijn voor toekomstige kabels? Kan daar niet al tijdig ruimte voor ingebouwd worden? Wat zou daarvoor nodig zijn? Wat zijn de kosten van de verschillende tracés? Welke andere varianten zijn of worden nog bekeken? Wanneer is het onderzoek in opdracht van de Minister naar alternatieven gereed? Welke varianten worden daarin bekeken?

De leden van de VVD-fractie hebben ten derde vragen omtrent het te volgen proces. Hoeveel tijd is er nog beschikbaar, voorafgaand aan het nemen van onomkeerbare stappen, willen we de aanlanding van dit windpark niet nodeloos vertragen? Hoe werkt de Minister aan het draagvlak onder omwonenden en belanghebbenden? Ziet de Minister nog mogelijkheden om het draagvlak verder te versterken? Welk overleg heeft er plaats gevonden met de regio en met de ondernemers en welk overleg vindt er nog plaats? Wat zijn de uitkomsten daarvan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de verschillende stukken die zijn ingediend ten behoeve van het rondetafelgesprek. Zij wensen nog een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen.

De leden van de D66-fractie willen vooropstellen dat zij het van groot belang vinden dat er vaart wordt gemaakt met het behalen van de doelen uit het klimaatakkoord en dat vertraging voorkomen wordt. Tegelijkertijd vinden deze leden dat met een kwetsbaar gebied als het Waddengebied, dat van onschatbare waarde is voor de natuur en heel Nederland, met de grootste zorgvuldigheid moet worden omgegaan. Deze leden zijn er, na de uitvoering van de contra-expertise van de Kamer en het bijwonen van het rondetafelgesprek, niet van overtuigd dat deze zorgvuldigheid voldoende geborgd is in het proces tot nu toe. Deze leden vragen dan ook hoe de Minister reflecteert op de zorgvuldigheid van het proces nu de «adempauze», die in de Kamerbrief van 18 mei werd aangekondigd, bijna voorbij is. (Kamerstuk 35 092, nr. 27). Hierbij vragen deze leden specifiek op een reflectie op de cumulatieve effecten van alle andere activiteiten op de Wadden op de lange termijn en de realisatie van het voorkeursalternatief (VKA).

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse genomen van de «heatmap» die is ontwikkeld door het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) ten behoeve van het rondetafelgesprek. De «heatmap» schetst de biodiversiteitshotspots op de Wadden en hoe de verschillende tracés deze doorkruisen. Hieruit wordt nogmaals duidelijk dat het huidige VKA door juist de meest kwetsbare en ecologisch rijke gebieden van de Wadden loopt. Kan de Minister reageren op deze biodiversiteitsanalyse? Deelt de Minister de mening van de leden van de D66-fractie dat deze analyse bevestigt dat het huidige VKA grote risico’s voor de natuur met zich meebrengt? Hoe schat de Minister de mogelijkheden op eventueel herstel van de mosselbanken en het zeegras in en op welke wijze is dit ecologisch onderbouwd? Hoe ziet de Minister deze kwetsbaarheden in het licht van het verslechteringsverbod en voorzorgsprincipe dat geldt in de Wadden, gezien de Natura-2000-status? Is de Minister het met de leden van de D66-fractie eens dat, gelet op het verslechteringsverbod in artikel 6 lid 2 van de Vogel en Habitatrichtlijn (VHR), juridische procedures tot grote vertraging kunnen leiden? Is een juridische risicoanalyse op basis van deze twee genoemde principes uit de VHR meegenomen in het besluit voor het huidige VKA? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan deze gedeeld worden?

De leden van de D66 fractie vragen zich met betrekking tot de ecologische risico’s van het VKA af in hoeverre verdrinking van de wadplaten is meegenomen in de bestaande ecologische risicoanalyse. Is bij het kijken van de effecten van het graven bij de Waddenzee bijvoorbeeld gekeken naar waar het zand vandaan moet komen om dat weer aan te vullen? Zo ja, waar komt dit zand vandaan? Is meegenomen of er een netto substantiële zandtoevoer naar die steeds steilere voordelta bestaat, ook met het zicht op een versnellende zeespiegelstijging? En acht de Minister het aannemelijk dat het nu creëren van lokale bodemdaling «ergens in het waddensysteem» straks de schaal en snelheid van het verdrinken van ecologische waardevolle wadplaten zal uitvergroten?

De leden van de D66-fractie hebben de zorg dat bij het zoeken naar de verschillende mogelijkheden voor het aanlanden van energie, te vroeg in het proces al een te nauwe en onvoldoende integrale en toekomstgerichte scope is gehanteerd. Hierin voelen zij zich gesterkt door de inbrengen van de verschillende stakeholders aan het rondetafelgesprek en de contra-expertise, waarin werd geconcludeerd dat de cumulatieve effecten van de aanlanding, nog toekomstige kabels voor windparken, onvoldoende zijn meegenomen. Kan worden gereageerd op deze zorg? De leden van de D66-fractie hebben uit de voorliggende brief begrepen dat de Verkenning aanlanding wind op zee (VAWOZ) parallel loopt aan de nadere uitwerking van het bestaande VKA. Deelt de Minister de mening van deze leden dat het voor een integrale keuze voor het VKA nodig is om in elk geval de voortschrijdende inzichten van het VAWOZ-onderzoek mee te nemen in de uiteindelijke besluitvorming voor een definitief VKA? In hoeverre is dit ook het geval?

De leden van de D66-fractie roepen in herinnering dat bij het vaststellen van de Waddenagenda voor 2050 werd gesteld dat kabels en buisleidingen door de Waddenzee naar het vasteland in principe aan moeten sluiten bij bestaande corridors. Is dit principe volgens de Minister voldoende meegenomen bij het uitkiezen van de verschillende opties en de uiteindelijke keuze voor het huidige VKA? Is de Minister van mening dat het VKA nog steeds de beste keuze is als deze doelstelling en het voortschrijdend inzicht van het VAWOZ-onderzoek in acht worden genomen?

De leden van de D66-fractie vragen of het een optie is om, met het oog op de toekomstige energieopgave, nu al de dikke kabel van 10 gigawatt (GW) te leggen op het oostelijk tracé, waar toekomstige windparken als een soort van stopcontact op kunnen worden aangesloten. Op welke termijn is de aanleg van deze kabel mogelijk? Leidt dit tot vertraging van de 2030-doelstelling? De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat deze grotere kabels al op korte termijn bij IJmuiden ver worden toegepast. Op die manier hopen deze leden dat schade aan het kwetsbare Waddengebied zoveel mogelijk kan worden voorkomen en het gebruik van de wisselstroomkabels niet nodig is. Kan de Minister reflecteren op deze optie? De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat dit technisch al mogelijk is, maar wellicht wel grote wijzigingen in de huidige plannen met zich meebrengt en daardoor ook enige vertraging en hogere kosten kan opleveren. Is de Minister het eens met deze leden dat, om te voldoen aan het voorzorgsprincipe, de best beschikbare technieken moeten worden gekozen om schade aan een kwetsbaar Natura-2000-gebied te voorkomen, ook met het oog op het risico van vertraging als gevolg van juridische procedures? Hoeveel vertraging en hoeveel hogere kosten schat de Minister dat een wijziging van de plannen met zich meebrengt? Hoe omvangrijk schat de Minister deze vertraging en deze kosten ten opzichte van mogelijke vertraging en kosten die het project oplevert door schending van het voorzorgsprincipe en het verslechteringsverbod? Wordt een eventuele grotere wijziging nog meegenomen in de huidige besluitvorming? Zo nee, waarom niet? Welke andere opties liggen er op dit moment nog op tafel?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken over de plannen voor een stroomkabel dwars door Schiermonnikoog. Deze leden merken op dat er in het gebied zorgen zijn over de impact van de aanleg van de stroomkabel op onder andere de natuur en de landbouw. Deze leden onderschrijven het belang van wind op zee en het transport van de op zee geproduceerde elektriciteit. Daarbij hechten zij er wel aan dat de impact op onder andere de natuur en landbouw zo veel mogelijk wordt beperkt bij de definitieve besluitvorming over het te kiezen traject, alsmede bij de daadwerkelijke aanleg van de stroomkabel. Vanuit deze gedachte hebben voornoemde leden enkele vragen voor de Minister.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de landbouwsector vraagt om onderzoek naar de gevolgen van de aanleg van een stroomkabel voor de bedrijfsvoering van landbouwbedrijven in het unieke pootgoedgebied waardoor het voorkeurstraject loopt. Bij akkerbouwers in het gebied zijn er grote zorgen over onder andere de mogelijke introductie van plantenziekten als gevolg van de aanleg van de kabel en verziltingsrisico die op kunnen treden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre deze door de agrarische sector genoemde risico’s momenteel voldoende in beeld zijn. Is de Minister bereid om in samenwerking met de sector de gevolgen voor de bedrijfsvoering van landbouwbedrijven te onderzoeken, zodat ook dit aspect goed in beeld is op het moment dat over wordt gegaan tot een definitief besluit over het te kiezen tracé?

De leden van de CDA-fractie merken op dat netbeheerder TenneT aangeeft dat er verschillende aanlegtechnieken beschikbaar zijn met een beperkte verstoring en impact op de omgeving tot gevolg. Zo wordt in het position paper van TenneT voor het rondetafelgesprek van 16 september 2021 het gebruik van een Wadtrencher, een machine die de gronddruk heeft van een gemiddelde wadloper, genoemd als mogelijkheid. TenneT sprak daarbij uit op basis van eerder ervaringen in Nederland en Duitsland te verwachten dat er na enkele weken geen sporen op de wadplaten meer zichtbaar zijn. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dieper in te gaan op de ervaringen op andere locaties. Kan de Minister aangeven wat bij deze eerdere aanleg van kabels in onder andere Duitsland de exacte gevolgen waren voor de natuur, op welke termijn de natuur zich heeft hersteld en op welke wijze bij deze trajecten is gepoogd de natuurimpact zoveel mogelijk te beperken? Kan hij tevens aangeven of de verwachting van TenneT, dat na enkele weken geen sporen op de wadplaten meer zichtbaar zijn, ook betekent dat de aangetaste natuur zich daadwerkelijk binnen een dermate korte termijn hersteld? Is daar op andere locaties onderzoek naar gedaan en zo ja, wat waren daarvan de uitkomsten? Tevens vragen de leden van de CDA-fractie hoe de Minister de zorgen, zoals geuit door Tjisse van der Heide van het NIOZ, duidt dat ongeacht de aanlegtechnieken de schade aan de natuur onomkeerbaar zal zijn. Is dat een breed gedragen kritiek vanuit de wetenschap? Herkent de Minister deze kritiek? Hoe zal hij daarmee omgaan?

De leden de CDA-fractie merken op dat de keuze voor het voorkeurstracé Eemshaven-West omgeven is met zorgen over natuur en landbouw, maar dat het alternatieve tracé Eemshaven-Oost ruimtelijke en technische risico’s kent en mogelijk niet toekomstvast is. Gezien de zorgen over het huidige voorkeurstracé en de onzekerheid over de haalbaarheid van het alternatieve tracé vragen deze leden de Minister om te herbevestigen dat als onderdeel van de VAWOZ 2030, waarin wordt onderzocht welke verbindingen er door het Waddengebied nodig zullen zijn en welke mogelijkheden hiervoor zijn, ook wordt bezien of het gekozen voorkeursalternatief het juiste is. Kan hij tevens de uitspraak van de voormalig Minister van Economische zaken en Klimaat (Kamerstuk 35 092, nr. 27) bevestigen dat als hieruit blijkt dat er goede redenen zijn om het gekozen voorkeurstracé te wijzigen, dat in overweging genomen zal worden? Kan de Minister tevens toezeggen dat als er sprake is van een heroverweging, er daarbij ook aandacht zal zijn voor de borging van werkgelegenheid in Noord-Nederland?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hechten veel belang aan het behouden van natuur en het oplossen van de biodiversiteitscrisis, alsook het oplossen van de klimaatcrisis. Klimaatverandering heeft immers een directe impact op het Waddengebied en dus de biodiversiteit van dit unieke natuurgebied. De uitrol van duurzame energie is daarom essentieel, ook voor het Waddengebied. Deze leden vinden het daarom belangrijk dat de uitrol van windparken op zee snel plaatsvindt, zonder permanente schade aan de natuur.

De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag een goed overzicht van de alternatieven zien en dan met name de oostelijke variant. Kan de Minister de voor- en nadelen van deze variant uiteenzetten? Kunnen hierbij de kosten, het ruimtebeslag en de ecologische gevolgen duidelijk op een rijtje worden gezet? Is de Minister bereid een meerprijs te betalen als daarmee schade aan de natuur voorkomen kan worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie

De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken. Zij merken op dat de discussie over de aanleg van de stroomkabel momenteel gaat over de keuze tussen de tracés Eemshaven-Oost of Eemshaven-West. De Minister heeft een voorkeur voor het tracé-west, ondanks dat deze dwars door Schiermonnikoog en dwars door een kwetsbaar en biodivers stuk van het UNESCO Werelderfgoed Waddenzee loopt en ondanks dat deze niet wordt gewenst door regionale en lokale overheden. De argumentatie van de Minister is dat hij het tracé-oost open wil laten voor toekomstige kabels, zoals gelijkstroomkabels of waterstofleidingen in het kader van de energietransitie. De aanleg van deze kabels zou meer impact op de natuur hebben dan de huidige voorgestelde wisselstroomverbinding, vandaar de voorkeur voor het tracé-oost

De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie wijzen op een contra-expertise door de Waddenacademie, waaruit naar voren komt dat de tot nu toe gevolgde procedure onvoldoende is om de hoofddoelstellingen voor het Waddengebied te behalen. Deze leden merken daarom op dat de huidige voorgestelde keuze tussen tracé-oost en -west een onjuist uitgangspunt heeft, een zogenaamd vals dilemma. Zo sluit het huidige voorstel niet aan bij het beleid van de overheid voor de Wadden, waarbij kabels moeten aansluiten op bestaande corridors. Daarnaast houdt de huidige procedure onvoldoende rekening met de impact van het gebruik, onderhoud en de mogelijke ontmanteling van de kabel en met cumulatieve effecten. Deelt de Minister het inzicht van de Waddenacademie dat de gevolgde procedure onvoldoende is om de hoofddoelstellingen voor het Waddengebied te behalen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de Minister ondernemen om de procedure als nog in lijn te brengen met het behalen van de hoofddoelstellingen? Welke rol kan het voorgestelde toetsingskader van de Waddenacademie spelen in het behalen van de hoofddoelen uit de Agenda? Deelt de Minister het inzicht dat de aanleg van de stroomkabel in het UNESCO-gebied vanuit een technisch oogpunt is ingegeven en niet vanuit een oogpunt van natuur? Zo nee, waarom niet?

Effecten op het UNESCO Werelderfgoed Waddenzee

De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie vragen de Minister op welke manier bij het huidige project rekening gehouden is met de huidige gebruikers van de Waddenzee en de cumulatieve effecten op de natuur? Is de Minister zich er van bewust dat er rekening gehouden moet worden met cumulatieve effecten? Zo nee, hoe gaat hij dat rechtzetten? Kan de Minister aangeven hoeveel (extra) schade door bestaande vergunningen aan de Waddenzee wordt toegebracht? Is bekend wat de schade van de aanleg langs tracé-west daaraan gaat toevoegen? Zo nee, waarom niet en is de Minister bereid dit te onderzoeken? Is het mogelijk dat we ongemerkt een «tipping point» passeren en hoe voorkomt de Minister dat dit gebeurt?

De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat de oorspronkelijke afwegingen waren voor het plaatsen van windmolens op de Noordzee boven de Waddeneilanden, zowel met betrekking tot Gemini als met betrekking tot het nieuwe park genaamd «Ten noorden van de Waddeneilanden»? Hoe werd bij deze keuze rekening gehouden met het plaatsen van de kabels, de ligging van het Werelderfgoed Waddenzee en het type kabels? Kan de Minister aangeven hoe de geplande windmolenparken in andere delen van de Noordzee zijn betrokken bij de afwegingen? Hoe ver is er vooruitgekeken bij geplande en geambieerde windparken in de Noordzee? Is er vooruitgekeken tot 2030, of ook al tot 2040 of 2050? Hoeveel GW zal er in 2050 in de Noord- en Waddenzee moeten worden opgewekt volgens de huidige stand van zaken van de plannen? Op welke manier zijn de (cumulatieve) effecten van dit project meegenomen, in relatie tot andere huidige en toekomstige projecten en huidige en toekomstige gebruikers? Deelt de Minister het inzicht dat het kwetsbare UNESCO Werelderfgoed moet worden ontzien van activiteiten en ontwikkelingen, die het gebied kunnen aantasten, door in te zetten op duurzame energieopwekking in andere delen van Noordzee of door er zorg voor te dragen dat kabels niet door het biodiverse Waddengebied getrokken worden? Zo ja, hoe kan dit worden meegenomen in de energietransitie?

De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe zwaar het thema milieu heeft gewogen in het huidige afwegingskader in verhouding tot andere thema’s, zoals omgeving, techniek, toekomstvastheid en kosten. Tellen alle thema’s even zwaar mee of is er een weging geweest? Hoe zijn de gevolgen van het gebruik, het onderhoud en de ontmanteling meegenomen in het huidige afwegingskader? Wat waren de resultaten? De leden krijgen graag inzicht in de documenten die betrekking hebben op deze afweging. Indien het niet is onderzocht, is de Minister bereid om dit alsnog te onderzoeken? Kan de Minister aangeven hoe de ambitie om te komen tot een natuurinclusieve samenleving (waarin bij alle besluiten en handelingen de effecten op de natuur en de kansen die natuur en natuurlijke processen bieden, meegenomen zijn) is betrokken bij de voorkeursafweging voor tracé-west? Is onderzocht welke kansen er worden geboden door de natuur en natuurlijke processen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de resultaten? Zijn deze kansen onderzocht voor tracé-oost? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de resultaten?

De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie vragen hoe de uitgangspunten van het clusteren van kabels, buizen en leidingen en van zuinig gebruik van de beperkte ruimte in de Waddenzee zijn meegenomen in de huidige procedure. Welke andere aanlegpunten zijn er bekeken in Nederland en daarbuiten? Hoeveel en welke kabels, die hergebruikt kunnen worden, liggen er in de Waddenzee en hoeveel liggen er in Noordzee? Welke rol zouden (oude) bestaande gasbuizen en andere kabels kunnen spelen bij de aanleg van de stroomkabel? Is onderzocht op welke manier hergebruik technisch mogelijk is, hoeveel dit kost en welke milieu of andere voor- of nadelen hiermee behaald worden, rekening houdend met de ambitie om klimaatneutraal te worden en het gebruik van fossiele brandstoffen te beëindigen? Als hergebruik onderzocht is, wat waren de resultaten? Als dit hergebruik niet onderzocht is, waarom niet en is de Minister bereid dit te laten onderzoeken?

De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie vragen of het klopt dat gelijkstroom duurder is om aan te leggen en dat dit mogelijk de keuze voor wisselstroom heeft beïnvloed? Klopt het dat gelijkstroom op langere afstanden van meer dan tientallen kilometers economisch efficiënter is, omdat minder elektriciteitsverlies optreedt? Klopt het dat bij de aanleg van een gelijkstroomverbinding, met een capaciteit groter dan 1.000 MW, een bipolair systeem technisch-economisch het meest voordelig is? Wat is het verschil tussen monopolaire en bipolaire gelijkstroom? Wat zijn de effecten van de aanleg, het gebruik, het onderhoud en de ontmanteling van wisselstroom-, monopolaire en bipolaire gelijkstroomkabels op milieu en met name het kwetsbare Waddengebied? Wat zijn de effecten van wisselstroom en monopolaire en bipolaire stroom op soorten die gevoelig zijn voor elektrische- en magneetvelden, zoals haaien, roggen en vissen, graag uitgesplitst naar type stroom? Welke onderzoek is hiernaar gedaan? Wat is de reikwijdte van de effecten van wisselstroom in vergelijking met monopolaire en bipolaire gelijkstroom? Welke maatregelen kunnen genomen worden om de effecten van magneetvelden rondom kabels te verminderen? Hoe diep moet de wissel- of gelijkstroomkabel komen te liggen om mogelijke effecten op diersoorten te vermijden? Hoe diep liggen de huidige kabels, die mogelijk hergebruikt kunnen worden? Is de Minister bereid dit te onderzoeken?

De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie willen weten of er nog andere alternatieve tracés bekeken worden, naast de huidige negen. Klopt het dat de kabel, die momenteel wordt aangelegd, moet voldoen aan de productie van 6 GW? Op welke manier wordt er al rekening gehouden met een productie van 11 GW die gepland staat voor 2030? Wordt er wellicht nog verder vooruitgekeken of wordt er geen rekening mee gehouden? Is onderzocht of de Gemini-kabels opgevist kunnen worden om dan een (bipolaire) gelijkstroom kabel terug te plaatsen, die rekening houdt met tenminste 11 GW potentie? Is onderzocht of de kabels boven het Waddengebied naar Den Helder of IJmuiden doorgetrokken kunnen worden? Is de Minister bereid dit te onderzoeken, hierbij ook rekening houdend met de ambitie om tot een klimaatneutrale, natuurinclusieve samenleving te komen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de plannen voor een stroomkabel dwars door Schiermonnikoog. Het lid van de BBB-fractie vindt het onbegrijpelijk dat in het licht van de energietransitie alles geoorloofd lijkt. Waar de overheid enerzijds draconische maatregelen wil nemen die diep ingrijpen op de persoonlijke levenssfeer van burgers, waarmee wij doelen op het onteigenen van boeren ten gunste van stikstof om huizen te kunnen bouwen, lijkt diezelfde overheid zonder blikken of blozen een uniek natuurgebied, waarschijnlijk onherstelbaar, te willen aantasten teneinde het onder hoge druk realiseren van de energietransitie. Dat is onbegrijpelijk op het moment dat er een alternatief voorhanden is: tracé-oost. In de Kamerbrief geeft de Minister aan dat het wijzigen van het voorkeurstracé in overweging genomen wordt als daar aanleiding toe is. Er is in de tussentijd een alarmerende brief binnen gekomen waarin 30 kustonderzoekers waarschuwen voor de desastreuze gevolgen voor de biodiversiteitshotspots in het gebied van het westelijke tracé, terwijl er een alternatief voorhanden is. Erkent de Minister de analyse die in deze brief uiteen gezet is en is dit voldoende aanleiding om het oostelijk tracé te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?

Het lid van de BBB-fractie heeft daarnaast de notitie van de Waddenacademie doorgenomen. Ook zij stellen dat de beoordeling tekortgeschoten is en dat de mogelijke aanlandingsstations niet het sluitstuk, maar het vertrekpunt hadden moeten zijn. Kan de Minister uitleggen waarom dit niet gebeurd is?

II Antwoord/Reactie van de Minister

Naar boven