2021D25559 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief over vogelgriep aangetoond bij vossen (Kamerstuk 28 286, nr. 1185).

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Goorden

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

3

     

II

Antwoord/reactie van de Minister

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over vogelgriep bij vossen en zijn van mening dat de bestrijding van de vogelgriep zeer belangrijk is en een grote prioriteit heeft. Deze leden hebben daarom nog enkele vragen en opmerkingen.

Endemische ziekte

De leden van de D66-fractie hebben signalen ontvangen dat het risico bestaat dat de vogelgriep een endemische ziekte wordt in Nederland, bijvoorbeeld door de jonge aanwas van in Nederland broedende populaties brandganzen. Deze leden vinden dit erg zorgelijk, zeker omdat nu bijvoorbeeld ook vossen in Groningen zijn aangetroffen met de vogelgriep. Zij lezen onder andere dat nu het advies geldt voor burgers om hun honden aangelijnd te houden in natuurgebieden waar de vogelgriep aanwezig is. Heeft de Minister in beeld of dit advies voldoende wordt nageleefd? Is het mogelijk dit advies om te zetten in een verplichting? Welke maatregelen zouden nog meer genomen kunnen worden om te voorkomen dat andere dieren besmet raken met het virus? Ziet de Minister ook het gevaar dat het virus een endemische ziekte kan worden? Welke gevolgen zou dit hebben voor de pluimveesector?

Preventieve vaccinatie

De leden van de D66-fractie constateren dat in april 2021 een motie is aangenomen van de leden Tjeerd de Groot en Van Campen (Kamerstuk 35 398, nr. 14) die de regering verzoekt zich samen met de pluimveesector in te zetten voor preventieve vaccinatie als onderdeel van het diergezondheidsinstrumentarium, inclusief de handelsaspecten daarvan. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Is de Minister van mening dat de recente besmetting bij een kalkoenbedrijf in Weert extra aansporing geeft deze motie spoedig uit te voeren?

Governance

De leden van de D66-fractie hebben de Minister een aantal keer gevraagd duidelijkheid te scheppen over verantwoordelijkheden van provincies en andere bestuurslagen bij het in de toom houden van vogelgriep. Is de Minister van mening dat na haar gesprekken met de provincies het nu duidelijk is welke taak iedereen heeft en dat het opruimen en verplaatsen van dode en levende vogels met vogelgriep nu beter verloopt? Is zij in gesprekken met de provincies problemen tegengekomen die opvolging verdienen? Is er inmiddels een gezamenlijk protocol voor het opruimen van dode vogels met vogelgriep? Zo nee, wanneer verwacht zij deze?

Monitoring en preventieve maatregelen

De leden van de D66-fractie lezen dat de deskundigengroep aanraadt om verschillende diersoorten, zoals zeehonden, marterachtigen, knaagdieren en vossen, te monitoren op antistoffen tegen H5. Neemt de Minister dit advies over? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn? Is de Minister van mening dat het voor burgers die in aanraking komen met dieren die verschijnselen vertonen van vogelgriep duidelijk is welke maatregelen zij moeten nemen? Zo nee, is zij bereid hier meer informatie over te verstrekken in gebieden waar vogelgriep in hogere mate voorkomt? De deskundigengroep benadrukt «met klem» dat «het belangrijk is om alert te blijven op de kans dat pluimvee via andere bronnen besmet raakt, zoals door menselijke activiteiten en contact met pluimvee in andere lidstaten». Hoe wordt dit gemonitord?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich al jaren grote zorgen over het vogelgriepvirus en de wijze waarop wordt omgesprongen met de risico’s hiervan. Nederland heeft dit jaar te maken met een «vogelgriepepidemie», zoals de Minister de huidige situatie in haar brief terecht noemt.1 Wederom zijn er honderdduizenden zieke en gezonde kippen, eenden en kalkoenen massaal vergast. Wederom worden de lege stallen daarna weer vol gezet met honderdduizenden andere dieren. Deze epidemie duurt nu al acht maanden. Waar de Minister het in oktober zorgelijk noemde dat al zo vroeg in het «vogelgriepseizoen» zo veel vogels met vogelgriep werden gevonden in Nederland, schreef Boerderij onlangs dat hier nog niet eerder zo laat in het voorjaar nog vogelgriep was.2 3 Nu bleek het virus half mei ook nog te zijn overgesprongen van dode wilde vogels naar vossen in een natuurgebied in Groningen. De hoogpathogene, ofwel zeer gevaarlijke en besmettelijke vogelgriepvariant H5N1 is daarmee van de ene diersoort op de andere overgesprongen. Wat betekent dit voor de gevaren van virusmutaties? Hoe wordt dit gemonitord en door wie? Welke andere wilde dieren lopen een risico om besmet te raken met vogelgriepvariant H5N1? De Minister schrijft dat ook honden en katten gevoelig kunnen zijn voor vogelgriep. Bestaat er een risico dat huisdieren besmet raken met H5N1 en hoe wordt dit gemonitord? Zo ja, wat betekent dit voor het risico dat het virus kan overspringen van (huis)dier naar mens?

Virologen waarschuwen al jaren voor de immense risico’s van het vogelgriepvirus. Eerder al bleken vogelgriepvarianten H5N1, H7N9, H9N2 en H7N7 voor mensen gevaarlijk te zijn en dit jaar bleken in Rusland ook voor het eerst mensen te zijn besmet met H5N8.4 Is het mogelijk dat het vogelgriepvirus in de toekomst jaarrond aanwezig blijft in Nederland, vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Wat betekent dit voor de gezondheidsrisico’s voor mens en dier? Wat deze leden betreft is het dan ook hoog tijd voor een nieuwe, effectieve aanpak.

Het vogelgriepvirus kwam dit najaar vermoedelijk uit Rusland naar Nederland, schreef de Minister dit najaar.5 Over Rusland was al langer bekend dat het vogelgriepvirus daar niet onder controle was.6 Nederlandse pluimveebedrijven sprongen gretig in het gat dat ontstond doordat grote Russische bedrijven met (vleeskuiken)ouderdieren werden getroffen door vogelgriep. Kan de Minister bevestigen dat Nederlandse bedrijven in 2019 305,3 miljoen broedeieren met ouderdieren en in 2020 240,1 miljoen broedeieren naar Rusland hebben geëxporteerd? Daarmee hebben deze bedrijven bijgedragen aan het in de benen houden van de Russische pluimveehouderij. Ook Polen verloor de controle over de vele uitbraken van vogelgriep.7 In de afgelopen maanden zijn daar minstens 10 miljoen dieren vergast.8 Kan de Minister bevestigen dat Nederlandse bedrijven in 2019 7,4 miljoen broedeieren en in 2020 3,6 miljoen broedeieren naar Polen hebben geëxporteerd? Hoe ziet de Minister de rol van deze Nederlandse bedrijven in het ontstaan en de verspreiding van het vogelgriepvirus?

Kan de Minister bevestigen dat zij de ophokplicht recentelijk heeft opgeheven in vijf van de twintig Nederlandse regio’s, omdat in die regio’s de kans op een uitbraak van vogelgriep matig is in plaats van hoog? Kan de Minister bevestigen dat zij de ophokplicht in de regio waar de Gelderse Vallei onder valt juist in stand laat vanwege de hoge pluimveedichtheid in die regio? Erkent de Minister daarmee dat het houden van zo veel dieren op zo’n kleine oppervlakte een zeer grote risicofactor is voor de verspreiding van dierziekten?

Kan de Minister bevestigen dat de aanwezigheid van open water in de omgeving de kans op de uitbraak van vogelgriep aanzienlijk vergroot?9 Om die reden roept de Nederlandse Pluimveehouders Vakbond op om bij de ontwikkeling van natte natuur rekening te houden met pluimveehouders.10 Dit is de wereld op zijn kop. Deelt de Minister het inzicht dat de ontwikkeling van natte natuur essentieel is voor waterberging (klimaatadaptatie) en het vasthouden van CO2(klimaatmitigatie)? Kan de Minister de leden van de Partij voor de Dieren-fractie duidelijk maken dat de belangen van de pluimveesector niet worden meegewogen in de besluitvorming rond de ontwikkeling van natte natuur?

Tot nu toe hebben bijna acht maanden ophokplicht niet geleid tot een einde aan de vogelgriepepidemie. Ook het vergassen van 812.000 kippen, eenden en kalkoenen heeft er niet toe geleid dat het virus succesvol is bestreden. Erkent de Minister dat een andere aanpak dus nodig is, om te voorkomen dat dit zich blijft herhalen? Kan de Minister uiteenzetten welke nieuwe oplossingsrichtingen op tafel liggen bij de gesprekken die nu worden gevoerd over de aanpak van de vogelgriep? Wordt een krimp van het aantal dieren in de pluimveehouderij besproken? Zo nee, waarom niet? Wordt er gesproken over het maximeren van het aantal dieren per bedrijf? Zo nee, waarom niet? Wordt de handel in broedeieren naar landen waar jaarlijks vogelgriep heerst hierbij besproken? Zo nee, waarom niet? Wordt de toekomst van de eendenhouderij in Nederland hierbij besproken, aangezien eenden ten opzichte van kippen 23 maal zoveel kans hebben op besmetting met vogelgriep, terwijl deze dieren altijd al binnen worden gehouden?11

Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft is het goed dat wordt gesproken over de vaccinatie van kippen, maar dit moet wel onderdeel zijn van een breder plan. Erkent de Minister dat vaccinatie slechts symptoombestrijding is zolang niets wordt gedaan aan de schaal waarop kippen, eenden en kalkoenen worden houden in de pluimvee-industrie en zolang Nederland de pluimvee-industrie in beruchte vogelgrieplanden in de benen blijft houden?

II Antwoord/Reactie van de Minister

Naar boven