Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2021
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft de staatsecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties op 19 april gevraagd te reageren op een brief van de
heer L. H.1 van 6 februari met als onderwerp «Reactie m.b.t. beëindiging rekening relaties ABN
AMRO op Curaçao» en op een aangenomen motie door de Eilandsraad van het Openbaar Lichaam
Sint Eustatius op 4 maart.
In de brief van de heer L. H. wordt het ongenoegen uitgesproken over het voornemen
van ABN AMRO om het aanbieden van betaalrekeningen en andere producten te beëindigen
van klanten woonachtig op Curaçao. Naar ik heb begrepen geldt dit ook voor Sint Maarten
en Caribisch Nederland. In de brief wordt onder meer verwezen naar het feit dat de
rekening van klanten van ABN AMRO op Aruba niet wordt opgezegd en dat ABN AMRO daarmee
onderscheid maakt tussen de verschillende onderdelen van het Koninkrijk der Nederlanden.
Ik kan mij goed voorstellen dat het voornemen van ABN AMRO bij Nederlanders op Curaçao,
Sint Maarten en in Caribisch Nederland tot ongerustheid heeft geleid. Het gebruik
kunnen maken van een betaalrekening is een belangrijke voorwaarde om deel te nemen
aan het maatschappelijk verkeer. Bovendien kan het soms gaan om het opzeggen van een
langdurige klantrelatie. Naar aanleiding van uw verzoek ben ik in gesprek getreden
met ABN AMRO. Hieronder ga ik in op de toepasselijke regelgeving en doe ik verslag
van het gesprek met ABN AMRO.
Het is allereerst aan een bank zelf om haar strategie te bepalen en te bepalen met
welke cliënten zij een zakelijke relatie aangaat of voortzet. Op grond van de Wet
ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) is een bank verder
verplicht om risico-inschattingen te maken, daar het klantenacceptatiebeleid op af
te stemmen en eventueel mitigerende maatregelen te treffen. De Wwft verplicht om van
een klant afscheid te nemen indien een bank de geconstateerde risico’s niet kan mitigeren
of als de klant de benodigde informatie om een goede risicobeoordeling te maken niet
aanlevert. Een verhoogd risico betekent niet dat een groep cliënten categoraal geweigerd
moet worden.2
De bank in kwestie heeft in alle gevallen wel een zorgplicht naar de klant en kan
een rekening alleen opzeggen met een goede onderbouwing en met oog voor de belangen
van de klant. Ik heb van ABN AMRO begrepen dat zij het sluiten van rekeningen in het
Caribisch deel van het Koninkrijk in ieder geval voorlopig heeft opgeschort met het
oog op het initiatiefwetsvoorstel Wet beschikbaarheid basisbetaalrekening Nederlanders
in het buitenland van het lid Sneller.3 In het initiatiefwetsvoorstel wordt geregeld dat ook Nederlanders verblijvend buiten
de Europese Unie, onder voorwaarden, recht hebben op een basisbetaalrekening. Ik heb
verder begrepen dat wanneer ABN AMRO het voorgenomen beleid ten aanzien van het sluiten
van rekeningen zou uitvoeren, klanten tot zes maanden, indien nodig, worden begeleid
bij het overstappen naar een nieuwe betaalrekening om bepaalde transacties mee te
verrichten, zoals het ontvangen van AOW of pensioen.
Ook heb ik gevraagd waarom Aruba uitgezonderd is van dit beleid. ABN AMRO heeft mij
gemeld dat zij zich volgens haar algemene strategie richt op de regio Noordwest Europa.
Daarnaast voert ABN AMRO een zogenaamd landenbeleid waar iedere regio een risicoscore
toebedeeld krijgt. ABN AMRO stelt voor het landenbeleid betrouwbare bronnen te gebruiken
zoals rapporten van toezichthouders en mondiale organisaties. Indicatoren voor een
verhoogd risico zijn landen of geografische regio’s die zijn geïdentificeerd als gebieden
met een hoog niveau van corruptie of andere criminele activiteiten. ABN AMRO neemt
afscheid van klanten die permanent in landen met een verhoogd risico buiten de Europese
Economische Ruimte (EER) verblijven en neemt geen nieuwe klanten meer aan uit landen
buiten de EER met een neutrale risicoscore. Uit deze methodiek volgt dat Curaçao,
Sint Maarten en Caribisch Nederland als een verhoogd risico door ABN AMRO worden aangemerkt
en Aruba een neutrale risicoscore heeft.
Tot slot heeft de commissie de staatsecretaris verzocht te reageren een motie van
eilandraad van Sint Eustatius waarin zij aandacht vragen voor het niveau van bancaire
dienstverlening. Ik ben in gesprek getreden met vertegenwoordigers van Sint Eustatius
over deze problematiek en ik zal binnenkort met de op St. Eustatius aanwezige bank
verder spreken om te achterhalen welke knelpunten er zijn en hoe deze kunnen worden
weggenomen.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra