Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 2021D01222 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 2021D01222 |
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 9 december 2020 inzake de Kabinetsreactie externe evaluatie Dutch Good Growth Fund (Kamerstuk 34 952, nr. 120).
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Nr |
Vraag |
1 |
Kunt u een overzicht geven van alle fondsaanvragen binnen het Dutch Good Growth Fund (DGGF) spoor 2, inclusief bedragen, uitkomst (goedkeuring/afwijzing) en reden van goedkeuring/afwijzing? |
2 |
Kunt u een toelichting geven op de benaderbaarheid van DGGF spoor 2 voor kleine (niche) partijen in de praktijk? |
3 |
Hoe wordt er objectief en controleerbaar getoetst op de wijze waarop bedrijven in het kader van het DGGF voldoen aan de normen voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO), en hoe voorkomt u dat dit een vrijblijvend of theoretisch karakter heeft? |
4 |
Waarom bestaat het DGGF niet, zoals oorspronkelijk afgesproken, uit een mix van ODA en non-ODA-budgetten maar alleen uit ODA-investeringen, en hoe kan de originele afspraak alsnog worden nagekomen? |
5 |
In hoeverre telt het DGGF mee als ODA? |
6 |
Heeft u een verklaring waarom de evaluator tot de conclusie komt dat de hoger gelegen impactdoelen waaraan het kabinet beoogt een bijdrage te leveren met het fonds niet volledig zijn geoperationaliseerd? Zijn er mogelijkheden dit te verbeteren? |
7 |
Welke gevolgen verbindt u aan de conclusie van de evaluator dat het niet waarschijnlijk is dat het DGGF aan de private sector kan aantonen dat het midden- en kleinbedrijf (MKB) actief in ontwikkelingslanden een winstgevende investeringscategorie is? |
8 |
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het DGGF ook bijdraagt aan de brede inzet van het kabinet op gendergelijkheid nu de evaluator stelt dat de inzet van het kabinet op gender niet volledig wordt gerealiseerd? |
9 |
Gaat u ervoor zorgen dat binnen de projecten van het DGGF ook wordt ingezet op het verkleinen van de gender-based division of labour en het doorbreken van traditionele rolpatronen? Op welke manier? |
10 |
Vindt er vooraf een toetsing plaats of het fonds investeert in bedrijven met traditionele genderpatronen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan het dan dat die investeringen toch gebeuren? |
11 |
In hoeverre maken gendergelijkheid en vrouwenrechten deel uit van de inzet om ondernemers van onderdeel 1 bij te staan op het gebied van IMVO door middel van Technische Assistentie? |
12 |
Zitten er bij de investeringen waarvan wordt genoemd dat deze een negatieve milieu-impact met zich meebrengen ook investeringen in fossiele projecten? |
13 |
Vindt vooraf toetsing plaats op de (negatieve) milieu-impact die bepaalde investeringen met zich meebrengen, omdat er bijvoorbeeld gebruik wordt gemaakt van luchttransporten voor het exporteren en/of re-importeren van handelswaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke rol speelt de milieu-impact bij investeringen? |
14 |
Hoe komt het dat het aantal gecreëerde banen in ontwikkelingslanden achterblijft bij de verwachting? |
15 |
Hoe verhouden de kosten zich tot het aantal directe banen dat het DGGF in de eerste vijfenhalf jaar in ontwikkelingslanden heeft gecreëerd? Is bekend hoeveel banen het DGGF in Nederland heeft gecreëerd? |
16 |
Hoe beziet het kabinet het aantal direct gecreëerde banen in relatie tot het oorspronkelijke streefcijfer? Waarom blijft het aantal banen zo sterk achter bij de oorspronkelijke doelstelling? Wat gaat het kabinet doen om het aantal directe gecreëerde banen omhoog te krijgen? |
17 |
Op welke punten blijft de uitvoering van het IMVO-beleid achter bij het officiële beleid? |
18 |
Wat gaat u doen om in de toekomst te voorkomen dat investeringen die bijdragen aan de drie hoofdindicatoren van het DGGF toch relatieve armoede en ongelijkheid bestendigen? |
19 |
Welke verbeteringen zullen doorgevoerd worden om gevolg te geven aan het punt dat door de evaluator is aangestipt over het monitoren van het DGGF van het aantal vrouwelijke en jonge ondernemers dat bereikt is, maar niet het effect daarvan op het inkomens-consumptieniveau van de bredere maatschappij waar zij deel van uitmaken? Op welke termijn? |
20 |
Wat is de verklaring voor de discrepantie tussen de papieren werkelijk en de praktijk in het naleven van internationale normen voor IMVO? Hoe kan de praktische naleving van IMVO-normen verbeterd worden? |
21 |
Komt er een betere verankering van de hoger gelegen impactdoelen die zien op inclusieve ontwikkeling in het fonds? |
22 |
Heeft u een verklaring voor het gegeven dat de behaalde positieve resultaten in sommige gevallen meer bijvangst zijn dan het effect van concrete sturing aan de voorkant? Hoe kan het dat er niet wordt gestuurd op het voorkomen van ongewenste effecten? |
23 |
Op welke wijze is het kabinet van plan om de in de evaluatie vastgestelde discrepantie tussen de papieren werkelijkheid en de praktijk met betrekking tot IMVO aan te pakken? |
24 |
Mocht het inderdaad het geval zijn dat de nominale revolverendheid van het fonds niet gehaald wordt, zou dit dan betekenen dat er meer belastinggeld zou moeten worden geïnvesteerd in het DGGF? Zo ja, zou dit wederom ODA-gelden betreffen? |
25 |
Waarom zijn er recent meer risicovolle instrumenten, zoals een segment voor starters bij onderdeel 1 van het DGGF, toegevoegd? |
26 |
Hoe verhoudt de aandacht voor het doorbreken van genderpatronen binnen onderdeel 2 van het fonds zich ten opzichte van onderdelen 1 en 3? Hoe wordt ervoor gezorgd dat ook daar meer aandacht komt voor het doorbreken van genderpatronen? Hoe wordt deze aandacht geborgd bij het onderbrengen van onderdeel 1 en het aansluiten van onderdeel 3 bij Invest International? |
27 |
Kunt u toelichten hoe de in de brief genoemde «gender lens» functioneert en of ook de andere fondsen aangemoedigd worden om gebruik te maken van een «gender lens»-investeringsstrategie? Is er tussen de fondsen sprake van het uitwisselen van best practices of lessons learned? |
28 |
Hoe worden vrouwelijke werknemers ondersteund, en hun werkomstandigheden en rechten verbeterd in het kader van de «gender lens»-investeringsstrategie? |
29 |
Wat is de concrete kabinetsinzet bij de gesprekken met de uitvoerders over het steviger verankeren van hoger gelegen impactdoelen zoals inclusieve ontwikkeling en armoedebestrijding? Op welke wijze zullen de hogere impactdoelen steviger worden verankerd? |
30 |
Zullen de selectiecriteria voor investeringen worden aangescherpt om te voorkomen dat projecten worden gefinancierd die bijdragen aan ongelijkheid? |
31 |
Wat is de concrete inzet op het actief mitigeren van negatieve milieu- en sociale risico’s? |
32 |
Op welke wijze is het kabinet van plan om negatieve milieu- en sociale risico’s actief te mitigeren? In hoeverre gebeurde dat al en op welke wijze zal deze inzet worden geïntensiveerd naar aanleiding van de evaluatie? Zullen de selectiecriteria voor investeringen ook worden aangescherpt op dit vlak? |
33 |
Hoe zal het kabinet de uitvoerders stimuleren hun begrip van de lokale realiteit verder te vergroten? Worden bijvoorbeeld het lokale maatschappelijk middenveld, vrouwenorganisaties en consultants nauwer betrokken bij alle fases van projecten? |
34 |
Wat wordt er bedoeld wanneer er wordt gezegd dat er «enkele tienduizenden banen [zijn] ondersteund»? |
35 |
Kunt u voor zover bekend aangeven hoeveel van de 10.000 gecreëerde banen naar vrouwen zijn gegaan? |
36 |
Geven de evaluatie en de kabinetsappreciatie aanleiding om bovenop de genoemde 22,5 miljoen euro meer geld (extra fondsen of verschuivingen vanuit spoor 1 en 3) vrij te maken voor DGGF spoor 2? Kunt u dit toelichten? |
37 |
Wanneer is de aangegeven herziening van de doelstellingen, prestatienormen en revolverendheidsdoelstellingen gereed en op welke wijze zal de Kamer daarover worden geïnformeerd? |
38 |
Zal het contract met de uitvoerders aangevuld worden met verbeteringen? Zo ja welke? Zo nee, waarom niet? |
39 |
Wordt de ongealloceerde 17,5 miljoen euro toegevoegd aan het budget voor lokaal MKB in ontwikkelingslanden binnen DGGF spoor 2 waar de evaluatie positief over is? Zo nee, waarom niet? |
40 |
In hoeverre zou een additionele herverdeling van onderdeel 1, waar ook sprake is van onderuitputting van het investeringskapitaal, naar onderdeel 2, op zijn plaats zijn, naast de voorgestelde herverdeling van middelen van onderdeel 3 naar onderdeel 2? |
41 |
Waarom is in de opdracht voor de evaluatie niet meegenomen om te kijken naar de vraag of het DGGF voldoet aan de ODA-criteria? |
42 |
Kunt u reageren op de constatering dat een aantal investeringen met name zijn gericht op de rijkere delen van de maatschappij en op grote steden, wat de ongelijkheid in landen versterkt? |
43 |
Op welke wijze is het kabinet van plan om de in de evaluatie gesignaleerde stedelijke bias te verminderen en meer investeringen in de rurale economie te bevorderen via het DGGF? |
44 |
Worden investeringen uit het DGGF naast de IMVO-richtlijnen ook getoetst aan andere beleidsprocessen met betrekking tot «decent work», zoals de door Nederland geratificeerde conventie 190 «Eliminating Violence and Harassment in the World of Work» van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO)? Hoe zorgt het kabinet voor verdere beleidscoherentie met betrekking tot deze processen? |
45 |
Kunt u aangeven hoeveel investeringen er zijn gedaan in de 49 DGGF-landen die onder de categorieën «Least Developed Countries (LDCs)», «Heavily Indebted Poor Countries (HIPCs)», «Other Low-Income Countries (OLICs)» en «IDA-only countries and territories» vallen, uitgesplitst naar de onderdelen van het fonds? Kunt u aangeven wat de hoogte is van deze investeringen per onderdeel? |
46 |
Kunt u een overzicht verschaffen van DGGF-investeringen die een negatieve milieu- en klimaatimpact kunnen hebben? Kunt u aangeven wat de hoogte is van deze investeringen? |
47 |
Welke kosten-baten analyse wordt er gemaakt alvorens de beslissing om financiering toe te wijzen aan initiatieven die een negatieve milieu- en klimaatimpact kunnen hebben? Waarom had het onderzoeksbureau geen toegang tot documentatie over dergelijke analysen? |
48 |
Hoe wordt er toezicht gehouden op de uitvoering van de IMVO-doelstellingen in de praktijk door bedrijven die financiering ontvangen uit het DGGF? Welke stappen worden er gezet wanneer een bedrijf de doelstellingen niet haalt of zich niet voldoende inspant? |
49 |
Welke consequenties volgen er wanneer blijkt dat bedrijven niet eerlijk zijn over hun IMVO-inspanningen? |
50 |
Van welke investeringen concludeert het evaluatieteam uit twee thematische evaluaties dat duidelijke milieurisico’s over het hoofd zijn gezien door het DGGF? Hoeveel bedragen deze investeringen? |
51 |
Wat is de hoogte van de twee investeringen waarvan het evaluatieteam heeft geconcludeerd dat het DGGF «een oogje dichtkneep» voor de hoge negatieve milieu impact? Zijn er andere investeringen gedaan uit het DGGF waarbij dergelijke impact bewust niet is meegenomen? |
52 |
Van hoeveel bedrijven die financiering hebben ontvangen uit het DGGF is bekend dat ze werknemers salarissen uitbetalen die onder de armoedelijn van de Wereldbank liggen? Van hoeveel bedrijven is bekend dat ze salarissen uitbetalen die boven de armoedelijn liggen en van hoeveel bedrijven zijn er geen gegevens bekend? |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2021D01222.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.