2020D47538 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Nadeelcompensatieregeling bij het vervroegd verbod op de pelsdierhouderij.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

7

     

II

Antwoord/Reactie van de Minister

9

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Aanvullend op de wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij hebben de leden van de VVD-fractie over de Nadeelcompensatieregeling bij het vervroegd verbod op pelsdierhouderij enkele vragen en opmerkingen.

Artikel 3

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan toelichten en onderbouwen hoe het kortingspercentage van 15% voor normale maatschappelijke risico’s tot stand is gekomen. Kan de Minister voorbeelden van vergelijkbare situaties delen en aangeven hoe in die situaties is omgegaan met het bepalen van het begrip «normale maatschappelijke risico’s»?

Artikel 4

Voor veel ondernemers is hun bedrijf ook de pensioenvoorziening, zo ook voor nertsenhouders. De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier in de opbouw van de vergoeding hier rekening mee is gehouden. Kan de Minister heel specifiek aangeven wat de vervroegde beëindiging betekent voor het onderdeel pensioen?

Artikel 5

Kan de Minister bevestigen dat alle pelsdierhouderijen onder de in artikel 5 lid 1 genoemde a/b/c categorieën vallen? Zo nee, welke pelsdierhouderijen niet? Waarom niet? Zo ja, betekent dit dat er geen enkele pelsdierhouder in problemen kan komen vanwege deze bepaling? Als de Minister deze vraag met nee beantwoordt, kan zij dan toelichten hoe zij met deze pelsdierhouder(s) om zal gaan?

Artikel 6

Kan de Minister toelichten waarom zij voor een overbruggingsperiode van twee jaar heeft gekozen? Acht zij deze termijn voldoende? Zo ja, welke onderbouwing ligt hieraan ten grondslag?

Artikel 7

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister waarom zij ervoor heeft gekozen om met een vergoeding voor de transitiekosten voor werknemers ter grootte van 60% te werken. Kan de Minister toelichten hoe de transitievergoeding is opgebouwd en welk bedrag de pelsdierhouder moet betalen aan transitiekosten? Kan de Minister dit illustreren met een willekeurig voorbeeld van een 55-jarige werknemer die 15 jaar in dienst is bij de pelsdierhouder? Welke bedrag betaalt de pelsdierhouder en welk bedrag krijgt hij/zij vanuit de compensatieregeling vergoed? Welke fiscale gevolgen gelden voor dit bedrag? Kan de Minister een voorbeeld geven van andere situaties waarin zij is overgegaan tot het compenseren van (een deel van) de transitiekosten? Werd hier ook gewerkt met een percentage van 60%? Kan de Minister onderbouwen waarom is gekozen voor compenseren van de transitievergoeding van 60%? Kan de Minister aangeven of zij dit percentage voldoende acht in relatie tot de andere schadeposten die de pelsdierhouder heeft door de vervroegde beëindiging? Graag een uitgebreide toelichting.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister het proces en tijdsduur van het aanvragen van compensatievergoeding tot en met het uitkeren van de vergoeding kan schetsen (waarbij deze leden willen opmerken dat zij kennis hebben genomen van artikel 10). Kan de Minister een maximale verwerkingstijd noemen? Zo nee, waarom niet?

Artikel 8

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een uitgebreide toelichting kan geven op de fiscale aspecten. Voor welk deel van de vergoeding is de herinvesteringsreserve van toepassing? Klopt het dat deze voor de duur van drie jaar is? Zo nee, hoe zit het dan wel? Welke extra ruimte biedt de herinvesteringsreserve aan de pelsdierhouders nu de vervreemding van een bedrijfsmiddel als gevolg van overheidsingrijpen is aangemerkt?

Wat betekent «vervreemding als gevolg van overheidsingrijpen»?

Artikel 11

De leden van de VVD-fractie vragen in welke situaties de Minister denkt artikel 11 te moeten gebruiken. Wat is een maximale termijn waarbinnen dat plaats kan en/of moet vinden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsregel Nadeelcompensatieregeling bij het vervroegd verbod op de pelsdierhouderij en hebben nog een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie lezen in de bijlage «Economisch gevolgen voortijdig stoppen pelsdierhouderij» dat de opbrengstprijs van de pelzen grote invloed heeft op de hoogte van het saldo. Om de inkomensderving voor de jaren 2021, 2022 en 2023 te berekenen moet de opbrengstprijs van de pelzen gedurende deze jaren geschat worden. Het is niet mogelijk om op basis van de historische cijfers een verantwoorde schatting te geven van de opbrengstprijs voor de komende jaren. Deze leden vragen zich af of er rekening mee is gehouden dat op de veilingen van dit jaar vrijwel niks is verkocht en dat de huidige actuele prijzen van de pelzen zijn gebaseerd op een gering percentage verkochte pelzen. Waarom heeft de Minister niet gerekend met een langjarig gemiddelde (bijvoorbeeld inclusief de jaren 2013 en verder toen de huidige Wet verbod pelsdierhouderij op 15 januari 2013 in werking is getreden) voor de prijzen van de pelzen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de voorgestelde nadeelcompensatie voor geruimde bedrijven als gevolg van SARS-CoV-2 anders is dan voor bedrijven die niet geruimd zijn. Kan de Minister garanderen dat de geruimde bedrijven en niet-geruimde bedrijven onderaan de streep gelijk behandeld worden? Is de Minister bereid om de pelsdierhouder een vast percentage van de vergoeding als voorschot uit te keren? Dit zou volgens deze leden kunnen als de pelsdierhouders op basis van artikel 10, lid 11 van deze beleidsregel een aanvraag voor vergoeding hebben gedaan.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of een individuele behandeling is voorzien voor belastingschades, waardedaling van grond en schades waar nu niet in is voorzien als een pelsdierhouder hier om verzoekt.

De leden van de CDA-fractie lezen in het «Besluit tot vaststelling van beleidsregels voor de beoordeling van aanvragen om een vergoeding op grond van artikel 8 van de Wet verbod pelsdierhouderij» dat de Minister zich bij de behandeling van de aanvraag kan laten adviseren door een of meer onafhankelijke deskundigen over de hoogte van de schade die voor de vergoeding in aanmerking komt. Kan de Minister toelichten aan welke onafhankelijke deskundigen wordt gedacht? Worden bij elke aanvraag andere deskundigen ingeschakeld of worden er landelijk een aantal deskundigen aangesteld die bij alle aanvragen kunnen worden ingeschakeld?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Nadeelcompensatieregeling bij het vervroegd verbod op de pelsdierhouderij. Deze leden vinden het positief dat deze beleidsregel naar de Kamer is gekomen, maar hebben hier nog een aantal kritische vragen bij.

De leden van de D66-fractie lezen in het advies van Wageningen University and Research (WEcR) dat de opbrengstprijzen van pelzen de afgelopen jaren fors zijn gedaald en dat wanneer zou worden gekozen om de voorlopige prijs van 2020 mee te nemen, de gemiddelde opbrengstprijs nog verder zou dalen. Waarom is gekozen om het jaar 2020 niet mee te nemen in de berekening? Indien de sector niet verplicht zou hoeven sluiten, zou deze immers ook te maken krijgen met lagere pelsprijzen ten gevolge van de coronacrisis.

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat nertsenhouders niet al hun waardeverlies gecompenseerd krijgen en dat van zo’n 15% van het te ontvangen bedrag wordt geschrapt vanwege het ondernemersrisico. Deze leden onderschrijven dat rekening gehouden dient te worden met dit risico bij het vormgeven van de nadeelcompensatieregeling. Zij zijn immers van mening dat nertsenhouders naast hun ruimingsvergoeding geen goudgerande regeling moeten krijgen, maar dat zij gelijk behandeld moeten worden als andere ondernemers die de effecten voelen van het virus: gelijke monniken, gelijke kappen. In het adviesrapport van Ameyde wordt benoemd dat zij een marge aanraden van 10% tot 20%. Waarom heeft de Minister gekozen voor een percentage van 15%?

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de sloop- en ombouwregeling aangepast gaat worden. Wordt bij het vormgeven van deze regeling een kader opgesteld met betrekking tot wat voor soort economische activiteiten mogen plaatsvinden na sloop en ombouw? Welke eisen worden gesteld bij doorstart en tegen de «verrommeling» van het landschap? Is de Minister bereid om in de regeling in te bouwen dat een aparte vergunning aangevraagd moet worden indien een nertsenfokker een andere type dierhouderij wil beginnen? Daarnaast vragen deze leden welke eisen precies aan bedrijven worden gesteld zodat houders kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk van plan waren nieuwe dieren te nemen bij leegstand. Wordt hierbij in acht genomen dat deze ondernemers überhaupt geen nieuwe nertsen hadden kunnen aanschaffen, gezien het huidige vervoersverbod? Ook vragen zij hoe lang een milieuvergunning precies geldig is. Wordt de duur van een milieuvergunning ook in acht genomen bij het onderzoek of een bedrijf nog van plan was weer in productie te gaan? Wordt ook de nultelling van 2013 in acht genomen en eventuele illegale uitbreidingen van bedrijven sindsdien?

De leden van de D66-fractie lezen in het adviesrapport van Ameyde dat wordt gesteld dat een aanvullende nadeelcompensatie voor vervangend inkomen niet nodig is voor grotere bedrijven, gezien bij hen uitgegaan kan worden van de veronderstelling dat deze ondernemingen meer «takken» of beleggingsactiviteiten hebben. Maakt de Minister bij het toekennen van een compensatie om vervangend inkomen te vinden verschil tussen kleinere en grotere bedrijven?

De leden van de D66-fractie lezen ook in het rapport van Ameyde: «de huidige (intrinsieke) waarde van de opstallen, hangt heel direct samen met de verdiencapaciteit van de komende drie jaren.» Hoe bouwt de Minister de stoppersregeling precies op naar aanleiding van dit advies? Wordt bij de stoppersregeling ook een deel van het bedrag toegeschreven aan de waarde van stallen? Zo ja, heeft het feit dat de stallen drie jaar voor de afgesproken einddatum (2024) moeten sluiten gevolgen voor de vergoeding voor afschrijving?

De leden van de D66-fractie vragen de Minister ten slotte of bij de voorbeeldberekening van de nadeelcompensatie is uitgegaan van een bedrijf of van een locatie. Wordt per bedrijf gecompenseerd of per locatie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de nadeelcompensatieregeling met zorg gelezen. Net als de Minister zien deze leden, nu het virus zich onder nertsenbedrijven blijft verspreiden ondanks de vele maatregelen, geen andere mogelijkheid dan de sector vroegtijdig te beëindigen. Zij hebben in de motie van de leden Geurts en Bromet (Kamerstuk 28 286, nr. 1112) gevraagd om een «fatsoenlijke regeling». Zij zijn er namelijk van overtuigd dat iedereen die zijn werk niet voort kan zetten vanwege een plotselinge gezamenlijke opgave – of dat nou klimaatverandering of volksgezondheid is – compensatie moet kunnen ontvangen. Zij laten mensen niet in de kou staan. De nertsenhouders hadden deze plotselinge sluiting van bedrijven door het coronavirus niet aan kunnen zien komen en moeten dus gecompenseerd worden voor de geleden schade. Maar dit moet wel in verhouding staan. Hier zullen deze leden hieronder dan ook uitgebreider in gaan.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat een gemiddeld bedrijf meer dan een 600.000 euro aan compensatie krijgt. Dat is een heel stuk meer dan wat een gemiddelde ondernemer in bijvoorbeeld de horeca krijgt. Wat zegt de Minister tegen al die andere ondernemers die zich oneerlijk behandeld voelen? Deze leden zijn zich ervan bewust dat het hier gaat om een permanente sluiting van de pelsdierhouderij. Dit is het grote verschil met de andere ondernemers die te maken krijgen met maatregelen genomen om de volksgezondheid in de coronacrisis te borgen. De Minister zegt hierbij dat pelsdierhouders in andere gevallen na deze pandemie hun werkzaamheden weer hadden kunnen starten. Maar voor hoe lang zou dat geweest zijn? Drie, twee, of zelfs maar één jaar? We weten het nog niet; we weten immers ook niet of de horeca en theaters volgend jaar al volledig open kunnen. Eerder heeft de rechter ook al aangegeven dat door de overgangstermijn van 11 jaar de pelsdierhouders helemaal geen recht op een vergoeding hadden. Deze leden zijn benieuwd of de Minister meer inzicht kan geven in haar afweging hierbij.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast grote vragen over het percentage van 15% ondernemersrisico. Deze leden zeggen zoals hierboven al beschreven dat de coronapandemie voor een vroegtijdige sluiting heeft gezorgd én dat het van belang is dat in het verleden nertsen zeer zelden door een dierziekte werden geraakt. De Minister geeft verder geen uitleg hoe tot dit percentage is gekomen. Kan zij uitleggen waarom het kortingspercentage niet 10%, 20% of zelfs 50% is? Zij wijzen er wel op dat het hier gaat om een sector waarbij dieren zeer dicht op elkaar en in open kooien gehouden worden. Er moet dus altijd rekening gehouden worden met een uitbraak van een dierziekte, zo beschrijft ook het kabinet aan de hand van het Harrida-arrest van de Hoge Raad.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister ervan uitgaat dat de ondernemers de volledige drie jaar nodig hebben om tot een nieuwe onderneming of alternatieve inkomstenbron te komen; zij schrijft immers dat de duur en omvang van de overbrugging is bepaald op 100% in het eerste jaar en 50% in de twee volgende jaren. Waarom is ervan uitgegaan dat de ondernemers niet sneller een nieuwe baan in loondienst of op een andere manier kunnen verkrijgen? Zij hebben zich immers al sinds 2013 hierop kunnen oriënteren, al kwam de einddatum natuurlijk toch plotseling. Deze leden zijn benieuwd of de ondernemers de overbruggingsvergoeding terug moeten betalen zodra zij eerder dan binnen drie jaar een alternatief inkomen hebben.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben tot slot grote zorgen over loslopende nertsen. Dat hebben deze leden ook al eerder middels onder andere schriftelijke vragen aan de orde gesteld. Loslopende nertsen kunnen in potentie verspreiders van het coronavirus zijn. De Minister gaf eerder ook aan dat er bij enkele loslopende nertsen het coronavirus is geconstateerd. Zij lezen nu ook dat nertsenhouders zelf laks optreden bij het opsporen van hun ontsnapte nertsen.2 Wat vindt de Minister hiervan? Hoe kan zij nertsenhouders verplichten om hun ontsnapte dieren te vangen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister betreffende de Nadeelcompensatieregeling bij het vervroegd verbod op de pelsdierhouderij. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat de regering na een lange periode van wikken en wegen heeft besloten om de pelsdierhouderij vervroegd te beëindigen. Er is deze leden veel aan gelegen om het wetsvoorstel daartoe zo snel mogelijk in werking te laten treden, gezien de risico’s op verdere verspreiding van COVID-19 onder zowel dieren als mensen. Zij onderkennen dat nertsenhouders door de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel schade lijden en hiervoor gecompenseerd dienen te worden. De voorgestelde compensatie ter hoogte van 150 miljoen euro gaat hun echter veel te ver gezien de maximaal drie resterende productiejaren die zonder het uitbreken van COVID-19 normaliter nog zouden resteren.

Het kortingsvoorstel van 15% aangaande de compensatieregeling vanwege het normaal maatschappelijke risico achten de leden van de SP-fractie zeer laag. Pelsdierhouderijen hebben in tegenstelling tot andere sectoren niet bijgedragen aan het Diergezondheidsfonds, terwijl zij zich bewust hadden kunnen zijn van de gevaren die het houden van dieren op industriële schaal in krappe huisvesting met zich meebrengt als het gaat om de kans op dierziekten en zoönose.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan toelichten op welke wijze pelsdierbedrijven die in 2020 niet in productiestatus verkeerden, aannemelijk dienen te maken dat zij voor de periode 2021–2023 van plan waren om hun stallen opnieuw vol te plaatsen met nertsen. In de door de Minister opgestelde beleidsregel valt te lezen dat pelsdierhouders moeten aantonen dat hun productielocatie geschikt is om de fok van nertsen voort te zetten, ook na een inactieve periode. Dat valt te billijken, maar hoe kan daarbij worden voorkomen dat houders zonder intenties om het productieproces voort te zetten onterecht een claim voor compensatie indienen als zij nog wel beschikten over een werkende inventaris of geldige milieuvergunning? Voorts wijzen deze leden erop dat de internationale pelsprijs zeer sterk fluctueert en de netto opbrengst van pelzen al jaren dalende is. Tot slot vragen zij of nader kan worden gespecificeerd waaruit de 20 miljoen euro aan begrote uitvoeringskosten bestaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die naar de Kamer zijn gestuurd over de compensatieregeling voor de nertsenfokkerijen. Gezien de zeer korte reactietermijn beperken deze leden zich hier tot enkele kritische vragen hierover en gaan zij hierover graag op korte termijn verder in debat met de Minister.

Zoals al eerder is ingebracht, vinden de leden van de PvdD-fractie-fractie het volstrekt niet uit te leggen dat er in totaal meer dan 220 miljoen euro naar deze sector gaat, terwijl andere sectoren die ook zijn getroffen door de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus hooguit gebruik kunnen maken van generieke steunpakketten. Als nadeelcompensatie voor het vervroegen van het verbod op de nertsenfokkerij wordt 150 miljoen euro uitgetrokken, voor het slopen of ombouwen van de stallen 32 miljoen euro en voor het vergoeden van het vroegtijdig vergassen van nertsen vanwege coronabesmettingen was alleen al voor de eerste 37 bedrijven 38,5 miljoen euro uitgetrokken. Deze leden vragen de Minister wat de totale vergoeding zal zijn voor de 32 bedrijven die daarna nog zijn besmet en «geruimd».

Zij vragen de Minister tevens wat de totale bijdrage is die vanuit de generieke steunmaatregelen (zoals de NOW-regeling en de Tegemoetkoming Vaste Lasten) is verstrekt aan nertsenfokkers.

Voor het bepalen van de hoogte van de voorliggende nadeelcompensatieregeling zijn veel factoren meegewogen die ieder voor zich vragen oproepen. Zo vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie het zeer merkwaardig dat ook bedrijven die in 2020 helemaal geen nertsen meer hielden in aanmerking komen voor een vergoeding. Het enige dat nertsenfokkers hiervoor hoeven te doen, is aantonen dat de gebouwen en kooien nog «zodanig intact» zijn dat er nog nertsen in zouden kunnen worden gehouden. Als voorbeeld wordt genoemd dat de nertsenfokker foto’s kan laten zien. Dit is uiteraard zeer fraudegevoelig. Hoe wil de Minister gaan controleren of nertsenfokkers daadwerkelijk van plan waren om weer nertsen te gaan houden in de laatste jaren voorafgaand aan het verbod? Hoe gaat de Minister voorkomen dat foto’s worden getoond van andere stallen, of dat stallen snel worden «opgepoetst» of aangevuld? Gaat de Minister voorwaarden stellen aan de maximale duur van de leegstand? Kunnen ook nertsenfokkers die al vijf jaar geen nertsen meer houden, de vergoeding aanvragen, zolang zij nog een geldige vergunning hebben? Om hoeveel nertsenfokkers gaat dit in totaal en hoe lang hielden zij al geen nertsen meer? Hoeveel nertsenfokkers hebben al ingetekend op de subsidieregeling voor de sloop- en ombouw van de stallen?

In de jaren nadat het wetsvoorstel Verbod op de pelsdierhouderij werd aangenomen, heeft een flink deel van de nertsenfokkers illegaal uitgebreid. Hier is destijds niet op gehandhaafd, maar deze gegevens zijn wel bekend. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het nog altijd onverteerbaar dat deze wetsovertredingen destijds door de vingers zijn gezien. In de feitelijke vragenronde over de suppletoire begroting stelde de Minister dat bij het vaststellen van de nadeelcompensatie ook de overtreding van het uitbreidingsverbod zou worden betrokken. Deze leden lezen dit nu niet terug. Hoe gaat de Minister voorkomen dat nertsenfokkers die flink hebben geprofiteerd door welbewust de wet te overtreden nu ook nog eens een zeer royale vergoeding krijgen? Kan de Minister de «nulmeting» naar de Kamer sturen zoals is opgesteld bij de inwerkingtreding van het verbod op de pelsdierhouderij (artikel 3, lid 1c van de wet)?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen wat de Minister gaat doen om te voorkomen dat nertsenfokkers met de verkregen vergoedingen in het buitenland de nertsenfokkerij voortzetten. Deelt de Minister de mening dat dit zeer onwenselijk zou zijn en dat zij, door deze route niet af te snijden, bijdraagt aan het voortbestaan van de volksgezondheidsrisico’s uit de nertsenfokkerij? Hoe gaat de Minister voorkomen dat de inventaris wordt doorverkocht aan nertsenfokkers in het buitenland? Ook dat moet worden voorkomen, vinden deze leden.

Ook viel het de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat er ter overbrugging van de periode voor het vinden van vervangende arbeid een vergoeding wordt uitgetrokken van maar liefst twee keer 66.500 euro per voltijdse arbeidsplaats. Dat is een zeer ruimhartig maandsalaris van 5.200 tot 5.500 euro per maand. Geldt dit voor alle gezinsleden die meewerken in het bedrijf? Heeft het aantal locaties of de grootte van het bedrijf nog invloed op dit bedrag?

Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de Minister om te reageren op de beelden gemaakt door Stichting Animal Rights, waarop te zien is hoe medewerkers gooien met nertsen en hoe zij zonder de voorgeschreven beschermingsmiddelen aan het werk zijn.3 Medewerkers tillen de dieren op aan hun staart en slingeren ze rond voordat ze in de gaskar worden gegooid. Deze leden vinden dit volstrekt verwerpelijk en vragen de Minister hoe dit mogelijk is, ook gezien de uitgebreide inzet van toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het vertrouwen dat de Minister leek te hebben dat de sector de veiligheidsvoorschriften opvolgt.

II Antwoord/Reactie van de Minister


X Noot
1

Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van [datum], nr. WJZ/20288990, tot vaststelling van beleidsregels voor de beoordeling van aanvragen om een vergoeding op grond van artikel 8 van de Wet verbod pelsdierhouderij

Naar boven