Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2020
Bij brief van 24 september 2020 verzocht de Commissie voor BiZa om een schriftelijke
reactie op de brief van de gemeente Lelystad m.b.t. de wijziging van de Huisvestingswet
voor huisvesting van vergunninghouders van 2 juli 2020.
In de brief verzoekt de gemeente Lelystad om, zoals zij dat ziet, de discrepantie
te onderzoeken tussen het vervallen van de wettelijke verplichting om vergunning-houders
als urgentiecategorie aan te merken en de wettelijke taakstelling voor gemeenten om
vergunninghouders te huisvesten. Tevens vraagt de gemeente om te onderzoeken hoe gemeenten
gecompenseerd kunnen worden in het tijdig huisvesten van vergunninghouders zonder
daarbij gebruik te maken van een voorrangsregeling.
Zoals ik eerder bij de beantwoording van Kamervragen heb aangegeven en recent nog
op 21 september 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 50), zijn gemeenten verantwoordelijk voor het huisvesten van vergunninghouders conform
de halfjaarlijkse wettelijke taakstelling. De toezichthouder hierop is de provincie.
Veelal wordt in samenwerking met corporaties gezocht naar passende woonruimte voor
alle doelgroepen in de gemeente, waaronder vergunninghouders, waarvan is bepaald dat
zij verblijfsrecht in Nederland hebben. Dat kunnen sociale huurwoningen zijn, maar
gemeenten kunnen er ook voor kiezen om bepaalde doelgroepen, waaronder vergunninghouders
op een andere (sobere) wijze te huisvesten, zoals in verbouwde kantoren of zorgvastgoed
of alleenstaanden kamergewijs te huisvesten. Gemeenten kunnen zelf bepalen welke categorieën
woningzoekenden ze als urgentiecategorie in de huisvestingsverordening wensen op te
nemen. Deze keuze is daarmee lokaal bepaald.
Tot 1 juli 2017 waren vergunninghouders in de Huisvestingswet opgenomen als verplichte
urgentiecategorie. Met het in werking treden van de «Wet tot wijziging van de Huisvestingswet
2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders»1 zijn de vergunninghouders conform de wens van een meerderheid van uw Kamer als verplicht
urgente categorie uit de Huisvestingswet geschrapt. Daardoor is de gemeenteraad, ingeval
zij urgentiecategorieën in de huisvestingsverordening heeft opgenomen niet meer verplicht
om vergunninghouders hierin op te nemen, maar kan dat wel. Dat statushouders op dit
moment nog steeds door de meeste gemeenten in een urgentieregeling als voorrangscategorie
worden beschouwd2, is het gevolg van de afwegingen die gemeenten hebben gemaakt gegeven enerzijds de
huidige lokale situatie op de woningmarkt en anderzijds de taakstelling die gemeenten
hebben om statushouders te huisvesten. Daarmee is er geen sprake van discrepantie,
zoals de gemeente Lelystad in haar brief stelt.
Volledigheidshalve merk ik op dat tijdige huisvesting niet alleen in het belang van
statushouders is, maar ook in het belang van de Nederlandse samenleving. Dan kunnen
zij tenslotte sneller participeren in en bijdragen aan de Nederlandse samenleving.
Bovendien zorgt een snelle doorstroom naar huisvesting ervoor dat de maatschappelijke
impact en financiële kosten die gepaard gaan met de opvang van asielzoekers beperkt
worden gehouden.
Nog belangrijker dan de toewijzing van woningen is de beschikbaarheid van voldoende
woningen. Door veel partijen wordt daarom gezamenlijk hard gewerkt om het aanbod te
vergroten. Daarbij is het van belang te zorgen voor meer flexibiliteit op de woningmarkt
en betere aansluiting met de asielopvang te creëren. Het kabinet heeft daarom 3 miljoen
euro beschikbaar gesteld voor een tiental pilots waarbij wordt geëxperimenteerd met
flexibele opvang- en/of huisvestingsoplossingen. Te denken valt aan het tijdelijk
en gemixt huisvesten van verschillende doelgroepen alsook het aanbieden van opvangoplossingen
in de buurt van de gemeente van uitplaatsing. De eerste pilots zijn dit jaar gestart.
Ten slotte wijs ik op het beschikbaar stellen van 50 miljoen euro voor 2020 als stimulans
voor de bouw van (flexibele) huisvesting voor kwetsbare groepen, waaronder vergunninghouders.
Deze woningen kunnen doorgaans snel geplaatst worden, doordat een impuls wordt gegeven
aan concrete projecten die snel te realiseren zijn.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren