2020D43356

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2020

Bij brief van 24 september 2020 verzocht de Commissie voor BiZa om een schriftelijke reactie op de brief van de gemeente Lelystad m.b.t. de wijziging van de Huisvestingswet voor huisvesting van vergunninghouders van 2 juli 2020.

In de brief verzoekt de gemeente Lelystad om, zoals zij dat ziet, de discrepantie te onderzoeken tussen het vervallen van de wettelijke verplichting om vergunning-houders als urgentiecategorie aan te merken en de wettelijke taakstelling voor gemeenten om vergunninghouders te huisvesten. Tevens vraagt de gemeente om te onderzoeken hoe gemeenten gecompenseerd kunnen worden in het tijdig huisvesten van vergunninghouders zonder daarbij gebruik te maken van een voorrangsregeling.

Zoals ik eerder bij de beantwoording van Kamervragen heb aangegeven en recent nog op 21 september 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 50), zijn gemeenten verantwoordelijk voor het huisvesten van vergunninghouders conform de halfjaarlijkse wettelijke taakstelling. De toezichthouder hierop is de provincie.

Veelal wordt in samenwerking met corporaties gezocht naar passende woonruimte voor alle doelgroepen in de gemeente, waaronder vergunninghouders, waarvan is bepaald dat zij verblijfsrecht in Nederland hebben. Dat kunnen sociale huurwoningen zijn, maar gemeenten kunnen er ook voor kiezen om bepaalde doelgroepen, waaronder vergunninghouders op een andere (sobere) wijze te huisvesten, zoals in verbouwde kantoren of zorgvastgoed of alleenstaanden kamergewijs te huisvesten. Gemeenten kunnen zelf bepalen welke categorieën woningzoekenden ze als urgentiecategorie in de huisvestingsverordening wensen op te nemen. Deze keuze is daarmee lokaal bepaald.

Tot 1 juli 2017 waren vergunninghouders in de Huisvestingswet opgenomen als verplichte urgentiecategorie. Met het in werking treden van de «Wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders»1 zijn de vergunninghouders conform de wens van een meerderheid van uw Kamer als verplicht urgente categorie uit de Huisvestingswet geschrapt. Daardoor is de gemeenteraad, ingeval zij urgentiecategorieën in de huisvestingsverordening heeft opgenomen niet meer verplicht om vergunninghouders hierin op te nemen, maar kan dat wel. Dat statushouders op dit moment nog steeds door de meeste gemeenten in een urgentieregeling als voorrangscategorie worden beschouwd2, is het gevolg van de afwegingen die gemeenten hebben gemaakt gegeven enerzijds de huidige lokale situatie op de woningmarkt en anderzijds de taakstelling die gemeenten hebben om statushouders te huisvesten. Daarmee is er geen sprake van discrepantie, zoals de gemeente Lelystad in haar brief stelt.

Volledigheidshalve merk ik op dat tijdige huisvesting niet alleen in het belang van statushouders is, maar ook in het belang van de Nederlandse samenleving. Dan kunnen zij tenslotte sneller participeren in en bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Bovendien zorgt een snelle doorstroom naar huisvesting ervoor dat de maatschappelijke impact en financiële kosten die gepaard gaan met de opvang van asielzoekers beperkt worden gehouden.

Nog belangrijker dan de toewijzing van woningen is de beschikbaarheid van voldoende woningen. Door veel partijen wordt daarom gezamenlijk hard gewerkt om het aanbod te vergroten. Daarbij is het van belang te zorgen voor meer flexibiliteit op de woningmarkt en betere aansluiting met de asielopvang te creëren. Het kabinet heeft daarom 3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een tiental pilots waarbij wordt geëxperimenteerd met flexibele opvang- en/of huisvestingsoplossingen. Te denken valt aan het tijdelijk en gemixt huisvesten van verschillende doelgroepen alsook het aanbieden van opvangoplossingen in de buurt van de gemeente van uitplaatsing. De eerste pilots zijn dit jaar gestart. Ten slotte wijs ik op het beschikbaar stellen van 50 miljoen euro voor 2020 als stimulans voor de bouw van (flexibele) huisvesting voor kwetsbare groepen, waaronder vergunninghouders. Deze woningen kunnen doorgaans snel geplaatst worden, doordat een impuls wordt gegeven aan concrete projecten die snel te realiseren zijn.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
2

Uit de rapportage «Vergunninghouders als urgentiecategorie» van onderzoeksbureau Rigo, van 2018, blijkt dat van de 187 gemeenten (van totaal 380 Nederlandse gemeenten) met een huisvestingsverordening 176 gemeenten een urgentieregeling in die huisvestingsverordening hebben opgenomen. Daarvan worden in 174 gemeenten vergunninghouders aangemerkt als urgentiecategorie. De evaluatie van de Huisvestingswet 2014, waarvan de rapportage dit najaar naar uw Kamer zal worden gestuurd laat geen afwijkend beeld zien.

Naar boven