2020D41585 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 19 oktober 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 25 september 2020 toegezonden BNC-fiche: Mededeling Goed Fiscaal Bestuur (Kamerstuk 22 112, nr. 2924).

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink

Inhoudsopgave

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Algemeen

2

 

3.

De hervorming van de Gedragscodegroep voor bedrijfsbelastingen

3

 

4.

De herziening van de Europees fiscale Lijst van niet coöperatieve jurisdicties

5

 

5.

Ondersteuning van ontwikkelingslanden op het gebied van goed fiscaal bestuur

6

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Fiche: Mededeling goed fiscaal bestuur. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsinzet inzake de Mededeling van de Commissie inzake goed fiscaal bestuur. Deze leden kunnen zich vinden in de inzet van het kabinet. Wel hebben zij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche: Mededeling goed fiscaal bestuur.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van het kabinetsstandpunt. Zij hebben wel nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche: Mededeling goed fiscaal bestuur.

2. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Fiche: Mededeling goed fiscaal bestuur.

De leden van de VVD-fractie hechten veel waarde aan goed fiscaal bestuur. Zij weten dat dit kabinet en voorgaande kabinetten verschillende stappen hebben gezet om belastingontwijking- en ontduiking tegen te gaan. Zij vragen het kabinet om een overzicht van de maatregelen tegen belastingontwijking van de afgelopen tien jaar. De leden van de VVD-fractie vragen tegelijkertijd om een overzicht van de huidige fiscale uitdagingen volgens het kabinet en de Europese Commissie.

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen over onderwerpen in de mededeling rond goed fiscaal bestuur, die hierna aan de orde komen.

De leden van de fractie van D66 vragen of Nederland, zoals ook door de Commissie-Ter Haar is geadviseerd, een voortrekkersrol inneemt in het aanpakken van belastingontwijking en het verder brengen van voorstellen ter bestrijding van belastingontwijking.

3. De hervorming van de Gedragscodegroep voor bedrijfsbelastingen

De leden van de VVD-fractie willen nogmaals aangeven een uitgesproken tegenstander te zijn van de omzetting van de huidige unanimiteitsbesluitvorming naar een gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming, ook in geval van de Gedragscodegroep. Kan het kabinet ook voor de Gedragscodegroep uitsluiten dat de unanimiteitsbesluitvorming zal worden losgelaten?

Wie maken er deel uit van de Gedragscodegroep? De leden van de VVD-fractie begrijpen de roep om herziening en vragen om een uitputtende lijst van de maatregelen die de Europese Commissie in gedachten heeft. Kan het kabinet daar specifiek ingaan op de burgerschapsregelingen? Wat houdt deze regeling in, waar komt deze vandaan en waarom acht de Europese Commissie deze regeling nodig? De leden delen de kritische houding van het kabinet ten opzichte van deze regeling maar vragen naar welke eventuele randvoorwaarden en waarom het kabinet deze regeling niet al op voorhand uitsluit?

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet ook deel uitmaakt van de kleine groep lidstaten die de voorkeur hebben om de reikwijdte van het mandaat zoveel mogelijk gelijk te laten lopen met de uitkomsten in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) over de digitaliserende economie. Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting.

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet op modernisering van de Gedragscodegroep, met name inzake het verbeteren van de transparantie. Zij vinden het belangrijk dat documenten en informatie over activiteiten van de Gedragscodegroep worden gepubliceerd, zodat de besluitvorming transparanter wordt en het ook voor nationale parlementen mogelijk wordt een controlerende taak uit te voeren. Nu de stukken over de Gedragscodegroep openbaar zijn geworden onder de Eurowob, zien de leden van de CDA-fractie het als vanzelfsprekend dat deze stukken ook gepubliceerd worden.

Deze leden begrijpen voorts de inzet van het kabinet dat inzake een uitbreiding van het mandaat naar burgerschapsregelingen nadere randvoorwaarden nodig zijn. Zij vragen het kabinet de Kamer te informeren wanneer dergelijke nadere randvoorwaarden voor een uitbreiding van het mandaat worden gesteld alvorens hier door Nederland een standpunt over wordt ingenomen.

De leden van de CDA-fractie achten het essentieel dat Nederland vasthoudt aan unanimiteit inzake beslissingen op het gebied van belastingen. Zeker als wezenlijke thema’s worden besproken zoals een minimumniveau voor belastingen achten deze leden het uitermate belangrijk dat hierover transparante onderhandelingen plaatsvinden op basis van unanimiteit. Soevereiniteit over belastingen ligt in eerste instantie bij de lidstaten afzonderlijk en unanimiteit is daarom cruciaal, ondanks dat over besluiten van de Gedragscodegroep nog in de Ecofinraad met unanimiteit wordt gestemd. Deze leden vragen het kabinet daarop in te zetten. Ook steunen deze leden de lijn van het kabinet dat concrete regelgeving op belangrijke onderwerpen via een formeel wetgevingsproces dient te worden uitgewerkt en niet via soft law.

De leden van de fractie van D66 vragen waarom de Commissie het mandaat van de Gedragscodegroep vaststelt en waarom dit niet de gedragscodegroep zelf is. Deze leden vragen of Nederland ooit zelf de werking van de gedragscodegroep heeft geëvalueerd, en zo nee, waarom niet. Voorts vragen deze leden naar het aantal momenten dat Nederland heeft overwogen om haar veto in te zetten in de gedragscodegroep.

De leden van de fractie van D66 lezen dat stemming door middel van gekwalificeerde meerderheid geen meerwaarde heeft, omdat de beslissingen van de Gedragscodegroep per definitie door de Ecofinraad moeten worden goedgekeurd. Deze leden vragen of het niet om die reden juist een laagdrempelige manier is om te experimenteren met stemming door middel van gekwalificeerde meerderheid op het gebied van belastingen. De leden van de fractie van D66 lezen dat het kabinet randvoorwaarden wil stellen bij het uitbreiden van het mandaat van de Gedragscodegroep naar andere burgerschapsregelingen en vragen of het kabinet kan toelichten aan welke randvoorwaarden wordt gedacht. De leden van de fractie van D66 ondersteunen het streven naar meer transparantie en vragen welke resultaten zijn geboekt tussen 29 maart 2018 en heden.

De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat het kabinet geen meerwaarde ziet in een stemming met gekwalificeerde meerderheid voor de Gedragscodegroep, omdat de besluiten toch nog met unanimiteit moeten worden geaccordeerd door de Ecofinraad. Als het dus niet uitmaakt, volgens het kabinet, waarom is men er dan tegen? Wat zijn de bezwaren?

Betekent het omzetten van de besluitvorming op basis van unanimiteit naar meerderheidsbesluitvorming niet in ieder geval dat meer adviezen van de gedragscode het daglicht zullen zien, ook als deze door de Ecofinraad worden weggestemd? Leidt dit zodoende niet tot meer transparantie?

De leden van de SP-fractie lezen in het fiche dat Nederland het voorstel om het mandaat van de Gedragscodegroep voor bedrijfsbelastingen te herzien ondersteunt. Deze leden lezen tevens dat het voorstel onder meer omvat dat de huidige unanimiteitsbesluitvorming daarmee zou worden omgezet in besluitvorming naar gekwalificeerde meerderheid. Zij vragen de Staatssecretaris waarom hij slechts vraagtekens heeft over hervorming van de besluitvorming en niet al een ferm tegengeluid laat horen. Deze leden geven aan zeer veel waarde te hechten aan een bevestiging van het standpunt dat belastingen een nationale competentie zijn en dienen te blijven tenzij hierover unaniem anders wordt besloten.

De leden van de SP-fractie beseffen dat de discussies over vrijstellingen op buitenlandse inkomsten en verkoop van gouden visa of zelfs paspoorten aanleiding geeft tot heroverweging van de reikwijdte van het mandaat van de Gedragscodegroep. Deze leden vragen het kabinet in hoeverre de bestaande Nederlandse kenniswerkersregeling, die geen kenniswerkers maar werkgevers van werknemers met een hoog inkomen deels vrijstelt van werkgeverslasten, hier ook onder zal vallen en of Nederland met het oog hierop afschaffing of omvorming van deze regeling overweegt. De leden van de SP-fractie merken voorts op dat al langer, zeker sinds het begin van de kredietcrisis, sprake is van bevoordeling van vermogende niet-EU-burgers door verkoop van paspoorten en allerlei vrijstellingen en zij vragen het kabinet welke maatregelen hiertegen in het verleden zijn overwogen en wat de Nederlandse houding destijds was op dit vlak.

De leden van de SP-fractie verbazen zich over de terughoudendheid die bestaat met betrekking tot de transparantie over de Gedragscodegroep als het gaat om de inhoudelijke beoordeling van belastingregimes van lidstaten. Zij vragen het kabinet wat de aanleiding is om zo vertrouwelijk om te gaan met deze informatie. Tevens geven deze leden aan dit weinig vertrouwenwekkend te vinden, ook in het kader van een streven om een minimumbelastingniveau te realiseren. Zij vragen het kabinet of een dergelijk minimumniveau wel is te realiseren als niet gesproken kan worden over het gedrag van notoire belastingparadijzen als Nederland, waar door allerlei constructies bij sommige bedrijven alsnog weinig vennootschapsbelasting wordt geheven.

De leden van de SP-fractie merken op dat de Gedragscodegroep een akkoord is dat niet binnen EU-verband is gesloten, maar waarin de Commissie wel een grote rol heeft gekregen of bemachtigd getuige de centrale rol van de Commissie in dit fiche. Zij vragen de Staatssecretaris hoe hij de rol van de Commissie binnen de Gedragscodegroep ziet, zeker gezien de voorliggende mededeling. Deze leden geven aan dat juist op belastinggebied, zoals bekend geen onderdeel van de bevoegdheden van de Commissie, een terughoudende rol van dit intituut zeer welkom zou zijn.

4. De herziening van de Europees fiscale Lijst van niet coöperatieve jurisdicties

De leden van de VVD-fractie vragen om een uitgebreide toelichting op de toets voor niet coöperatieve jurisdicties tussen de EU en de OESO. Welke verschillen zitten hiertussen en waarom? De leden van de VVD-fractie vinden een evaluatie van de gehele procedure terecht en zijn benieuwd naar de discussie over de huidige toetsingscriteria. Zij delen daarnaast het standpunt van de Europese Commissie dat de EU één zwarte lijst moet opstellen en niet de lidstaten ook nog afzonderlijk van elkaar. Zij vragen het kabinet om de Kamer actief op de hoogte te houden van het eventuele wetgevende voorstel van de EC bij de evaluatie in 2022.

De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van heldere uitgangspunten en een Europese fiscale zwarte lijst. De Commissie wil de nadruk leggen op een Europese lijst om te voorkomen dat allerlei nationale zwarte lijsten bestaan naast de Europese zwarte lijst die meer onduidelijkheid creëren voor landen die op deze lijsten verschijnen. De leden van de CDA-fractie hebben in eerdere debatten al aangegeven dat het mooi zou zijn als op de Europese fiscale lijst net als voor de Nederlandse lijst van non-coöperatieve jurisdicties een minimumtarief als criterium wordt opgenomen. Wat is het krachtenveld rondom een dergelijk voorstel en kan het kabinet aangeven wat de Nederlandse inzet zal zijn?

De leden van de CDA-fractie steunen ook de inzet van de Commissie voor eenduidigheid van defensieve maatregelen, om te voorkomen dat een lappendeken aan nationale maatregelen ontstaat en worden graag in kennis gesteld wanneer de evaluatie van de Commissie van de invloed van de lijst op de verstrekking van leningen door internationale financiële instellingen beschikbaar is.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de Staatssecretaris kan waarborgen dat de herziening van de Europees fiscale Lijst van niet-coöperatieve jurisdicties niet inhoudt dat dit landen zou verbieden zelf belastingparadijzen op een zwarte lijst te zetten die niet op de Europese zwarte lijst staan.

Hoe kan het dat belastingparadijzen als Hong Kong, Singapore en Zwitserland niet op de lijst staan? Hoe kan het dat de Kaaimaneilanden alweer geschrapt zijn van de lijst?

Zou het een idee zijn om de lijst door een onafhankelijke instantie te laten opstellen, op basis van vooraf publiek gemaakte criteria? Zou dit niet een goede waarborg zijn om te voorkomen dat het opstellen van de lijst wordt beïnvloed door politieke belangen van individuele lidstaten, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie

Wordt van landen een minimale belastingdruk verlangd voor bedrijven? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat een minimum statutair tarief onvoldoende garantie is om uit te sluiten dat er nauwelijks vennootschapsbelasting wordt geheven op bedrijven?

Voorts vragen de leden van de fractie van GroenLinks welke sancties er in de verschillende lidstaten worden verbonden aan de zwarte lijst.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet wat de gevolgen zouden zijn van het hanteren van een minimumtarief binnen de OESO als het gaat om het aanwijzen van niet-coöperatieve landen. Zij merken op dat als dit ertoe leidt dat een definitie vergelijkbaar met de Nederlandse zou worden aangehouden het risico op grootschalige belastingontwijking levensgroot blijft, daar diverse landen formeel wel een vennootschapsbelasting, dividendbelasting of belasting op rente en royalty’s heffen en daardoor niet op de Nederlandse lijst van laagbelastende landen staan, maar tal van uitzonderingen creëren voor belastingontwijkende bedrijven. Zij vragen het kabinet waarom belastingparadijzen als Hong Kong, Singapore en Zwitserland niet op deze lijst voorkomen. Daarnaast vragen deze leden het kabinet welke gevolgen bestaan voor landen op de lijst.

5. Ondersteuning van ontwikkelingslanden op het gebied van goed fiscaal bestuur

De leden van de VVD-fractie hebben op dit punt verder geen vragen.

De leden van de CDA-fractie zijn met het kabinet en de Commissie voorstander van steun aan ontwikkelingslanden om heffingscapaciteit op te bouwen en de belastinggrondslag te versterken. Het is cruciaal voor deze landen hun belastinginkomsten te versterken en misbruik en fraude tegen te gaan, om publieke middelen te kunnen inzetten voor hun economieën en publieke voorzieningen.

De leden van de SP-fractie merken op dat het kabinet de ondersteuning aan ontwikkelingslanden om inkomsten uit vennootschapsbelasting te realiseren verwelkomt en ondersteunt. Zij merken op dat het met name Europese en zeker Nederlandse bedrijven zijn die op grote schaal belasting ontwijken in ontwikkelingslanden en het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat is er volledig op gericht om dergelijke bedrijven daarin te assisteren. Zij vragen het kabinet wat de boodschap waard is dat Nederland en de EU deze landen blijven ondersteunen terwijl fiscale constructies zo goed als ongemoeid worden gelaten, nieuwe belastingverdragen nog steeds oneerlijk blijken en oneerlijke belastingverdragen niet heronderhandeld worden.

Naar boven