2020D29221 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over de brieven van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 juni 2020 inzake de voorbereiding van een Wet op de politieke partijen (Wpp) (Kamerstuk 35 300 VII nr. 123) en van 22 juni 2020 houdende een reactie op het advies van de Commissie toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp) over het verantwoordings-jaar 2018 (Kamerstuk 32 752, nr. 65).

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Inhoudsopgave

blz.

     

1.

Inleiding en doel

2

2.

Transparantie Interne organisatie

2

3.

Specificering bestaand partijverbod

3

4.

Transparantie campagnes

3

5.

Transparantie financiering decentrale politieke partijen

4

6.

Instelling onafhankelijke toezichthouder

5

7.

Planning

5

1. Inleiding en doel

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief inzake de «voortgang voorbereiding Wet op de politieke partijen. Graag willen zij de Minister daarover een aantal vragen stellen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief betreffende de voortgang voorbereiding Wet op de politieke partijen (Wpp). De voornoemde leden kijken uit naar de indiening van het wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister en van het internationaal rechtsvergelijkend onderzoek naar de situatie in een aantal andere landen. Deze leden hebben op dit moment een aantal specifieke vragen die zij graag aan de Minister voor willen leggen.

Er is door een aantal onderzoekers een interessant internationaal rechtsvergelijkend onderzoek gedaan. Kan de Minister, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks, nader ingaan op wat zij uit de onderzoek meeneemt bij de komende wetswijzigingen? Welke goede voorbeelden uit andere landen wil zij in de Nederlandse wetgeving overnemen?

De leden van de SP-fractie hebben de brief over de wet op de politieke partijen met interesse gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. De Minister noemt in de inleiding dat in beginsel de bemoeienis met partijen er niet komt, tenzij er een hoger doel is. Zij noemt daarbij het verbod op partijfinanciering vanuit landen buiten de EU. Kan de Minister nog eens ingaan op de vraag waarom het kabinet buitenlandse inmenging wel wenselijk vindt wanneer het landen binnen de EU betreft? Vindt de Minister het wenselijk dat vanuit bijvoorbeeld Malta of Hongarije politieke partijen in Nederland gefinancierd kunnen worden? Welke hogere doelen ziet de Minister nog meer?

De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken en hebben behoefte aan het stellen van enkele vragen.

2. Transparantie Interne organisatie

De leden van de ChristenUnie-fractie zien controle van de uitvoerende macht als één van de kerntaken van politieke partijen. Hoe verhoudt deze kerntaak zich voor de Minister tot het opstellen van regels met betrekking tot het functioneren van politieke partijen door de overheid? Kan de Minister aangeven hoe zij er rekening mee zal houden dat politieke partijen gezien hun functie in onze democratische rechtsstaat een hoge grondrechtelijke bescherming hebben en hoe met aanwijzingsbevoegdheden zal worden omgegaan.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of zij het juist zien dat met het instellen van een Wet op de politieke partijen Nederland het enige Europese land zou zijn dat wel bij wet regels stelt aan politieke partijen, maar de positie van politieke partijen niet grondwettelijk geborgd heeft?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen landelijke en lokale politieke partijen waar het regels betreft ten aanzien van bijvoorbeeld transparantie van campagnes en de mogelijkheid tot een partijverbod. Genoemde leden vragen de Minister nader toe te lichten waarom dit onderscheid wordt gemaakt.

3. Specificering bestaand partijverbod

In het voorstel voor een Wet op de politieke partijen zal een regeling voor een mogelijk partijverbod worden opgenomen. Voor de leden van de VVD-fractie is de vrijheid om een politieke partij op te richting een belangrijk element van onze democratische rechtsstaat. Het verbieden van een politieke partij kan dan ook niet anders zijn dan een ultieme remedie, waar toe pas moet worden overgegaan als andere stappen zijn doorlopen en geen oplossing bieden. Zij vragen zich af waarin het specifieke verbod in de toekomstige Wet op de politieke partijen zal verschillen van het huidige artikel 2:20 BW. Zal het moeilijker of gemakkelijker worden om een politieke partij te verbieden? Waar wordt op aangekoerst? Kan de Minister andere voorbeelden benoemen van «hoge uitzonderingen» waarbij een politieke partij kan worden verboden? De leden van de VVD-fractie vragen de Minister daar op in te gaan.

De Minister stelt in haar brief, zo lezen de leden van de SP-fractie, dat zij een partijverbod mogelijk wil maken, wanneer een partij handelt in strijd met de democratische rechtstaat. De genoemde leden lezen dat het aan een rechter is om te bepalen of partijen hier wel of niet aan voldoen. De genoemde leden begrijpen dat een partij nu al verboden kan worden bij uitzondering als de partij of de leden de huidige wet overtreden en staan daar uiteraard achter. Wel hebben zij vragen over deze nieuwe uitbreiding. Kan de Minister aangeven of enkel ideeën hier onder vallen? Mag een partij het afschaffen van de democratische rechtstaat zelf bepleiten bijvoorbeeld? Zijn er wetten die niet afgeschaft mogen worden of verdragen die niet mogen worden opgezegd om niet in strijd te handelen met de democratische rechtstaat en zo ja welke zijn dat?

4. Transparantie campagnes

De leden van de VVD-fractie wijzen op het rapport «Het juridische kader voor de verspreiding van desinformatie via internetdiensten en de regulering van politieke advertenties» dat iIn december 2019 door het Instituut voor Informatierecht (IVIR) is uitgebracht. De leden van de VVD-fractie vragen wat de appreciatie van de Minister is van de in dit rapport genoemde beleidsopties en daarbij gemaakte opmerkingen met betrekking tot betaalde politieke advertenties online?

Wordt er in de Wet op de politieke partijen ook gekeken naar adverteerders die geen politieke partijen zijn maar wel «politieke» advertenties online plaatsen? Zo ja, wat is dan de definitie van een politieke advertentie? Zo nee, is de Minister van plan dit soort advertenties aan Europese regelgeving over te laten en/of onderdeel te laten worden van de Europese gedragscode? Zo ja, wat is dan de inhoudelijk inzet van Nederland in dezen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.

Naar welke overige zaken met betrekking tot transparantie van digitale politieke campagnes wordt nu op Europees niveau gekeken (bijv. in het Democracy Action Plan)? Wat is daarbij de inzet van Nederland en hoe wil de Minister bij die onderdelen de Nederlandse vrijheid van meningsuiting waarborgen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister. Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe de Minister aankijkt tegen het plaatsen van factchecks bij politieke boodschappen door techbedrijven.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief dat de Minister de transparantie van (digitale) campagnes wil gaan vergroten. Hoe gaat zij dit concreet doen in de Wpp? En hoe gaat zij dit in aanloop naar de komende Tweede Kamerverkiezingen ondersteunen, als de Wpp nog niet van kracht is?

De leden van de SP-fractie steunen het uitgangspunt dat digitale campagnes transparant zouden moeten zijn. Zij lezen onder andere dat misleiding moet worden tegengegaan, wat een nobel streven is. Deze leden vragen wie gaat bepalen wat misleiding is en wat niet? Doelt de Minister hier op de inhoud van politieke campagnes of op de financiering ervan?

5. Transparantie financiering (decentrale) politieke partijen

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Commissie toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp). Over de reviews van de accountants van politieke partijen adviseert de Ctfpp de Auditdienst Rijk (ADR) te verzoeken nogmaals een review te laten uitvoeren bij de accountant van Forum voor Democratie over verantwoordingsjaar 2018. Daarnaast vonden de aan het woord zijnde leden het zeer opmerkelijk dat de Cftpp expliciet wijst op de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen als de omissie zich nogmaals voordoet. Wat is de aard van de omissie dat nogmaals een review moet worden gedaan? Zij vroeg zich af of een dergelijke opmerking ooit eerder is gemaakt door deze commissie, en hoe de Ctfpp deze opmerking bedoelde. Verder zien zij in de brief van de Ctfpp wederom bevestigd waarom een onafhankelijke toezichthouder op afstand van de Minister noodzakelijk is.

De leden van de GroenLinks-fractie geven aan dat zij de transparantie van financiën van politieke partijen bijzonder belangrijk vinden. Deze leden vinden het van groot belang voor het goed functioneren van de democratie dat politieke partijen transparant zijn over van wie zij giften ontvangen en welke andere vormen van donaties zij krijgen. In de nu voorliggende schets van de inhoud van de Wpp missen deze leden hier concrete invulling van. Kan de Minister aangeven of in de toekomstige wet bijvoorbeeld ook geregeld gaat worden dat als donateurs of sponsoren van politieke partijen reclametijd op televisie, radio of internet inkopen of anderszins reclamemiddelen faciliteren zoals bijvoorbeeld billboards langs wegen dit ook onder de transparantieregels gaat vallen? Zo ja, op welke wijze zal dit transparant gemaakt moeten worden? Zo nee, waarom niet? De aan het woord zijnde leden vinden het van belang dat ontwijkingsroutes, om te voorkomen dat voldaan hoeft te worden aan de transparantieregels, zo veel als mogelijk worden gedicht. Deelt de Minister de mening van deze leden dat dit van groot belang is? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister ook de mening dat voorkomen moet worden dat (vage) rechtspersonen als tussenpersonen kunnen blijven dienen voor het verstrekken van giften (of anderszins vormen van donaties) aan politieke partijen? Zo ja, hoe gaat de Minister dit in de Wpp regelen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vragen waarom de Minister ervoor kiest om eerst de aangekondigde maatregelen over financiering van lokale partijen af te wachten, terwijl deze alleen zien op transparantie maar niet op inkomen vergaren en daarmee dus weinig met elkaar te maken hebben.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen al lange tijd aandacht voor de financiering van lokale politieke partijen. Het is goed dat er bindende regels komen voor de verantwoording van giften. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat voor giften op lokaal niveau ook een andere drempelwaarde zal gelden. Hoe wordt hierin wel gelijkheid betracht ten aanzien van lokale afdelingen van landelijke partijen? Zal deze drempelwaarde ook gelden voor lokale vertegenwoordigen van landelijke partijen en voor giften gedaan aan landelijke partijen die specifiek geoormerkt zijn voor een lokale afdeling? Voorts vragen de leden hoe wordt omgegaan met partijen die in meerdere gemeenten, maar niet per definitie landelijk opereren?

De leden van de ChristenUnie-fractie hechten waarde aan het uitgangspunt dat bij het opleggen van verplichting aan lokale politieke partijen, ook wordt bezien hoe lokale politieke partijen op een goede manier financieel kunnen worden ondersteund. Zij krijgen de indruk dat de Minister niet voornemens is dit met voorliggend wetsvoorstel te regelen, maar pas in een later stadium hier naar te willen kijken. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen dit te heroverwegen ten einde voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 tot een regeling te komen.

Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie een nadere toelichting waarom giften vanuit Europese landen wél, en niet-Europese landen níet worden toegestaan? Waarom is niet gekozen voor overnemen van het eenduidige voorstel om buitenlandse giften in het geheel niet toe te staan?

6. Instelling onafhankelijke toezichthouder

De leden van de D66-fractie zijn verheugd met de komst van een onafhankelijke en slagvaardige toezichthouder in de Wpp. Het is een goede zaak dat het toezicht op politieke partijen en de uitvoering van de subsidiëring van politieke partijen straks niet meer bij een politiek orgaan ligt, maar bij een onafhankelijke toezichthouder zoals deze leden bij amendement (Kamerstuk 32 752, nr. 14) in het verleden ook hebben voorgesteld. Zij vragen bij de verdere gedachtevorming en inrichting van deze toezichthouder extra aandacht te besteden aan het waarborgen van voldoende checks and balances en transparantie in de benoemingswijze van de voorzitter en leden hiervan conform de uitgangspunten genoemd in de (aangenomen) Kameruitspraak daarover (Kamerstuk 35 300 VII, 25). Deze leden zien de meerwaarde van een onafhankelijke toezichthouder niet alleen op landelijk niveau, maar ook zeker op lokaal niveau. Decentrale politieke partijen kunnen immers ook te maken krijgen met de gevaren van ondermijning, integriteitskwesties en schimmige financieringen. De risico’s zijn in ieder geval niet minder dan op landelijk niveau. Is de Minister het hiermee eens? Zo ja, kan de Minister bevestigen dat het de bedoeling is dat de onafhankelijk toezichthouder ook op decentraal niveau een geloofwaardige en slagvaardige rol kan spelen?

De leden van de SP-fractie lezen dat er een onafhankelijk toezichthouder komt voor de naleving van deze wet. Kan de Minister aangeven of zij het wenselijk vindt dat bijvoorbeeld oud-politici of leden van een partij, onderdeel zijn van deze toezichthouder? Zo niet, hoe wil de Minister dit waarborgen?

7. Planning

Met betrekking tot de planning vragen de leden van de VVD-fractie waarom het wetsvoorstel Wet op de politieke partijen pas eind 2020 in consultatie gaat. Waarom is het wetsvoorstel niet eerder in consultatie gegaan c.q. gaat het niet eerder in consultatie?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister tot slot een nog iets specifieker tijdpad aan te geven voor de wijziging van de Wfpp en de invoe-ring van de Wpp.

II. Reactie van de Minister

Naar boven