2020D27315 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 9 juni 2020 inzake het Voornemen voor een aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit over een experiment administratieve lastenverlichting tijdschrijven gespecialiseerde ggz en fz (Kamerstuk 29 515, nr. 445).

De voorzitter van de commissie, Lodders

De adjunct-griffier van de commissie, Clemens

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de Staatssecretaris

5

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie, CDA-fractie, D66-fractie en PvdA-fractie

De leden van de fracties van VVD, CDA, D66 en PvdA maken graag van de gelegenheid gebruik vragen te stellen over het voornemen van de Staatssecretaris een aanwijzing te geven aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om te komen tot administratieve lastenverlichting door het deels laten vervallen van het registreren van zogenaamde indirecte tijd in het kader van de bekostiging van de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (ggz) en forensische zorg (fz).

Aanleiding

Gezien de problemen die in de ggz-sector spelen zoals de wachtlijsten bij de gespecialiseerde (en complexe) ggz, het niet eenduidig kunnen organiseren van regionale doorzettingsmacht, en het komen tot een meer open en lerende cultuur begrijpen de leden van deze fracties niet goed waarom de Staatssecretaris nu dit voornemen heeft. Vragen de hierboven genoemde problemen niet een meer integrale benadering?

De leden van genoemde fracties hebben begrip voor het feit dat er afspraken zijn gemaakt in het Actieplan (Ont)Regel de Zorg, het Bestuurlijk Akkoord geestelijke gezondheidszorg 2019 t/m 2022 en de Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg 2018–2021 om de administratieve lasten te laten dalen zodat professionals meer tijd hebben voor patiëntenzorg, maar zij vragen of het nu opportuun is dit experiment te starten aangezien de wachtlijsten in de ggz-zorg het afgelopen jaar – met name voor bepaalde psychische stoornissen – niet dalen. Dit experiment moet het oplossen van de eerdergenoemde problemen niet gaan vertragen.

Inhoud en doel experiment

In de brief van de Staatssecretaris blijkt vervolgens uit een aantal voorbeelden dat er op dit moment een aantal partijen gestart is met het anders vormgeven van het registreren van indirecte tijd. Dat kan dus ook binnen de huidige wetgeving. Er wordt gebruikgemaakt van andere experimenteerartikelen in de wet, dus waarom is deze aanwijzing dan precies nodig? Kan de Staatssecretaris de meerwaarde aangeven?

Daarnaast vinden deze leden het belangrijk om inzichtelijk te krijgen wat de genoemde voorbeelden aan tijdwinst hebben opgeleverd. Is er dan sprake van meer ggz-zorg aan complexe ggz-patiënten?

(Tussentijdse) monitoring en eindevaluatie

De leden van genoemde fracties lezen dat het doel van het onderhavige experiment is om de zorgaanbieder de mogelijkheid te bieden om de indirecte tijd niet meer te registreren en zodoende de administratieve lasten van zorgaanbieders te verlagen. Kan de Staatssecretaris aangeven met hoeveel procent de administratieve lastendruk gaat dalen? Waar streeft de Staatssecretaris naar?

Vervolgens vragen deze leden of in dit experiment dan ook wordt meegenomen hoeveel direct patiëntgebonden tijd er dan «gewonnen» wordt. Genoemde leden lezen namelijk niet dat dit mee wordt genomen bij de evaluatie zoals de NZa die gaat uitvoeren. En worden de patiënttevredenheid en medewerkerstevredenheid gemeten?

Verder stelt de Staatssecretaris dat de patiënt door dit bekostigingsexperiment niet in een nadeliger positie zal komen te verkeren. Waarom streeft de Staatssecretaris met dit voornemen niet naar een voordelige positie van de ggz-patiënt? Het verlagen van administratieve lastendruk moet toch leiden tot meer ggz-zorg aan complexe ggz-patiënten en vervolgens tot het bijdragen aan een daling van de wachtlijsten voor complexe ggz-zorg?

Gezien de bovenstaande vragen verzoeken de leden van de fracties van VVD, CDA, D66 en PvdA aan de Staatssecretaris om geen onomkeerbare stappen te zetten alvorens de vragen afdoende zijn beantwoord dan wel dat de Kamer zich kan uitspreken of en onder welke voorwaarden er met dit experiment gestart kan worden.

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Staatssecretaris om meer experimenten te initiëren in de ggz. Vanzelfsprekend moedigen genoemde leden ieder initiatief aan om de administratieve lasten te verlagen in de ggz en forensische zorg. Tegelijkertijd vragen deze leden waarom (wederom) het kabinet inzet op experimenten in plaats van structureel de administratieve lastendruk te verbeteren in wet- en regelgeving. Is hier geen sprake van: «too little too late»? De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog enkele vragen over het voornemen van de Staatssecretaris.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat reeds enkele experimenten lopen om de administratieve lasten in de ggz en fz te verlagen. Een van de genoemde experimenten in de brief betreft de pilot van Arkin en Zilveren Kruis. Genoemde leden hebben eerder tot zich genomen dat dit experiment bijna een uur per dag aan extra tijd oplevert per zorgverlener en significant bijdraagt aan het werkplezier en minder uitval van zorgverleners. Wat is de huidige stand van zaken rondom dit experiment? Hebben meerdere zorgverzekeraars zich hierbij aangesloten? Wat is de precieze oorzaak dat deze best-practice niet nieuw landelijk beleid tot gevolg heeft gehad? Waarom heeft dit zijn weg nog niet gevonden in nieuwe wet- en regelgeving voor de gehele ggz en fz?

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat uit de praktijk blijkt dat zorgverzekeraars indirect een van de grootste veroorzakers zijn van toegenomen administratieve lasten. Sommige zorgverleners in de ggz hebben contracten met wel honderd verschillende partijen en zorgverzekeraars vragen ggz-aanbieders om gedetailleerde registratie zodat zij precies in kaart kunnen brengen welke zorg zij wel en welke zorg zij niet hoeven te financieren. Genoemde leden vragen wat de gemiddelde tijd is die een fte in de ggz besteedt aan registratie en administratie. Hoeveel tijd besteedt een zorgverlener in de ggz gemiddeld per dag aan registreren en administreren? Kan de Staatssecretaris kwantificeren (of een benadering geven) hoeveel geld bespaard kan worden door de ggz en fz regelluw in te richten? In hoeverre kan men de ggz regelluw inrichten als sommige ggz-aanbieders te maken hebben met vijf verschillende wetten en vijf verschillende financieringsstromen? Is de ggz niet gebaat bij een drastische stelselvereenvoudiging, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen sinds wanneer de algemeen indirecte tijd en indirect patiëntgebonden tijd geregistreerd worden. Sinds welk jaartal heeft dit zijn ingang gevonden en waarom maakt dit onderdeel uit van de financiering van zorgaanbieders in de ggz en fz?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Staatssecretaris een globaal overzicht met de Kamer kan delen welke verschillende beroepsgroepen in de ggz werkzaam zijn en een indicatie van de aantallen fte per beroepsgroep.

Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie de Staatssecretaris om de informatie-uitwisseling tussen ggz-instellingen en het sociale domein te verbeteren, conform de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Is de Staatssecretaris van mening dat dit rapport tot nieuwe inzichten heeft geleid en zo ja, hoe kan deze informatie-uitwisseling worden verbeterd en is dit mogelijk op een administratieluwe manier?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorgenomen experiment en hebben naar aanleiding hiervan de volgende vragen en opmerkingen.

Aanleiding

Het doel van het experiment, te komen tot administratieve lastenverlichting, delen de leden van de SP-fractie volledig. Dat een lastenverlichting in de ggz en forensische zorg nodig is en kan bijdragen aan het oplossen van de problemen bij de wachttijden en capaciteitsproblemen behoeft geen enkele discussie. Met het nu voorgestelde experiment komt een deel van de registratieverplichting van indirecte tijd te vervallen.

Medio 2018 is een overeenkomst gesloten met de forensische zorgsector. Doel van die overeenkomst was onder meer om de werkdruk te verlagen. Het streven was om de administratieve lasten in 2020 met 25% te verminderen. Graag horen de leden van de SP-fractie wat de stand van zaken is met betrekking tot deze overeenkomst. Gaat het lukken om die 25% vermindering te realiseren? Zo nee, waarom niet?

Inhoud en doel experiment

De leden van de SP-fractie vragen hoe dit experiment zich precies verhoudt tot de (drie in de brief genoemde) al lopende experimenten op dit onderwerp. Is het nu voorgestelde experiment in plaats van deze experimenten of loopt dit experiment naast deze experimenten? Op welke aspecten wijkt het nu voorgestelde experiment precies af van deze drie experimenten? Kunnen organisaties (in theorie) aan meerdere experimenten tegelijkertijd meedoen?

Kunnen alle zorgaanbieders die willen deelnemen aan het experiment in principe ook daadwerkelijk deelnemen of kunnen zorgverzekeraars dwarsliggen? Zorgaanbieders en zorgverzekeraars dienen nadere afspraken te maken over deze experimenteermogelijkheid, is er sprake van een evenwichtige verhouding tussen deze twee partijen bij deze onderhandeling? Kunnen in theorie alle zorgaanbieders deelnemen aan het experiment of is er een maximumaantal deelnemers?

(Tussentijdse) monitoring en eindevaluatie

Wat is de verwachting van het aantal deelnemers aan het voorgestelde experiment? Is hiervan een inschatting gemaakt, zo vragen de leden van de SP-fractie. Hoeveel uren minder registratie/welke verlichting in registratiedruk zal dit experiment naar verwachting opleveren? En welk deel is dit van het totaal aantal uren dat besteed wordt aan administratie door ggz-instellingen en instellingen voor forensische zorg?

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

Naar boven