2020D27080 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 mei 2020 over het rapport «Onderzoek levenlanglerenkrediet» (Kamerstuk 30 012, nr. 126).

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie

5

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

5

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie willen allereerst graag dat de Minister uiterlijk 2 juli 10.00 uur antwoorden geeft op hun vragen. Wat de leden betreft, is elke regeling die onderdeel uitmaakt van het pakket Leven Lang Ontwikkelen relevant voor individuen en werkgevers die zich (moeten) voorbereiden op een volgende fase van deze coronacrisis. Ook het levenlanglerenkrediet maakt daar onderdeel van uit, zo vinden de leden. Zij lezen in de brief van de Minister dat het levenlanglerenkrediet voor studenten is die geen recht hebben op reguliere studiefinanciering. Kan de Minister uiteenzetten in hoeverre er een verschil is tussen de voorwaarden van het levenlanglerenkrediet en de reguliere studiefinanciering als het bijvoorbeeld gaat over de aflostermijn, het maximale leenbedrag of andere leenvoorwaarden? Daarnaast lezen de leden in de brief dat de Minister wil inzetten om de bekendheid van het levenlanglerenkrediet te vergroten. Tegelijkertijd constateert de Minister in dezelfde brief dat veel niet-gebruikers geen studieplannen hebben of zeggen het krediet niet nodig te hebben. Kan de Minister de voordelen van het levenlanglerenkrediet uiteenzetten en hoe zij deze voordelen in wil zetten in haar campagne om de naamsbekendheid te vergroten?

De voornoemde leden lezen dat de Minister positief staat tegenover het verbreden van de doelgroep van het levenlanglerenkrediet naar de bbl1 en derde leerweg. De leden zijn ervan overtuigd dat juist in deze middelbaargeschoolde doelgroep aanvullende scholing van grote waarde kan zijn, zowel voor de individuele betrokkenen als voor werkgevers en de samenleving. Hoeveel kost het om de doelgroep enkel te verbreden naar bbl? Tevens vragen zij hoeveel het kost om de doelgroep enkel te verbreden naar de derde leerweg.

De leden lezen dat de Minister van mening is dat met de invoering van de subsidieregeling Stimulering Arbeidsmarkt Positie (hierna: STAP) het volgen van onderwijs en scholing al beter financieel toegankelijk gaat worden. Hoeveel studenten binnen de BBL komen volgens de verwachtingen in aanmerking voor de STAP-regeling? Ook vragen zij voor hoeveel studenten binnen de derde leerweg dat geldt.

De leden lezen dat de Minister op dit moment geen ruimte ziet binnen de onderwijsbegroting om de doelgroep van het levenlanglerenkrediet te verbreden naar de bbl en derde leerweg. Kan de Minister een volledig overzicht geven van de huidige onderuitputting op de onderwijsbegroting en kan de Minister ook aangeven wat de reden is dat deze onderuitputting niet benut kan worden voor de benodigde vijf miljoen euro, zo vragen de voornoemde leden.

Rapport

De leden lezen in het rapport dat stakeholders vanuit gelijkwaardigheids-overwegingen van mening zijn dat het levenlanglerenkrediet verbreed dient te worden naar de bbl- en derde leerwegopleidingen. De leden vragen welke andere overwegingen volgens de Minister verbreding rechtvaardigen, zoals de waarde van nascholing voor betrokken individuen, werkgevers en de samenleving. De leden lezen eveneens dat er, volgens alle stakeholders, aanvullende voorzieningen nodig zijn om de beoogde potentiële gebruikers te stimuleren een bbl- of derde leerwegopleiding met behulp van het levenlanglerenkrediet te volgen. Het gaat om laagdrempelige, lokale en onafhankelijke begeleiding en scholingsadvies, en om afgestemde en gerichte informatie voor de beoogde potentiële gebruikers. Is de Minister bereid om onderzoek te doen op welke manier deze twee punten het beste uitgevoerd kunnen worden, alvorens het besluit valt om het levenlanglerenkrediet te verbreden naar bbl- of derde leerwegopleidingen?

De eerder genoemde leden lezen in het rapport verschillende verbetersuggesties van gebruikers, zoals het verhogen van de maximumleeftijd als het verlagen van de minimumleeftijd om in aanmerking te komen voor het levenlanglerenkrediet. Kan de Minister ingaan op elke suggestie en wat haar oordeel daarover is?

Zij lezen eveneens dat derde leerwegopleidingen de meeste potentie hebben bij verbreding van het levenlanglerenkrediet, voornamelijk vanwege het modulaire onderwijs en kortere duur van derde leerwegopleidingen. Kan de Minister specifiek ingaan op de constatering dat derde leerwegopleidingen de meeste potentie hebben bij verbreding van het levenlanglerenkrediet? Tot slot vragen zij of de Minister die constatering deelt en welke stappen zij gaat zetten om meer mogelijkheden te geven om via de derde leerweg meer gebruik te maken van LLO2-budgetten.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport «onderzoek levenlanglerenkrediet» en de reactie van de Minister hierop. Voornoemde leden zijn groot voorstander van leven lang leren. Zij zien positieve resultaten: 45 procent van de studenten die gebruik maakt van het levenlanglerenkrediet zou geen opleiding volgen zonder levenlanglerenkrediet. Wat de leden betreft, moet iedereen die zich op latere leeftijd wil door ontwikkelen zich idealiter niet laten weerhouden door een tekort aan financiële middelen. Bovenstaande leden vinden het van belang dat er serieus gekeken wordt naar een verbreding van de doelgroep die gebruik kan maken van het levenlanglerenkrediet. Daarom hebben deze leden enkele vragen. De leden lezen dat veel niet-gebruikers onbekend zijn met het levenlanglerenkrediet, terwijl zij wel recht hebben op het krediet. Hoe gaat de Minister deze groep beter bereiken? Tevens vragen zij welke rol de Minister daarbij weggelegd ziet voor werkgevers, maatschappelijke organisaties, onderwijsinstellingen, buurtcentra en bibliotheken. De leden lezen dat het krediet niet leidt tot verdringing van de bijdrage van werkgevers aan de opleidingskosten van studenten bbl en derde leerweg. Bovendien lezen zij dat de Minister, net als de voornoemde leden, positief staat tegenover een verbreding van de doelgroep van het levenlanglerenkrediet naar de bbl en derde leerweg. Voornoemde leden maken zich momenteel zorgen over de arbeidsmarkt en de zich aankondigende recessie als gevolg van de coronacrisis. De Minister stelt dat een verbreding van de doelgroep structureel vijf miljoen euro gaat kosten, waardoor zij geen ruimte ziet binnen de onderwijsbegroting. Wat vindt de Minister onder de huidige omstandigheden van de coronacrisis van dit voor de crisis ingenomen standpunt? Is het niet beter om alsnog te overwegen om te investeren in een verbreding van de doelgroep voor het levenlanglerenkrediet om werkenden beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt als gevolg van de aankomende recessie, zo vragen de leden. Welke mogelijkheden ziet de Minister om het levenlanglerenkrediet in te zetten om langdurige werkloosheid als gevolg van de coronacrisis te voorkomen en mensen te ondersteunen van werk naar werk, richting sectoren met voldoende baankansen? De leden vragen de Minister daarbij bijzondere aandacht te geven aan kwetsbare groepen zoals jongeren, flexwerkers en zzp’ers.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderzoek naar het levenlanglerenkrediet en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

Bekendheid

De leden constateren dat de helft van de gebruikers niet aan de opleiding was begonnen als het levenlanglerenkrediet niet had bestaan en het daarmee een grote stimulering is voor het leven lang ontwikkelen. Wat was het ingeschatte aantal gebruikers bij het invoeren van het krediet? Zij vragen hoe groot de potentiële doelgroep is van het krediet als het wordt verbreed naar de bbl en derde leerweg. Wat valt er te zeggen over de samenstelling van de groep die bekend zijn met het middel en zijn er gelijke kansen bij het verkrijgen van een levenlangleren krediet? De leden van vragen de Minister hoe zij de toekomst van het levenlanglerenkrediet voor zich ziet.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige rapport. De leden hechten aan het concept van een leven lang leren vooral omdat het bijdraagt aan gelijke kansen voor mensen die op eerdere momenten in hun leven kansen hebben gemist of die door veranderingen op de arbeidsmarkt de aansluiting op de actuele arbeidsmarkt (dreigen te) verliezen. Deelt de Minister deze visie?

De leden zijn verheugd dat het levenlanglerenkrediet in een behoefte blijkt te voorzien. Tegelijkertijd zijn er echter niet-gebruikers, die wel recht hebben op het krediet, maar het niet gebruiken, vooral omdat zij onbekend zijn met het levenlanglerenkrediet. Het rapport vermeldt wel dat ten tijde van het ontvangen van het levenlanglerenkrediet ruim de helft van de gebruikers betaalde arbeid verricht in loondienst. De categorieën werkzoekend, vrijwilligerswerk, zelfstandigen en zorgtaken volgen echter op afstand met elk een aandeel van tussen de 10 procent en 20 procent. In hoeverre verwacht de Minister dat de invoering van STAP met een publiek individueel leer- en ontwikkelbudget het volgen van onderwijs en scholing voor deze categorieën beter financieel toegankelijk zal gaan maken? Zij vragen of de Minister haar verwachting voor deze categorieën in meerjarenperspectief kan weergeven.

Het huidige levenlanglerenkrediet is bedoeld voor studenten die geen recht hebben op reguliere studiefinanciering en betreft vooral mensen van 30 jaar en ouder die deelnemen aan hoger onderwijs en mbo3-bol4. De Minister staat nu positief tegenover verbreding van de doelgroep van het levenlanglerenkrediet naar de bbl en derde leerweg. Omdat deze verbreding van de doelgroep echter structureel vijf miljoen euro kost, laat zij de besluitvorming over aan een volgend kabinet. De leden betreuren dit. Zij zouden graag zien dat de Minister zich inspant om alsnog de benodigde middelen vrij te maken zodat daadwerkelijk een bredere doelgroep wordt bereikt.

Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie

De leden van de 50PLUS -fractie hebben een aantal vragen inzake het onderzoek levenlanglerenkrediet. Ten eerste vragen zij of er onderzocht is waarom de Scandinavische landen percentueel hoger scoren op het gebied van deelname aan een cursus of opleiding binnen de leeftijdscategorie 25-tot 65-jarigen. Ook hebben zij nog een vraag over de leeftijdscategorie waarvoor de regeling geldt. Waarom is deze regeling maar tot een leeftijd van 55 jaar? Moet niet iedereen de mogelijkheid krijgen om zich te kunnen ontwikkelen? Zij vragen of het mogelijk is dat de harde grens van 55 jaar wegvalt en dat er voor mensen boven de 55 jaar per situatie wordt gekeken of zij nog aanspraak kunnen maken op de regeling.

De maand nadat men de lening heeft gekregen, begint de rente te lopen. De rente wordt telkens voor het jaar vastgezet. Op dit moment bedraagt deze nul procent. Hoe groot is de kans dat de rente nul procent blijft als iemand het bedrag in 15 jaar aflost?

Binnen de groep huidige potentiële gebruikers is onderzocht waarom zij geen gebruik maken van het levenlanglerenkrediet. Het grootste motief is met 47 procent dat deze groep niet bekend is met het levenlanglerenkrediet. Zij vragen tot slot hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat de bekendheid van het levenlanglerenkrediet toe gaat nemen.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


X Noot
1

bbl: beroepsbegeleidende leerweg.

X Noot
2

LLO: Leven Lang Ontwikkelen.

X Noot
3

mbo: middelbaar beroepsonderwijs.

X Noot
4

bol: beroepsopleidende leerweg.

Naar boven