Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2020D26087 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2020D26087 |
De vaste commissie voor Financiën heeft op 25 juni 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd over zijn op 29 mei 2020 toegezonden brief «Notitie fiscaal verdragsbeleid 2020» (Kenmerk 2020Z09809).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Inhoudsopgave |
blz. |
|
1. |
Inleiding |
2 |
2. |
Het verdragsbeleid op hoofdlijnen |
3 |
3. |
Tegengaan misbruik van verdragen |
7 |
4. |
Belangrijkste afwijkingen van en aanvullingen op het OESO-modelverdrag |
12 |
5. |
Belastingverdragen met specifieke categorieën landen |
16 |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020. De leden hechten groot belang aan belastingverdragen. Belastingverdragen dragen bij aan het Nederlandse vestigingsklimaat en kunnen belemmeringen in fiscale regelgeving tussen landen wegnemen. De leden vragen een vergelijking tussen de vorige en deze voorliggende notitie op de versterking van het vestigingsklimaat. Op welke manier draagt voorliggende notitie bij aan het versterken van het vestigingsklimaat? Welke aanvullende maatregelen wil het kabinet nemen, naast de in deze notitie benoemde, om het vestigingsklimaat verder te versterken?
De leden van de VVD-fractie delen de mening dat de wereldwijde aandacht nu moet uitgaan naar het tegengaan van het COVID-19-virus. De leden vragen wat de invloed van het COVID-19-virus is op het voorliggende Fiscaal Verdragsbeleid 2020. De leden vragen voorts welke invloed het COVID-19-virus heeft internationaal gezien, maar ook op bijvoorbeeld OESO-onderzoeken.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2020. Deze leden danken de Staatssecretaris voor het updaten van de notitie, aangezien zij het van belang vinden dat het verdragsbeleid actueel is en dat de Kamer vooraf kan meedenken met dit beleid. Zij vinden het van groot belang dat er in de notitie en bij het afsluiten van belastingverdragen veel aandacht is voor het tegengaan van misbruik van het verdrag en geschilbeslechting.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2020. Deze leden hebben een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2020. Zij zijn blij dat het kabinet meer de juiste kant op lijkt te bewegen ten opzichte van eerdere jaren, maar hebben nog wel een boel vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de notitie. De leden zijn teleurgesteld in de notitie en de gekozen koers, die meer van hetzelfde blijft en dus niet breekt met Nederland als belastinghaven voor vele multinationals. Ook zijn zij teleurgesteld dat er niet gebroken wordt met het uithollen van belastingtarieven van landen in opkomende economieën.
De leden van de SP-fractie merken verbaasd op dat de internationale aanleiding voor het kabinet om de notitie te moderniseren enkel is gelegen in het BEPS-project van de OESO en dat nationaal het behoud van het fiscale vestigingsklimaat nog steeds een grote aanleiding is geweest. Deze leden merken op dat Nederland, net als vergelijkbare belastingparadijzen zoals Panama en de Bahama’s, in de negen jaar sinds het uitkomen van de eerdere versie van deze notitie is geconfronteerd met tal van publicaties waaruit is gebleken dat Nederland tienduizenden brievenbusfirma’s herbergt en een van de belangrijkste spillen is in een gelegaliseerde vorm van zwendel met bedrijven die dikwijls in de armste landen geld verdienen en Nederland met zijn bijzonder ruime rulingbeleid gebruiken om zoveel mogelijk daarvan onbelast door te sluizen naar landen zonder relevante belastingen op de inkomsten van deze bedrijven. Zij constateren dat de Nederlandse bevolking opdraait voor de kosten die de hoofdkantoren die in Nederland zijn gevestigd met zich mee brengen terwijl deze bedrijven amper bijdragen aan de samenleving. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe hij in algemene zin het behoud van een aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat denkt te kunnen combineren met het bestrijden van belastingontwijking.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2020. De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden op welke schaal belastingontwijking plaatsvindt en welke methodes daarbij worden gehanteerd. Dit heeft tot verschillende initiatieven geleid op mondiaal, Europees en nationaal niveau. Het is wat de leden van de PvdA-fractie betreft dan ook essentieel dat het verdragsbeleid op deze inzichten wordt aangepast. In dat licht vinden de leden van de PvdA-fractie dat op het gebied van belastingontwijking, belastingontduiking en het beleid richting ontwikkelingslanden meer ambitie getoond had kunnen worden. De leden van de PvdA-fractie hebben dan ook enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie benadrukken het belang van internationale en Europese afspraken over belastingen, bijvoorbeeld voor het voorkomen van dubbele belastingheffing, het bestrijden van belastingontwijking en het heffen van belastingen over bedrijfswinsten. Deze leden vragen of het kabinet deelt dat Nederland als open economie groot belang heeft bij internationale en Europese afspraken over belastingen. Deze leden vragen het kabinet om te reageren op de analyse van de Adviescommissie Belastingheffing Multinationals en Bouwstenen voor een nieuw belastingstelsel dat het belasten van winst nationaal steeds lastiger wordt en de effectiviteit van nationale belastingheffing afneemt. Deze leden vragen hoe het terugdringen van verschillen tussen belastingstelsels hieraan kan bijdragen. Deze leden vragen welke voordelen verdere internationale afspraken over belastingen hebben voor werkenden, ondernemers en bedrijven, bijvoorbeeld als het gaat om administratieve lasten of kosten die samenhangen met de grote verschillen tussen belastingstelsels. De leden van de D66-fractie vragen of bilaterale belastingverdragen als sluitstuk gezien kunnen worden van meer internationale afspraken over belastingen. Deze leden vragen of verdere internationale, Europese en multilaterale afspraken over belastingen de noodzaak tot het hebben van een zeer uitvoerig en complex stelsel aan bilaterale belastingverdragen kan verkleinen. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet op welke wijze internationale en Europese afspraken over belastingen, bijvoorbeeld gericht op het voorkomen van belastingontwijking en aanpakken van belastingconstructies, kunnen bijdragen aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
De leden van de D66-fractie vragen om te reageren op het bericht dat de VS uit de onderhandelingen zijn gestapt over internationale afspraken over belastingen. Deze leden vragen of het kabinet de opvatting deelt dat deze ontwikkelingen geen aanleiding zouden moeten zijn om de inspanningen om te komen tot internationale en Europese afspraken over belastingen af te zwakken.
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering stelt dat belastingverdragen de werkgelegenheid in Nederland bevorderen. Deze leden vragen de regering om dit te kwantificeren en uit te splitsen naar bedrijven die al zijn gevestigd in Nederland maar zonder afgesloten verdragen zouden vertrekken, bedrijven die zich hebben gevestigd met enkel een hoofdkantoorsfunctie, bedrijven die zich hebben gevestigd met enkel een brievenbusfunctie en bedrijven die hier daadwerkelijk produceren of ontwikkelen, verder uitgesplitst per sector. Tevens vragen deze leden om het aantal arbeidsplaatsen per geval en of deze arbeidsplaatsen worden vervuld door meeverhuizende expats of dat door vestiging nieuwe vacatures zijn ontstaan. Deze leden vragen de regering of een ruimhartig fiscaal vestigingsklimaat gerechtvaardigd kan worden door deze cijfers of, als de cijfers onvoldoende aanwezig zijn, of de aannames waar het beleid op is gestoeld voldoende zijn gekritiseerd bij het opstellen van deze herziene Notitie.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het kabinet het doel van een bilateraal belastingverdrag formuleert als het bevorderen van economische relaties en het wegnemen van dubbele belasting, waarbij belastingontwijking wordt voorkomen. Waarom is bij het opstellen van deze notitie er niet voor gekozen dit doel te herdefiniëren? Is het kabinet bereid het bestrijden van belastingontwijking en belastingontduiking als primair doel van een verdrag te bestempelen? Is het kabinet voorts bereid om internationale geschilbeslechting als doel op te nemen? Is de regering bereid voorkoming van dubbele niet-belasting als primair doel op te nemen? Is de regering bereid om internationale samenwerking in de heffingssfeer als doel op te nemen? Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie of ook het verbeteren van de rechtspositie en bescherming van ingezetenen als doel kan worden opgenomen, daarbij verwijzend naar bijvoorbeeld de discussie rond FATCA.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat Nederland de afgelopen tien jaar meerdere keren heeft aangedrongen op lagere bronbelastingtarieven. Zo ja, bij welke belastingverdragen? In hoeverre strookt dit met het beleid dat was voorgenomen in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid uit 2011?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet om een schematisch overzicht van hoe de bronbelastingtarieven in Nederlandse belastingverdragen zich verhouden tot bronbelastingtarieven tussen de verdragspartner en andere OESO-landen. Klopt het dat Nederland vaak onder het gemiddelde zit van andere OESO-landen? Kan dit worden gekwantificeerd?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom «laagbelastend» naar zijn mening een statutair tarief van 9% inhoudt en niet een tarief dat lager is dan de tweede schijf van de vennootschapsbelasting, het tarief dat ook wordt gekozen voor de bronbelasting op rente en royalty’s. Zij vragen de regering om een reactie op het gegeven dat landen als Hong Kong of Mauritius met hun statutaire tarieven van 15% niet als laagbelastend worden aangemerkt maar door het überhaupt niet belasten van rente en royalty’s de bronbelasting op deze zaken per definitie ineffectief maakt. Deze leden zijn benieuwd of dergelijke uitzonderingen op statutaire tarieven onderdeel gaan uitmaken van het beleid ten aanzien van fiscale verdragen.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zal worden omgegaan met belastingverdragen met laagbelastende landen die niet tot heronderhandeling over willen gaan of waarbij onderhandelingen mislukken. Zij vragen de Staatssecretaris of hij de mening deelt dat in deze gevallen eenzijdig opzeggen past bij de geest van de wet op de bronbelasting op rente en royalty’s.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat het streefcijfer is van dit kabinet op het gebied van belastingontwijking? Hoeveel van de € 10 miljard aan belastinginkomsten die het buitenland jaarlijks misloopt door Nederland (www.missingprofits.world) wil dit kabinet tegengaan? Indien het kabinet een ander bedrag dan € 10 miljard hanteert, welk deel hiervan wil het kabinet reduceren met zijn beleid? Indien er geen doelstelling geformuleerd is op het gebied van misgelopen belastinginkomsten door belastingontwijking, hoe kan het kabinet dan beoordelen of zijn beleid effectief is?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat belastingverdragen boven de wetgeving ter implementatie van ATAD1 en ATAD2 gaan. Waarom wordt deze systematiek niet gewijzigd? Hoe effectief zijn deze anti-belastingontwijkingswetten als belastingparadijzen ze gewoon kunnen blokkeren door de belastingverdragen niet aan te passen? Is Nederland bereid om als keiharde ondergrens te eisen dat bestaande belastingverdragen altijd worden aangepast aan actuele wetgeving zoals ATAD1 en ATAD2?
De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet uiteen te zetten op welke wijze verdragen ervoor kunnen zorgen dat de maatregelen uit hoofde van ATAD1 en ATAD2 niet geëffectueerd kunnen worden. Kan daarbij worden ingegaan op de plaats van Europese richtlijnen in de Grondwet ten opzichte van bilaterale verdragen? En in hoeverre is van belang of de richtlijn algemeen verbindend is? Op welke wijze zou kunnen worden ingebed dat bepalingen die voortvloeien uit de richtlijnen effectief zijn? Bij welke verdragen wordt toepassing op dit moment bemoeilijkt? Het kabinet bereid deze verdragen te inventariseren en eventueel aan te sturen op aanpassing?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom Nederlandse bedrijven op achterstand zouden komen te staan als de verdragen van andere West-Europese landen niet worden meegewogen. Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij hun mening deelt dat er een wedloop naar de bodem aan de gang is, niet alleen op het gebied van de vennootschapsbelastingen, maar ook op het gebied van de belastingverdragen. Zij vragen de Staatssecretaris of het in zeer grote mate rekening houden met een soort «marktdiscipline» voor overheden wat hem betreft de democratie eerder stut dan schaadt. Tevens zijn deze leden benieuwd welke criteria worden gehanteerd voor de verdragen waarmee vergeleken wordt.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Staatssecretaris in paragraaf 2.4 expliciet verwoordt dat hij een race naar de bodem voert op fiscaal gebied vanwege het vestigingsklimaat. Deze leden vragen met klem deze positie te verlaten. De race naar de bodem op het gebied van bedrijfsbelastingen leidt tot verschraling van de inkomsten uit winstbelastingen. De race kan alleen worden gestopt door er niet meer actief aan mee te doen. Dankzij onderzoek van onder andere Martijn Nouwen van de UvA weten we bovendien dat Nederland een aanjager is van de race naar de bodem, en daarmee ook spil in het spotten van diezelfde race. De leden van de PvdA-fractie vragen een uitgebreide uiteenzetting op het beleid en voorts een reactie op het promotieonderzoek van de heer Nouwen.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe – al dan niet toekomstige – CFC-wetgeving zich verhoudt tot het verdragsbeleid en het principe van kapitaalimportneutraliteit. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat CFC-wetgeving niet tandeloos wordt gemaakt door belastingverdragen?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor OESO-pijler 1 nu blijkt dat de onderhandelingen tussen de VS en Europa over een digitaledienstenbelasting stilliggen1. De leden vragen het kabinet wat zij kunnen bijdragen aan een hervatting van de gesprekken tussen de VS en Europa? De leden willen nogmaals benadrukken dat een digitaledienstenbelasting vooral effectief kan zijn in OESO-verband en verwachten dat het kabinet er alles aan zal doen om de gesprekken met de VS weer op te starten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er twee modelverdragen zijn. Op basis waarvan wordt bepaald met welk modelverdrag wordt gewerkt? Nederland werkt zoveel mogelijk met het OESO-modelverdrag, maar zal vaker dan voorheen met het VN-modelverdrag gaan werken. De leden vragen met welke landen Nederland nu een verdrag heeft op basis van het VN-modelverdrag. Kan het kabinet aangeven wat de financiële gevolgen zijn voor Nederland en voor bedrijven als Nederland een verdrag sluit gebaseerd op het VN-modelverdrag of op basis van het OESO-modelverdrag? Hoe wordt het bedrijfsleven betrokken bij de besluitvorming hierin en überhaupt in de gesprekken ter versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat?
De leden van de VVD-fractie vragen welke mogelijkheden Nederland heeft om lopende belastingverdragen tussentijds te kunnen updaten wanneer blijkt dat daar weeffouten in zitten. Denk bijvoorbeeld aan het inmiddels meermaals naar voren gebrachte punt van de Nederlandse vrachtwagenchauffeurs werkzaam in Noorwegen waar de leden later in deze inbreng nog een aantal vragen over stellen.
Ook vragen deze leden naar de ontwikkelingen in de belastingverdragen/het fiscaal verdragsbeleid van andere landen. Ziet het kabinet daar specifieke ontwikkelingen? Zo ja, welke?
De leden van de PvdA vragen om duidelijkheid te verschaffen over de status van het VN-modelverdrag. Bij welke verdragen wordt dit modelverdrag als uitgangspunt gehanteerd? Hoe verhoudt het VN-modelverdrag zich tot de aanvullingen op het OESO-modelverdrag met betrekking tot niet OESO-leden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre deze Notitie meer rekening gaat houden met ontwikkelingslanden dan de vorige Notitie uit 2011. Kan dit gekwantificeerd worden met concrete doelstellingen/maatregelen? Welke onderdelen uit het VN-modelverdrag zal Nederland komende jaren wél accepteren die het kabinet de afgelopen jaren niet accepteerde?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat er bij de vorige Notitie uit 2011 ook werd gezegd dat er speciaal rekening zou worden gehouden met ontwikkelingslanden. In hoeverre is dat gebeurd?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de voor- en nadelen zouden zijn van het voornemen om het gehele VN-modelverdrag als uitgangspunt te hanteren.
Nederland wil dat in een algemene bepaling in het belastingverdrag bevestigd moet worden dat het OESO-commentaar bepalend is voor hoe OESO-conforme verdragsbepalingen worden uitgelegd. Is het altijd duidelijk in hoeverre een bepaling OESO-conform is of VN-conform? Wil het kabinet hetzelfde met betrekking tot commentaar van de VN?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet bereid is om toe te zeggen dat als ontwikkelingslanden vragen om het VN-verdrag, Nederland dat niet zal blokkeren.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet bereid is om tijdens onderhandelingen met ontwikkelingslanden onafhankelijke adviseurs ter beschikking te stellen aan ontwikkelingslanden opdat toekomstige belastingverdragen eerlijker worden.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom Nederland de komende jaren slechts enkele onderdelen van het VN-modelverdrag meer zal accepteren en waarom niet het hele VN-modelverdrag wordt geaccepteerd. De dikwijls overweldigende ongelijkheid in economische machtspositie tussen Nederland en ontwikkelingslanden is wat deze leden betreft een uitgelezen aanleiding om juist dit verdrag te gebruiken aangezien dit op dergelijke situaties is toegespitst.
De leden van de PvdA-fractie lezen in paragraaf 2.7 dat de Staatssecretaris stelt dat ontwikkelingslanden profiteren van het voorkomen van dubbele belasting en het aanhalen van economische banden. Dat geldt voor elk belastingverdrag. Ontwikkelingslanden zijn bij uitstek gebaat bij bronbelastingen. Deze zijn voor hen eenvoudiger te innen, en voorkomen voor ontwikkelingslanden ongunstige uitwerkingen van verrekenprijsregels. In hoeverre houdt het kabinet hier rekening mee, en is het kabinet bereid bronbelastingen voor ontwikkelingslanden breder toe te staan, ook als dat soms ten koste gaat van de Nederlandse belastingafdracht?
De leden van de D66-fractie vragen om de alinea over de uitvoeringsaspecten nader toe te lichten. Deze leden begrijpen dat de uitvoeringsaspecten nu een reden zijn om van het OESO-modelverdrag af te wijken. Om wat voor soort aandachtspunten gaat het hier? Kennen andere belastingdiensten niet soortgelijke uitdagingen voor de uitvoering?
De leden van de D66-fractie vragen of er zicht is op een uitbreiding van het aantal landen dat zich heeft aangesloten bij het Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (MLI). Kan het kabinet een korte toelichting geven over andere actuele ontwikkelingen ten aanzien van het MLI, bijvoorbeeld als het gaat om het aantal voorbehouden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wanneer het voorbehoud van de VVD op de goedkeuringswet bij het MLI (amendement-Lodders/Slootweg) volledig wordt ingetrokken.
De leden van de D66-fractie vragen bij welke landen nu sprake is van een risico van substantieel verdragsmisbruik. De leden van de D66-fractie vragen om een aantal voorbeelden te geven van verdragsmisbruik.
De leden van de SP-fractie lezen dat als potentiële verdragspartners de minimumstandaard uit het BEPS-project niet accepteren er geen nieuw verdrag wordt afgesloten. Deze leden zijn benieuwd welke van de zeer minimale minimumstandaarden voor landen onacceptabel zouden zijn en wat de gevolgen van dit beleid is voor bestaande verdragen. Betekent dit dat bestaande verdragen, als heronderhandeling niet of onvoldoende mogelijk blijkt, ook worden heroverwogen als niet wordt voldaan aan de minimumstandaarden? De leden van de SP-fractie constateren dat de aangehaalde motie-Schouten/Groot (Kamerstuk 25 087, nr. 122) enkel ziet op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden, terwijl een grondige aanpak van antimisbruikmaatregelen naar hun mening een actievere aanpak vereist.
De leden van de PvdA-fractie waarderen dat een poging wordt gedaan uitvoering te geven aan de motie-Schouten/Groot. Onduidelijk is echter welke resultaten worden geboekt. Zijn er reeds verdragen opgezegd met landen die op de «zwarte lijst» staan? Met betrekking tot welke landen wordt dit overwogen? Zijn er lopende verdragsonderhandelingen met landen op de zwarte lijst?
De leden van de PvdA-fractie snappen dat het risico op dubbele belasting geringer is ten aanzien van landen met een extreem laag tarief. Echter, zou een belastingverdrag onder omstandigheden ook nuttig kunnen zijn om heffing te versterken? Kan de regering toelichten of ook met dit soort landen afspraken te maken zijn om te verzekeren dat Nederland kan heffen, zowel als het gaat om hybride structuren, alsmede bijvoorbeeld met betrekking tot samenwerking in de heffing?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat belastingverdragen slechts heffingsrechten verdelen en dat het daarna alsnog aan landen zelf is om daadwerkelijk belasting te heffen. Klopt het dat hierdoor dubbele belastingheffing in theorie altijd wordt tegengaan, maar dubbele niet-belasting nog steeds mogelijk blijft? Waarom wordt dit niet harder aangepakt?
De leden van de D66-fractie vragen hoe het kabinet de Kamer informeert over de toepassing van de open normen van de principal purposes test (PPT). De leden van de D66-fractie vragen hoe de jurisdicties die gebruik maken van limitation on benefits-bepaling (LoB) aangevuld met een antidoorstroombepaling deze maatregel hebben uitgewerkt. Deze leden vragen of er tijdens de totstandkoming van de MLI of breder in OESO- en VN-verband is gesproken over het internationaal uitwerken van een antidoorstroombepaling. Wat voor soort antidoorstroombepalingen zijn er?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet de kritiek herkent dat de principal purposes test (PPT) niet goed werkt voor ontwikkelingslanden. Kan het kabinet hier nader op ingaan? Klopt het dat een LoB-bepaling in het algemeen wordt opgenomen in aanvulling op de PPT? Biedt dit een extra waarborg bij het tegengaan van misbruik?
Het kabinet wil door het verplicht melden van een voornemen om de PPT toe te passen «overkill voorkomen». Is er nu sprake van concrete gevallen waar het toepassen van de PPT door de verdragspartner zorgde voor «overkill»? Wat wordt hier verstaan onder «overkill»? Gaat het dan om het ten onrechte toepassen van de PPT door de verdragspartner? Waarom wordt ervan uitgegaan dat het andere land de PPT mogelijk ten onrechte zou toepassen? Is het de bedoeling dat er van de meldingsplicht vooraf een remmende werking uit gaat op het gebruik van de PPT?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het daarom klopt dat de LoB met name belangrijk is voor ontwikkelingslanden en dat westerse landen in het algemeen terughoudend zijn om hiervan gebruik te maken. In hoeverre is Nederland echt bereid om voor ontwikkelingslanden hier ruimhartig te zijn? Hoe kan de Kamer beoordelen of het niet alleen bij mooie woorden blijft?
Wat zijn de meest gebruike LoB’s? Welke landen hebben gevraagd om het opnemen van LoB’s?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom het kabinet niet kiest voor een antidoorstroombepaling. Om welke maatregelen gaat het, waar Nederland aangeeft terughoudend te zijn met het opnemen van antidoorstroommaatregelen? Kan er een overzicht worden gegeven van de binnen VN-verband en OESO-verband besproken antidoorstroommaatregelen?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waaruit in praktische zin blijkt dat het toenemende belang van effectieve geschillenbeslechting aanleiding is de nota aan te passen. Deze leden zijn benieuwd welke andere vorm van geschillenbeslechting bestaat dan de PPT en, indien die niet of nog niet bestaat, waaruit blijkt dat de PPT effectief is. Tevens zijn deze leden benieuwd of, indien er geen effectieve vorm van geschillenbeslechting bestaat, dit slechts een voortvloeisel is uit de afspraken rondom BEPS en deze zinsnede daarom enkel voor de vorm is opgenomen aangezien er geen effectieve vorm van geschillenbeslechting bestaat.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris waarom Nederland een enorme drempel opwerpt voor ontwikkelingslanden om antimisbruikbepalingen in te zetten als zij verplicht zijn Nederland hierover te consulteren. Zij vragen de Staatssecretaris of hij de mening deelt dat hiermee, gezien het eerdergenoemde overweldigende economische machtsverschil, ontwikkelingslanden door Nederland wordt ontzegd hun staathuishouding op orde te brengen door belastingontwijking via Nederland te voorkomen. Indien de Staatssecretaris deze mening niet deelt, vragen deze leden de Staatssecretaris om uiteen te zetten hoe hij garandeert dat Nederland met deze consultatieverplichting geen zware belemmeringen opwerpt voor het democratisch proces in ontwikkelingslanden. Tevens vragen deze leden de regering of Nederland vice versa voor voldoende capaciteit gaat zorgen om verdragsmisbruik door in Nederland gevestigde bedrijven op te sporen en verdragspartners hierover te informeren en te consulteren als een antimisbruikbepaling wordt ingezet.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris waarom hij zo terughoudend is met het invoeren van een antidoorstroombepaling. Zij lezen in de Notitie dat gebrek aan internationale consensus hiervoor een belangrijke reden is, maar dit lijkt te suggereren dat er wel voorstellen op tafel liggen waarover wellicht in de nabije toekomst consensus wordt bereikt. Deze leden vragen het kabinet hierom of de Notitie spoedig gaat worden aangepast indien dit het geval is. Tevens vragen deze leden de Staatssecretaris om een uiteenzetting en appreciatie van de binnen de OESO en VN voorgestelde antidoorstroommaatregelen.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de consultatieplicht met betrekking tot antimisbruikbepalingen wordt geïnterpreteerd met betrekking tot ontwikkelingslanden. In hoeverre is Nederland bereid ontwikkelingslanden in te lichten over ontwijkende structuren, in het bijzonder met betrekking tot landen waar de belastingdienst minder goed geëquipeerd is om dit soort structuren op te sporen?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke internationale voorbeelden er zijn wat betreft anti-doorstroomregelingen. Is overwogen deze ook in Nederlandse context op te nemen?
In de notitie wordt gesproken over het toenemende belang van internationale geschillenbeslechting. Waar blijkt dat uit, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat Nederland maatregelen met betrekking tot hybride entiteiten al in diverse belastingverdragen heeft opgenomen. Waarom niet bij alle belastingverdragen? Welke niet?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris aangeeft dat Nederland zich inzet om aanvullende maatregelen, naast de base erosion and profit shifting (BEPS)-minimumstandaard, in het verdrag op te nemen. In dit kader wordt ook specifiek de algemene saving clause genoemd. De leden van de CDA-fractie kunnen zich goed vinden in het genoemde voorbeeld van het Nederlandse heffingsrecht waar het gaat om fiscaal niet-transparante entiteiten. Het behoud van het nationale heffingsrecht middels de saving clause zorgt echter in het geval van het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten specifiek voor dubbele belasting voor Nederlanders met de Amerikaanse nationaliteit, omdat de Verenigde Staten op basis van deze clausule hun nationale heffingsrecht op basis van nationaliteit niet hoeven in te perken. Kan de Staatssecretaris expliciet aangeven dat Nederland niet kan instemmen met dit gebruik van de saving clause en zich daartegen zal verzetten bij verdragsonderhandelingen? Zijn de Staatssecretaris nog meer voorbeelden bekend van het gebruik door andere verdragslanden van een algemene saving clause en hoe staat hij daartegenover?
De leden van de VVD-fractie vragen naar het vervolg wanneer Nederland geen overeenstemming bereikt in de onderlingoverlegprocedure met de verdragspartner over de dubbele vestigingsplaats. Op welke manier zorgt het kabinet ervoor dat het bedrijf met een dubbele vestigingsplaats niet de nadelige gevolgen ondervindt van het stuklopen van mogelijke afspraken op dit punt tussen beide verdragslanden?
Ten aanzien van dubbele vestigingsplaatsen wordt uitgegaan van onderlinge overlegprocedures, zo lezen de leden van de PvdA-fractie. Welke uitgangspunten worden bij dergelijke procedures gehanteerd? Is dat wat Nederland nog altijd primair het feitelijke leidingscriterium?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe wordt voorkomen dat activiteiten tussen nauw verbonden (rechts)personen kunstmatig worden opgeknipt zolang de antifragmentatiemaatregel er nog niet is, omdat er nog geen nieuw verdrag ligt.
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat een minimale bezitsperiode komt om dividend transfer transactions tegen te gaan. Klopt het dat er op dit moment nog helemaal geen Nederlandse wetgeving is die dit beoogt? Zo ja, wat is dan de betekenis van deze passage in belastingverdragen als Nederland het vervolgens nationaal niet volgt? Wanneer kan de Kamer deze wetswijziging verwachten?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom Nederland in het OESO-modelverdrag een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van een situsstaatheffing over vermogenswinsten behaald met de verkoop van aandelen of vergelijkbare belangen in onroerendezaaklichamen. Onder welke voorwaarden is Nederland bereid een dergelijke situsstaatheffing overeen te komen?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat in sommige gevallen van dubbele niet-heffing de verrekeningsmethode wordt toegepast in plaats van de vrijstellingsmethode om zo een adequate belastingheffing te waarborgen. Waarom wordt deze verrekeningsmethode niet altijd gebruikt?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of passage 3.3.7 ook geldt voor buiten beschouwing blijvende vaste inrichtingen. Uit ATAD2 volgt dat deze wél belast gaan worden, maar nu lijkt belastingverdrag dat nog te overrulen. Wordt dat probleem met deze Notitie opgelost?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of correcties van verrekenprijzen altijd automatisch worden doorgegeven. En wordt naar aanleiding daarvan de verrekenprijs altijd aangepast?
De leden van de PvdA-fractie vragen of Nederland ook unilateraal maatregelen neemt als correcties op verrekenprijzen niet overeenkomstig worden aangepast door het andere land. In hoeverre is er zicht op of andere landen dit doen, en wat kan Nederland doen als dit niet plaatsvindt? Wat gebeurt er als een aanpassing wel plaatsvindt, maar tegen een tarief van bijvoorbeeld lager dan 9%?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet voorstander is van een verplichte en bindende arbitrage als sluitstuk van de onderlinge overlegprocedure. De leden delen het standpunt van het kabinet. Verplichte en bindende arbitrage draagt bij aan de internationale samenwerking op het gebied van belastingheffing. Kan het kabinet toelichten in welke belastingverdragen reeds een verplichte en bindende arbitrage is opgenomen? Op welke manier is het kabinet voornemens om ook in OESO-verband te pleiten voor een verplichte en bindende arbitrage? Op welke manier kan een verplichte arbitrage bijdragen aan een versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat?
De leden van de VVD-fractie weten in het geval van een aantal belastingverdragen dat er sprake is van een niet-verplichte arbitragebepaling. Is het kabinet voornemens om in belastingverdragen met landen met wie tot op heden nog geen verplichte arbitrage is afgesproken te (her)onderhandelen over een verplichte arbitragebepaling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?
Welke rol hebben de Tweede en de Eerste Kamer bij het opstarten van een al dan niet, volgens het belastingverdrag, verplichte arbitrageprocedure?
De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet hoeveel arbitrageprocedures er de afgelopen vijf jaar hebben plaatsgevonden per verdragspartner. Hoeveel lopende arbitrageprocedures per verdragspartner speler er op dit moment en wat is de doorlooptijd daarvan?
Kan het kabinet aangeven of Nederland met alle verdragspartners waarmee een arbitragebepaling is overeengekomen ook in onderling overleg procedureregels overeen is gekomen? Zo nee, waarom niet? Kan het kabinet ten aanzien van alle verdragspartners waarmee wel procedureregels overeen zijn gekomen, deze procedureregels publiceren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe de verplichte en bindende arbitrage eruitziet. Wie gaan dit doen? In hoeverre wordt deze arbitrage door iets of iemand gecontroleerd? Wat is de democratische legitimiteit?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet het advies aan ontwikkelingslanden begrijpt om geen gebruik te maken van verplichte bindende arbitrage. Is er volgens het kabinet sprake van een eerlijke balans en genoeg capaciteit voor deze landen om hier goed uit te komen?
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat het kabinet dichtbij een akkoord is met Noorwegen voor de dubbele belastingheffing van Nederlandse vrachtwagenchauffeurs die in Noorwegen werken. De leden vragen welke afspraken er in het verdrag met Nederland en Noorwegen klaarblijkelijk ontbraken of niet helemaal helder waren waardoor beide landen het idee hadden belasting te mogen heffen op het inkomen van deze vrachtwagenchauffeurs. Is de notitie fiscaal verdragsbeleid 2020 naar aanleiding van deze casus nog aangepast? Zo ja, op welke punten? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt voorkomen dat zich in de toekomst vergelijkbare gevallen voordoen?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat het kabinet streeft naar een portfoliotarief van 15% voor dividend uitgekeerd aan een fiscale beleggingsinstelling (FBI) of soortelijke instelling. Is daarmee fiche #92 van de fiscale bouwstenen overbodig geworden of blijft er een verschil?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat gesteld wordt dat een bronstaatheffing over vermogenswinsten vanwege de deelnemingsvrijstelling niet kan worden verrekend en leidt tot economische dubbele belasting voor deze vermogenswinsten. Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe dit leidt tot economische dubbele belasting?
De leden van de D66-fractie vragen hoe vaak de Belastingdienst de afgelopen jaren een conserverende aanslag heeft opgelegd bij emigratie van een aandeelhouder met een aanmerkelijk belang in een vennootschap. Deze leden vragen met hoeveel verdragslanden Nederland afspraken heeft gemaakt over inkomen uit aanmerkelijk belang.
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het kabinet ernaar streeft om voor de zekerheid bepalingen ten aanzien van conserverende aanslagen bij aanmerkelijkbelanghouders op te nemen.
De leden van de PvdA-fractie vragen of voor vastgoed niet sowieso geldt dat het heffingsrecht in beginsel in het land is waar het vastgoed zich bevindt, en is daarmee de situsregel niet de hoofdregel? Zo nee, in welke gevallen wordt vastgoed niet belast in het land waar het vastgoed zich bevindt? Hoe wordt verzekerd dat vastgoed dat hier wordt gehouden door buitenlanders, waaronder inbegrepen de rijken der aarde en buitenlandse koningshuizen, hier te lande effectief wordt belast, zowel wanneer dit voor eigen gebruik als voor verhuur is bedoeld?
De leden van de VVD-fractie lezen over de Nederlandse afwijking van het OESO-modelverdrag omtrent de heffingsregels voor sporters en artiesten. Welke andere OESO-landen werken met dezelfde Nederlandse afwijking in heffingsregels? De leden delen de mening dat het heffingsrecht over inkomen van sporters en artiesten aan het woonland moet toebehoren. De leden begrijpen de drie genoemde potentiele maatregelen, maar vragen het kabinet tegelijkertijd bij verdragsonderhandelingen wel de negatieve gevolgen in dubbele belastingheffing en hoge administratieve lasten voor sporters en artiesten bij een bronstaatheffing te blijven benoemen. Op welke manier is Nederland voornemens om deze nadelige gevolgen in OESO-verband blijvend naar voren te brengen?
In welk opzicht verschilt de nieuwe aanpak van de huidige aanpak, gezien ook het feit dat vanwege de waarde voor de (potentiële) verdragspartners er in vrijwel alle verdragen al een sporters- en artiestenartikel is opgenomen?
De leden van de VVD-fractie vragen een verheldering op het punt dat Nederland sporters en artiesten uit de potentiele verdragsstaat wel een vrijstelling geeft voor de loon- en inkomstenbelasting, maar dat het potentiele verdragsland dit niet wil doen voor Nederlandse sporters en artiesten. De leden zien hierin het liefste jongetje van de klas met nadelige gevolgen voor onze Nederlandse sporters en artiesten. De leden vragen het kabinet werk te maken van een (beperkte) bronstaatheffing voor buitenlandse sporters en artiesten in Nederland. De leden spreken daarbij de hoop uit dat de mogelijkheid tot het inzetten hiervan potentiële verdragspartners over de streep trekt om ook af te zien van een bronstaatheffing. Dit, ondanks de wetenschap dat een Nederlandse bronstaatheffing voor Nederlandse organisatoren van (sport)evenementen een administratieve last met zich meebrengt. Kan het kabinet reageren op deze overweging en de eigen onderbouwing om over te gaan tot een (beperkte) bronstaatheffing?
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland «met name» in zal zetten op drie optionele maatregelen; een drempelbedrag, heffing door bronstaat op basis van netto-inkomen en woonstaatheffing bij financiering uit publieke middelen van meer dan 50%. Welke andere optionele maatregelen kan Nederland eventueel nog inzetten? Waarom is gekozen voor deze drie maatregelen en op welke manier wordt hier ook zorg gedragen voor het inkomen van de meereizende werknemers van sporters en artiesten?
De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet aan welke richtlijnen zij vasthouden met betrekking tot een drempelbedrag. Aan welke bedragen wordt gedacht en waarom?
De leden van de VVD-fractie lezen over het voornemen om activiteiten van sporters en artiesten die voor meer dan 50% worden gefinancierd uit publieke middelen uit te zonderen van bronstaatheffing. Waarom heeft het kabinet gekozen voor 50%? Hoeveel artiesten en sporters worden hiermee geholpen (procentueel gezien van het totaal)? Wat zijn de gevolgen als het percentage gefinancierd uit publieke middelen wordt verlaagd naar bijvoorbeeld 40%? Welke rol heeft prijzengeld in dit Nederlandse streven? Hoe wordt de «financiering van activiteiten» berekend? Is dit inclusief of exclusief prijzengeld?
De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting op de fiscaal-administratieve verplichtingen voor Nederlandse bedrijven of instellingen wanneer sporters of artiesten uit landen waar Nederland geen belastingverdrag mee heeft in Nederland werkzaamheden verrichten. Wie is aansprakelijk voor het verzamelen van de gegevens? Lukt het bedrijven en instellingen om hieraan te voldoen? Zo nee, waarom niet en wat zijn dan de consequenties voor deze bedrijven? Zijn al de huidige fiscaal-administratieve verplichtingen volgens het kabinet echt nodig? Zo ja, waarom?
Heeft het kabinet inzichtelijk welke negatieve financiële gevolgen voor sporters en artiesten een bronstaatheffing bij de verdragspartner heeft, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zo ja, om welke bedragen gaat het? Zo nee, waarom niet?
Kan het kabinet reageren op de sportkoepel NOC*NSF die haar zorgen uit over de dubbele belasting voor sporters die in het buitenland actief zijn geweest? Kan het kabinet dan ook specifiek ingaan op de mogelijke mismatch tussen team en sporter waarbij inkomsten die bij het team binnenkomen voor de individuele sporter geen recht op verrekening geeft? Graag een uitgebreide toelichting.
Op welke manier draagt het kabinet de zorg dat de wijziging in fiscaal verdragsbeleid 2020 lopende bidprocedures voor sporteindtoernooien niet in gevaar brengt?
De leden van de VVD-fractie lezen onder «2.10 Consultatie» dat de reacties op de internetconsultaties zijn meegenomen bij het formuleren van de beleidsnotitie. De leden krijgen veel bezorgde signalen van sporters, artiesten en hun vertegenwoordigers. De leden vragen tot welke aanpassingen in de notitie fiscaal verdragsbeleid 2020 de reacties van de hiervoor genoemde groepen hebben geleid. Hoe verloopt het overleg met deze groepen?
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze sporters en artiesten zijn geconsulteerd over de rol van belastingverdragen op de belastingheffing van sporters en artiesten. Deze leden vragen op welke wijze het kabinet zich inzet om te komen tot een gelijk speelveld tussen internationaal actieve sporters en artiesten. Deze leden vragen hoe wordt voorkomen dat internationaal actieve sporters en artiesten dubbel of geen belasting betalen. Deze leden vragen om in te gaan op signalen dat Nederlandse sporters en artiesten vaak te maken hebben met dubbele of hogere belastingheffing over buitenlandse dan Nederlandse inkomsten en ook te maken krijgen met hoge administratieve lasten. De leden van de D66-fractie vragen om nader in te gaan op de mogelijke aansprakelijkheid van Nederlandse sportverenigingen, -clubs en bonden als buitenlandse verenigingen, clubs en bonden onvoldoende informatie opgeven over het optreden in Nederland. Deze leden vragen om de mogelijkheid van een drempel nader toe te lichten.
De leden van de CDA-fractie willen aandacht vragen voor de onderdelen waar de onderhandelingsinzet afwijkt van het OESO-modelverdrag. Bij het heffingsrecht over in Nederland opgebouwde pensioenen zien deze leden momenteel namelijk wel een probleem. Het huidige uitgangspunt dat het bronland zou moeten heffen over pensioenen achten deze leden zeer rechtvaardig, want de pensioenopbouw heeft in Nederland tot een aftrek geleid en dus is het ook logisch dat het heffingsrecht bij Nederland zou moeten liggen. Omgekeerd is het ook wenselijk dat als het andere verdragsland pensioenpremies in aftrek laat komen, dit land ook gerechtigd is de pensioenuitkering in de heffing te betrekken. Maar omdat andere landen dit standpunt niet delen, waarschijnlijk mede omdat we hiermee afwijken van het OESO-modelverdrag, constateren deze leden dat dit de afgelopen jaren vaak tot een compromis in het verdrag heeft geleid, bijvoorbeeld een grens vanaf wanneer het bronland mag heffen. De leden van de CDA-fractie achten dat misschien nog wel onwenselijker dan een woonlandheffing. Het is immers voor belastingplichtigen zeer onhandig als het heffingsland kan wisselen, bijvoorbeeld doordat een van de pensioenuitkeringen een latere ingangsdatum heeft en je boven de grens uitkomt, en nog onbegrijpelijker is dat als het heffingsland wijzigt zonder dat er materieel echt iets veranderd is, bijvoorbeeld omdat iemand door indexatie of korten net boven of onder de grens uitkomt. Duidelijkheid over met welk fiscaal stelsel en met welke belastingdienst je te maken hebt, is een groot goed. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse onderhandelingsinzet is als de verdragspartner aangeeft niet bereid te zijn tot een volledige bronstaatheffing over pensioenen? Welke mogelijkheden zijn er dan nog en welke hebben de voorkeur van Nederland?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke landen niet meewerken aan bronlandheffing ten aanzien van pensioenen. Betreft dit ook buurlanden en andere populaire emigratielanden? Bij welke landen vindt dubbele belasting plaats? Is het mogelijk om een conserverende aanslag op te leggen bij emigratie indien het een woonlandbeginselland betreft? Op die manier is immers afgerekend aan de grens en heeft het emigratieland geen heffingsclaim meer. Wat is het beleid ten aanzien van opteren tot kwalificerend buitenlands belastingplichtige?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat de vrijstelling op inkomsten van directeur of commissaris wordt ingetrokken. Hierdoor zullen de inkomsten van een in Nederland wonende directeur of commissaris van een buitenlandse vennootschap op dezelfde voet worden belast als de inkomsten van een directeur of commissaris van een Nederlandse vennootschap. Klopt het dat het hiervoor mogelijk was dat een in Nederland wonende directeur van een buitenlandse vennootschap geen belasting hoefde te belasten over zijn/haar inkomsten? Kan de Staatssecretaris een (fictief) voorbeeld geven?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de belastingverdragen met België en Duitsland voorzien in maatregelen om het leven van grensarbeiders eenvoudiger te maken. Echter, er ontstaan af en toe toch problemen, die al dan niet intentioneel zijn. Hoe kan worden verzekerd dat het belastingverdrag in voorkomende gevallen zo snel mogelijk gewijzigd kan worden? En hoe is dit geregeld met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk? Door Brexit zal immers het aantal «grensarbeiders» met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk toenemen, doordat bedrijvigheid zich naar Nederland verplaatst maar de medewerkers soms trager.
De leden van de D66-fractie vragen naar de actuele stand van zaken bij de onderhandelingen met België ten aanzien van de problemen van hoogleraren die grensoverschrijdend werken en ondernemen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de huidige Notitie fiscaal verdragsbeleid nauwelijks verschil gemaakt wordt tussen verschillende soorten landen, behalve als het gaat om het aparte beleid voor ontwikkelingslanden. Het maakt echter een groot verschil of het gaat om een land waar Nederland met name handelsbelangen mee deelt of om een grensland waarbij veel inwoners grensoverschrijdend werkzaam zijn of anderszins financiële betrekkingen hebben vanuit de andere kant van de grens, zoals pensioenuitkeringen of socialezekerheidsuitkeringen. Op welke wijze bepaalt Nederland wat afhankelijk van de situatie de onderhandelingsinzet gaat zijn? Treedt de Staatssecretaris voorafgaand aan de onderhandelingen ook in overleg met vertegenwoordigende organisaties, bijvoorbeeld van grensarbeiders? De impact van een wijziging in het heffingsland kan voor inwoners zeer groot zijn, want het gaat immers over het inkomen waar zij voor afhankelijk zijn voor hun levensonderhoud. Dubbele, gedeeltelijk dubbele, of zelfs al een hogere belasting dan voorheen is dan een groot probleem. De leden van de CDA-fractie zijn daarom benieuwd welk beleid de Staatssecretaris voorstaat als het gaat om overgangsrecht wanneer het heffingsland door een verdragswijziging wijzigt bij natuurlijke personen. In de praktijk zijn er namelijk verdragswijzigingen geweest waarbij geen overgangsrecht gold voor natuurlijke personen, ook verdragswijzigingen met een levenslang overgangsrecht en alles ertussenin.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre de afgesloten belastingverdragen in de afgelopen tien jaar voldeden aan de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011. Heeft Nederland zich gehouden aan het voornemen om hogere heffingsrechten aan te bieden aan ontwikkelingslanden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom het kabinet inmiddels heeft ingezien dat de heffingsrechten van ontwikkelingslanden beter moeten worden gewaarborgd. Kan het kabinet voorbeelden geven van de afgelopen tien jaar waaruit blijkt dat de belastingheffing niet eerlijk is? Welke gaten zaten er in het oude beleid?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben nog vragen over het restartikel (artikel 21). Is het kabinet het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat het beter zou zijn om deze restinkomsten aan het ontwikkelingsland toe te laten komen in plaats van Nederland?
Klopt het dat Nederland dit in het belastingverdrag met Malawi wél als standpunt heeft ingenomen maar in het belastingverdrag met Zambia niet (met uitzondering van inkomsten uit online gokken)? Wat is precies het Nederlandse standpunt op dit gebied? Klopt het dat in voorgaande belastingverdragen (Ghana, Nigeria, Egypte, Zimbabwe) steeds werd gekozen om de restinkomsten aan Nederland te geven?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke rol het Ministerie van Buitenlandse Zaken speelt bij de onderhandelingen met ontwikkelingslanden. In hoeverre controleert het Ministerie van Buitenlandse Zaken of het belastingverdrag niet ten koste gaat van het ontwikkelingsland en past binnen het ontwikkelingsbeleid?
Kwalificeert China nog als ontwikkelingsland, en in hoeverre wordt apart beleid ten aanzien van China geformuleerd, overwegende de bijzondere status van dat land in de wereld, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat vanaf het najaar 2013 aan 23 ontwikkelingslanden is voorgesteld om antimisbruikbepalingen op te nemen in de desbetreffende belastingverdragen. Deze leden vragen in hoeverre de belastingverdragen met de 23 verschillende ontwikkelingslanden zijn aangepast. In hoeverre zijn hier antimisbruikbepalingen opgenomen? In hoeveel van de 23 belastingverdragen is dit niet het geval? Waarom niet?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat er met 13 ontwikkelingslanden een overeenstemming is bereikt over het opnemen van antimisbruikbepalingen. Waarom is dit niet gelukt bij de andere 10 landen waar dit is aangeboden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet bereid is om bij de onderhandeling van nieuwe belastingverdragen transparanter te zijn, door tussentijds diverse stakeholders te raadplegen en ter controle van de naleving van het verdragsbeleid.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of er in de aanpak van belastingontwijking door middel van antimisbruikbepalingen rekening wordt gehouden met de beschikbare capaciteit binnen ontwikkelingslanden om misbruik op te sporen en de antimisbruikclausule te effectueren.
Stelt Nederland extra capaciteit beschikbaar om verdragsmisbruik door in Nederland gevestigde ondernemingen te detecteren en te communiceren met verdragspartners?
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom met 10 landen nog geen overeenstemming is bereikt over antimisbruikbepalingen en of wel voorzien is dat in de nabije toekomst wel overeenstemming wordt bereikt.
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland bij belastingverdragen met ontwikkelingslanden bereid is een hogere bronheffing te accepteren dan met Nederland vergelijkbare landen is overeengekomen, mits het ontwikkelingsland aantoont een nieuwe beleidslijn op dat punt te hebben. Deze leden vragen wanneer het ontwikkelingsland volgens het kabinet een nieuwe beleidslijn heeft. Waar moet een ontwikkelingsland dan aan voldoen? Hoe worden ontwikkelingslanden geïnformeerd over dit Nederlandse verdragsbeleid en de rol die een nieuwe beleidslijn daarbij kan spelen? Is er bijvoorbeeld ook een Engelstalige versie van het Nederlandse verdragsbeleid beschikbaar?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet concreet kan onderbouwen wat wordt bedoeld met het voornemen om hogere bronheffing op dividend, rente en royalty’s overeen te komen met ontwikkelingslanden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet de opvatting deelt dat het bij dergelijke internationale beleidsonderwerpen van groot belang is dat alle teksten in het Engels beschikbaar zijn. Heeft het kabinet de Notitie fiscaal verdragsbeleid ook al volledig in het Engels gepubliceerd? Zo niet, wanneer gaat dit gebeuren?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat de Engelse vertaling van de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2011 slechts bestond uit een aantal pagina’s in tegenstelling tot het oorspronkelijke Nederlandse document. Kan dat deze keer anders?
De leden van de D66-fractie vragen hoe technische diensten worden gedefinieerd. Gaat het dan ook om bijvoorbeeld management- of adviesdiensten? Waarom is ervoor gekozen om enkel open te staan voor een bronstaafheffing in de relatie met de armste groep ontwikkelingslanden en niet ook voor andere ontwikkelingslanden?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet om te reageren op de suggestie van het Centraal Planbureau (CPB) om een bronbelasting in te voeren voor management en technische diensten. Klopt het dat dit vooral goed zou zijn voor ontwikkelingslanden? Waarom zou Nederland willen meewerken aan belastingontwijking via belastingverdragen die dergelijke heffingen beperken of elimineren? Waarom neemt het kabinet in de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2020 niet op dat er in alle belastingverdragen bepalingen moeten komen tegen het doorsluizen van dienstenvergoedingen?
Hoe kan met de voorgestelde regel worden voorkomen worden dat technische diensten door een in Nederland gevestigde onderneming gebruikt worden t.b.v. winstverschuiving?
Waarom is Nederland alleen bereid een bronstaatheffing voor technische diensten toe te passen bij de allerarmste groep landen en niet bij overige ontwikkelingslanden?
Hoe wordt bij de toepassing van de bronstaat voor technische diensten vastgesteld of een ontwikkelingsland te maken heeft met een groot gebrek aan alternatieve bronnen voor belastingheffing?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat het kabinet niet bereid is om met overige ontwikkelingslanden een bronstaatheffing voor betalingen voor technische diensten overeen te komen. Kunnen de voor- en tegenargumenten hiervoor uitgebreider toegelicht worden? Hoeveel geld lopen ontwikkelingslanden mis door deze keuze van het kabinet?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat er bij passief inkomen (dividend/rente) geen sprake is van een drempel om belasting te heffen en bij actief inkomen (arbeid) wel. Klopt het dat de VN technische diensten ziet als passief inkomen? Waarom kiest Nederland er dan toch voor om technische diensten als actief inkomen te beschouwen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet op de hoogte is van het feit dat zelfs Zwitserland het VN-verdrag (artikel 12a) heeft overgenomen in haar belastingverdrag met Brazilië. Is Nederland bereid om dit voorbeeld te volgen?
De leden van de PvdA-fractie wat «technische diensten» zijn en of daar enkele voorbeelden van genoemd kunnen worden. Welke landen wordt wel een bronbelasting op technische diensten gegund en welke niet? Waar is dit onderscheid op gebaseerd?
De leden van de D66-fractie verwelkomen de inspanningen gericht op het versterken van de capaciteit van belastingdiensten in ontwikkelingslanden. Deze leden vragen hoe de technische assistentie wordt gewaardeerd. Waar zijn de ontwikkelingslanden positief of juist negatief over? Waar hebben ontwikkelingslanden de meeste behoefte aan? De leden van de D66-fractie vragen om verder toe te lichten hoe de technische assistentie is vormgegeven en in de praktijk uitwerkt. Is dit vooral gericht op kennisopbouw, opleidingen en het ontwikkelen van capaciteit? In hoeverre zijn eventuele opleidingen gericht op complexe fiscale thema’s, zoals verrekenprijzen? Worden ontwikkelingslanden ook ondersteund bij onderhandelingen over belastingverdragen? Zo ja, door wie of door welke organisatie?
De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet voornemens is om een actualisatie te laten uitvoeren van het onderzoek naar de belastingverdragen die Nederland met ontwikkelingslanden heeft gesloten. Deze leden vragen op welke wijze technische assistentie kan helpen bij het vormgeven van een bronbelasting die zowel recht doet aan het bevorderen van de belastinginkomsten van een ontwikkelingsland als tegelijkertijd het risico op minder investeringen verkleint.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of Nederland binnen programma’s voor technische assistentie waaraan het bijdraagt expliciet inzet op het ontwikkelen van capaciteit van belastingautoriteiten in ontwikkelingslanden op het gebied van verdragsonderhandelingen en verdragsbeleid.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet in hoeverre ondersteuning kan en gaat worden geboden aan ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld door middel van onafhankelijke adviseurs, bij de (her)onderhandeling van belastingverdragen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar de opvatting van het kabinet over de most-favored-nation-clausule (MFN), waarbij een bilateraal overeengekomen belastingtarief verlaagd zal worden tot het laagste bronbelastingtarief dat een land kent in haar belastingverdragen met andere landen. Deelt het kabinet de opvatting dat deze clausule bijdraagt aan een fiscale race naar de bodem? Maakt Nederland gebruik van deze clausule? Zo ja, met welke landen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat er voorbeelden zijn waarbij land A in zijn belastingverdrag met land B een most-favored-nation-clausule heeft en land A in zijn belastingverdrag met Nederland een bronbelasting van 0% heeft, waardoor land B ook een tarief krijgt van 0%.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat er een neergaande trend is als het gaat om tarieven van bronbelastingen die worden opgenomen in belastingverdragen. Kan dit kwantitatief worden onderbouwd?
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland het initiatief zal nemen om over bestaande belastingverdragen te heronderhandelen, als Nederland een bestaand verdrag heeft met een laagbelastende staat of met een staat die op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden staat. Deze leden vragen expliciet te maken wat een heroverweging van een verdrag met een staat die op de «zwarte» EU-lijst staat precies inhoudt.
Deelt het kabinet de opvatting van de leden van de fractie van GroenLinks dat het niet uit te leggen is dat Nederland belastingverdragen sluit met landen op de zwarte lijst van belastingparadijzen? Waarom durft het kabinet dan niet harder stelling te nemen en blijft het bij het «heroverwegen» van bestaande verdragen met belastingparadijzen? Waarom sluit het kabinet dit niet gewoon uit, in lijn met de minimumstandaard punt 1 uit het MLI?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat het kabinet concreet gaat doen als belastingparadijzen niet bereid zijn om te heronderhandelen waardoor de voorgenomen bronbelastingen niet ingevoerd kunnen worden. Waarom zouden deze belastingparadijzen überhaupt bereid zijn om hierover te heronderhandelen? Is het kabinet bereid belastingverdragen te laten vervallen indien er binnen drie jaar geen aanpassingen worden gemaakt en/of niet voldaan is aan de minimumstandaarden om misbruik tegen te gaan?
De leden van de SP-fractie zijn tot slot benieuwd of een overzicht kan worden gegeven van verdragen die aangepast gaan worden als gevolg van het gewijzigde verdragsbeleid en in hoeverre de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en belanghebbende non-gouvernementele organisaties betrokken worden bij dit proces om ervoor te waken dat verdragen afbreuk doen aan bestaande ontwikkelingshulp. Omgekeerd zijn deze leden benieuwd of bij de onderhandelingen over verdragen contact wordt onderhouden met in verdragspartners en in Nederland gevestigde bedrijven.
De leden van de SP-fractie merken op dat bij in onderhandeling zijnde belastingverdragen onregelmatigheden ter sprake komen en dat gesloten verdragen pas achteraf aan de Kamer worden voorgelegd. Zij vragen het kabinet in het kader van een verbeterde politieke besluitvorming over belastingverdragen, zeker als het gaat om verdragen met landen met een kleinere economische machtspositie, op welke manier het mogelijk is om periodiek aan de Kamer inzichtelijk te maken wat de status is van de diverse in (her)onderhandeling zijnde verdragen.
Overig
De leden van de VVD- en CDA-fracties verzoeken de Staatssecretaris verder tevens in te gaan op de vragen en suggesties gesteld in het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB).
NRC, 18 juni 2020 (https://www.nrc.nl/nieuws/2020/06/18/vs-schorten-onderhandelingen-digitaks-op-a4003256).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2020D26087.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.