Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2020D21779 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2020D21779 |
De vaste commissie voor Financiën heeft op 3 juni 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn op 19 mei 2020 toegezonden brief inzake «Opties invulling kapitaalbehoefte TenneT» (Kamerstuk 28 165, nr. 325).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Inhoudsopgave |
blz. |
||
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
|
1. |
Inleiding |
2 |
|
2. |
Laatste inzichten kapitaalbehoefte TenneT en invulling kapitaalbehoefte TenneT Nederland |
3 |
|
3. |
De scenario’s en het afwegingskader voor invulling kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland |
4 |
|
4. |
Borging nationale veiligheid |
5 |
|
5. |
Appreciatie van de scenario’s en voorkeursscenario’s |
6 |
|
6. |
Gesprekken met Duitsland en vervolg |
8 |
|
7. |
Overig |
10 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de beide ministers. TenneT behaalt inmiddels het grootste deel van zijn omzet en winst in Duitsland en de VVD-fractie heeft eerder gewezen op de risico’s van de zeer grote investeringen die daarmee gepaard gaan.
De besluiten die nu worden genomen over de governance van TenneT zullen tientallen jaren invloed hebben op het Nederlandse publieke belang, de verdeling van kosten en de goede relatie tussen de Nederlandse en Duitse overheid. Indachtig de problemen bij een andere grensoverschrijdende staatsdeelneming hechten de leden van de VVD-fractie des te meer aan een zorgvuldige besluitvorming en aan een glasheldere governance.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister inzake de opties voor de invulling van de kapitaalbehoefte van TenneT en de bijbehorende bijlagen.
Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de intentie van de Duitse staat om deel te gaan nemen in TenneT. In de ogen van deze leden is TenneT een gezond bedrijf met een ambitieuze investeringsagenda. En dat is ook nodig wil het bedrijf een relevante speler blijven, aldus de leden van de CDA-fractie. Bij die investeringsagenda is de kapitaalbehoefte voornamelijk gericht op uitbreiding van activiteiten in Duitsland, zo lezen deze leden. De leden van de CDA-fractie hebben er nooit een geheim van gemaakt dat het van belang is dat de publieke belangen en de nationale veiligheid geborgd blijven. Daarbij willen de leden van de CDA-fractie dat de voordelen van grensoverschrijdende activiteiten behouden blijven en dat de financiële risico’s over de Duitse activiteiten verlaagd worden. Daarom heeft betrokkenheid van de Duitse staat, wellicht in de vorm van het nemen van een minderheidsbelang, een voorkeur in de ogen van deze leden.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de invulling van de kapitaalbehoefte van TenneT. TenneT staat voor een grote opgave aangaande de noodzakelijke investeringen in de energietransitie waarvoor kapitaal nodig is. Deze leden hebben nog wel enkele vragen over de brief.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief gestemd over het gegeven dat er met de Joint Declaration of Intent concrete stappen zijn gezet om binnen de gestelde randvoorwaarden en richting de gestelde doelstellingen invulling te geven aan de kapitaalbehoefte van TenneT. De leden van de GroenLinks-fractie hechten er groot belang aan dat TenneT in staat gesteld wordt om flink te investeren om zo een belangrijke bijdrage te leveren aan de energietransitie. Daarnaast onderstrepen deze leden het belang van grensoverschrijdend werken. Vanuit dat perspectief zien zij intensievere samenwerking met Duitsland op strategisch en financieel vlak als de meest degelijke en toekomstbestendige route. Tegelijkertijd hebben zij enkele vragen aan het kabinet over de verschillende scenario’s, de onderhandelingen en de vervolgstappen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de bewindspersonen over de invulling van de kapitaalbehoefte van TenneT. Zij hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de investeringsagenda van TenneT oploopt van € 35 miljard voor 2019–2029 naar € 40 tot € 50 miljard. Kan de Minister aangeven binnen welke marges dit bedrag nog kan toenemen? Is de coronacrisis van invloed op de verwachte vraag naar energie en heeft dit invloed op de investeringsagenda?
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat het benodigde extra eigen vermogen van TenneT Holding dat door de aandeelhouders moet worden opgebracht geschat wordt op € 5,3 miljard in de periode 2020–2029. De leden van de PVV-fractie vragen naar een cijfermatige onderbouwing hiervan. Op basis van welke gegevens is de Minister op dit bedrag gekomen en welke rekensom is hierbij gemaakt?
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat zowel het Nederlandse als het Duitse deel van TenneT een kapitaalbehoefte hebben die op dit moment geschat wordt op circa € 2,7 miljard. Bij elkaar bedraagt de kapitaalbehoefte van TenneT dus € 5,4 miljard. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom er gesproken wordt van een financieringsbehoefte van € 5,3 miljard i.p.v. € 5,4 miljard. Welke financieringsvoordelen gaan er precies verloren om op dit bedrag uit te komen?
Daarnaast merken de leden van de PVV-fractie op dat het Nederlandse en het Duitse deel van TenneT een even hoge financieringsbehoefte hebben (€ 2,7 miljard), terwijl de Duitse investeringsagenda een stuk hoger is. De leden van de PVV-fractie vragen naar een nadere verklaring hiervan en om een cijfermatige onderbouwing.
Verder stellen de leden van de PVV-fractie vast dat op basis van door TenneT aangeleverde informatie de huidige schatting is dat TenneT op 1 januari 2022 een eerste tranche kapitaal nodig heeft om de kredietwaardigheid op peil te houden. De leden van de PVV-fractie willen weten hoe hoog deze tranche is en hoeveel Nederland hieraan moet bijdragen. Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar een tijdschema en de bijbehorende bedragen van de overige tranches (incl. verdeling Nederlandse/Duitse bijdrage) die zullen plaatsvinden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat TenneT op dit moment een investeringsagenda kent van € 40 à € 50 miljard voor de komende tien jaar. Hierbij vragen de leden van de CDA-fractie of het klopt dat de regionale netbeheerders de komende tien jaar circa € 30 miljard dienen te investeren in het stroomnetwerk. Dit doet de vraag rijzen bij de leden van de CDA-fractie hoe deze investeringskosten terugverdiend gaan worden. Zo vragen de leden van de CDA-fractie of het klopt dat de middelen die daarvoor nodig zijn uiteindelijk betaald zullen worden door hogere tarieven of dat de (lagere) overheid daarin dient te voorzien.
De leden van de CDA-fractie vragen zich verder af of de kosten die TenneT moet dragen voor de verbeteringen aan het elektriciteitsnet ook onderdeel zijn van de discussie waar de kosten van de energietransitie zullen neerdalen. Dat maakt dat deze leden aan de Minister vragen hoe Duitsland deze discussie ziet. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of er in dat licht ook gekeken wordt naar de geschiktheid van de samenwerking, waarbij beide landen dezelfde doelen voor ogen zullen hebben, in het bijzonder voor wat betreft de discussie over de kosten van de energietransitie.
Allereerst over de precieze kapitaalbehoefte. De leden van de D66-fractie begrijpen dat een schatting van een kapitaalbehoefte over de komende tien jaar met onzekerheid omgeven is. Derhalve vernemen deze leden graag of bij het maken van deze schattingen gebruik is gemaakt van externe expertise. Deze leden lezen dat de schattingen zijn gemaakt «op basis van door TenneT aangeleverde informatie». Is ook op (onafhankelijke) wijze onderzoek gedaan naar de schattingen?
In de brief lezen de leden van de D66-fractie dat «voor het Nederlandse deel de Nederlandse staat kapitaal storten zal, net zoals bij de voorgaande kapitaalbehoefte.» De precieze hoeveelheid zal afhankelijk zijn van de «eind 2020» uitgevoerde toets. Gezien het feit dat op basis van de door TenneT aangeleverde informatie geconcludeerd wordt dat pas 1 januari 2022 de eerste tranche kapitaal nodig is om de kredietwaardigheid op peil te houden, vernemen deze leden graag waarom al eind 2020 een toets aangaande de precieze kapitaalbehoefte uitgevoerd zal worden. Te meer nu het verschil in kapitaalbehoefte tussen de brief van september 2019 (± € 4,75 miljard) en deze brief van 19 mei 2020 (± € 5,3 miljard) aanzienlijk is. Waarom wordt er niet voor gekozen om de toets aangaande de kapitaalbehoefte zo dicht mogelijk tegen deze storting aan te doen? Daarnaast vragen de leden zich af hoe de onderhandelingspositie over het extra kapitaal zich verhoudt tot het feit dat in deze brief reeds staat dat «de Nederlandse staat kapitaal storten zal»? Over welke voorwaarden wil de Minister nog onderhandelen, in het licht van de «voorwaardelijke tranches»? Daar er over een kapitaalstorting voor het «Nederlandse deel» wordt gesproken, vernemen de leden graag of de kapitaalstoring gedaan zal worden aan TSO Netherlands of aan de TenneT Holding. Zeker nu de precieze kapitaalbehoefte afhankelijk is van eventueel te behalen financieringsvoordelen (blijkens voetnoot 3).
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet momenteel geen heil ziet in een beursgang van TenneT, omdat daarmee de publieke belangen in gevaar zouden kunnen komen. Waarop baseert het kabinet dit standpunt? Zijn die publieke belangen onvoldoende verankerd in regelgeving, concessies en contracten? Zijn aandeelhoudersbevoegdheden toegesneden op het borgen van publieke belangen? Zo ja, is het dan noodzakelijk een meerderheidsbelang te houden in TenneT?
Is ook overwogen het hoogspanningsnet over te dragen aan de gezamenlijke elektriciteitsproducenten, zoals tot 1998 het geval was? Zou dat niet een goede constructie zijn om de investeringsagenda in lijn te brengen met de belangen van de gebruikers van het hoogspanningsnet?
De leden van de PVV-fractie merken op dat indien het voorkeursscenario of een terugvalscenario niet (tijdig) geïmplementeerd kan worden, Nederland ook kapitaal zou moeten storten voor het Duitse deel van TenneT om de kredietwaardigheid op peil te houden.
De leden van de PVV-fractie vragen een schatting te maken van wat Nederland eventueel zou moeten bijstorten.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat het hierbij zou gaan om een tijdelijke storting. Dit betekent dat de storting voor het Duitse deel later door een verkoop van aandelen in TenneT aan een derde partij zal worden terug verkregen, als onderdeel van een permanente oplossing. De leden van de PVV-fractie vragen wie de «derde partij» zal zijn. Op welke wijze kan de Minister garanderen dat dit bedrag daadwerkelijk wordt terug verkregen? Wat gebeurt er als dit bedrag niet (volledig) kan worden terug verkregen?
Verder vragen de leden van de PVV-fractie of de Nederlandse staat eerder andere kapitaalstortingen, anders dan de kapitaalstorting van € 1.190 miljoen in de periode 2017–2019, aan TenneT heeft gedaan. Zo ja, kan de Minister middels een tijdlijn een overzicht geven?
De leden van de D66-fractie lezen dat «de randvoorwaarden en doelstellingen samen de kern van het afwegingskader vormen». «De kern» doet vermoeden dat ook nog andere zaken meespelen bij het afwegingskader. Zo ja, is de Minister bereid deze andere zaken en de weging hiervan ook met de Tweede Kamer te delen? Daarnaast lezen de aan het woord zijnde leden in Bijlage 2 (Uitkomsten Nationale Veiligheidsanalyse) een aantal relevante punten op basis waarvan gekeken kan worden of aan randvoorwaarden 2 (Borgen nationale veiligheid) voldaan wordt. Deze leden hebben dergelijke punten niet kunnen vinden voor randvoorwaarden 1 (Borgen publieke belangen). Ook voor de beide doelstellingen hebben deze leden geen punten gezien (het zij kwalitatief het zij kwantitatief) op basis waarvan de verschillende scenario’s met elkaar vergeleken kunnen worden. Derhalve vragen deze leden allereerst of zij het integrale afwegingskader mogen ontvangen. Daarnaast vragen zij of de doelstellingen concreet zijn gemaakt (kwantitatief dan wel kwalitatief) en indien dit niet gebeurd is, of de Minister bereid is dit alsnog te doen. Zo nee, waarom niet en hoe gaat de Minister dan beoordelen wanneer precies voldaan wordt aan doelstellingen?
De leden van de CDA-fractie willen daarom precies weten van de Minister vanuit het oogpunt van nationale veiligheid en het borgen van publieke belangen welke risico’s kunnen ontstaan bij verkoop van een deel van het belang. Dat gaat niet alleen om deelname vanuit de Duitse staat, maar ook wanneer in de toekomst de Duitse staat bijvoorbeeld haar aandelen wil verkopen, zo stellen deze leden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister onder meer of dat betekent dat de Nederlandse staat deze aandelen altijd moet overnemen, indien de Duitse staat deze wil verkopen. In hoeverre spelen dergelijke punten een rol in de onderhandeling, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Of kan de Duitse staat ze bijvoorbeeld ook verkopen aan een andere partij zonder daar de Nederlandse staat van in kennis te stellen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie waarderen de uitgebreide consultatie die is gedaan aangaande de nationale veiligheidsanalyse. Wel vernemen deze leden graag waarom ook het Agentschap Telecom is geraadpleegd. Daarnaast lezen deze leden dat het kabinet waar nodig nu al maatregelen zal nemen aangezien sommige risico’s zich ook in de huidige situatie kunnen voordoen, dus los van een eventuele wijziging in zeggenschap. Voor deze maatregelen ontvangen deze leden graag een tijdpad van wanneer deze opgestart zouden worden, waarbij ook ingegaan wordt op hoe de Tweede Kamer bij deze maatregelen betrokken zal worden.
De leden van de GroenLinks-fractie kijken met enige zorgen naar het gegeven dat er een flink aantal stappen gezet moet worden om de nationale veiligheid van het hoogspanningsnet als vitaal proces te borgen. Zij lezen dat er zes mitigerende maatregelen gepresenteerd worden, waarvan er een aantal nog in gang gezet moet worden. De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet per mitigerende maatregel uiteen te zetten wanneer deze opgestart zal worden en naar verwachting geheel geïmplementeerd zal zijn. Zij vragen het kabinet daarnaast in te gaan op hoe de tijdlijnen van deze trajecten zich verhouden tot de voorwaarde deze maatregelen te nemen voorafgaand aan een eventuele transactie aandelen TenneT, en de planning met Duitsland in Q1 2021 tot een finaal akkoord te komen.
De leden van de SP-fractie vragen de bewindslieden uit te leggen welke organisatie- en zeggenschapsstructuur zij precies voor ogen hebben. Kunnen zij hierover uitweiden, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie vinden het een goede stap dat samenwerking met de Duitse overheid intensief wordt verkend. Het ligt voor de hand rendement en risico te delen met de partij die hier via (prijs-)regulering invloed op heeft. In dat kader vragen deze leden zich af hoe het aandeelhouderschap in Duitsland zal worden belegd. Gebeurt dat bij de centrale overheid, bij een of meer bondslanden, of bij een afzonderlijke instelling, zoals ontwikkelingsbank KfW? Gaat de Duitse overheid daarbij uit van besturen «at arm’s length», zoals in Nederland gebruikelijk is?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat nog niet duidelijk is of de Duitse overheid zal deelnemen op het niveau van de holding of van de Duitse dochter. Zij vragen de Minister de voors en tegens hiervan uiteen te zetten. Voorshands hechten deze leden belang aan de operationele eenheid van het bedrijf, en daarmee de synergie tussen de Nederlandse en Duitse operaties. Dat geeft ook meer transparantie in de besluitvorming. Neemt de Duitse overheid deel op holdingniveau, dan is wel denkbaar dat Nederland minderheidsaandeelhouder wordt. Hoe worden in dat geval de Nederlandse (financiële en publieke) belangen geborgd? Welke instrumenten overweegt het kabinet om dat zeker te stellen? De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet, in het geval van het toetreden van een nieuwe aandeelhouder in TenneT, het eerste recht wil houden van aankoop, dan wel een vetorecht of een nationaleveiligheidstoets. Mocht die blokkeringsregeling er niet komen, in hoeverre is dat dan een breekpunt voor de onderhandelingen?
Kan de Minister aangeven hoe hij aankijkt tegen de ontwikkeling van het Noordwest-Europese hoogspanningsnet? Houden zij daarbij vast aan het onderzoek van Strategy&, zoals dat in september 2019 met de Kamer is gedeeld (Kamerstuk 28 165, nr. 305)? Is het in lijn hiermee denkbaar dat de Duitse overheid inzet op één netbeheerder in Duitsland of zelfs daarbuiten, zoals de overwegingen bij de intentieverklaring ook doen vermoeden? Wat zou dat betekenen voor de Nederlandse zeggenschap en de invloed op Nederlandse publieke belangen? Hoe houdt de Nederlandse regering daarbij greep op de Europese energietransitie?
De leden van de VVD-fractie zouden graag de zekerheid hebben dat de moedermaatschappij een rechtspersoon naar Nederlands recht blijft, met de bijbehorende corporate governance. Het lijkt hen onwenselijk dat TenneT eindigt met een raad van commissarissen naar Duits model, met tientallen commissarissen uit allerlei geledingen van de organisatie. Is de Minister dat met deze leden eens?
De leden van de CDA-fractie hebben begrip voor het standpunt van de Minister dat er ook gekeken dient te worden naar terugvalscenario’s, waarbij het scenario van een beursgang niet tot de reële opties behoort. De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister dat hij nog geen duidelijke keuze wil maken in de beoordeling van de terugvalscenario’s. Is daar een reden voor, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Hoewel de leden van de CDA-fractie begrijpen dat niet alle scenario’s volledig uitgewerkt zijn, lijkt het deze leden verstandig dat er ook serieus gekeken wordt naar het te prefereren terugvalscenario. Zij vragen de Minister hoe hij dit ziet.
De leden van de D66-fractie staan in principe welwillend tegenover de Duitse staat als medeaandeelhouder van TenneT en vinden het daarom goed om deze optie verder in beeld te brengen. Nu het voorkeursscenario van het kabinet inderdaad «het nemen van een minderheidsbelang door de Duitse staat» is, ontvangen de leden van de D66-fractie allereerst graag wat meer informatie over hoe in Duitsland omgegaan wordt met staatsdeelnemingen. Zo ontvangen deze leden graag een lijst van staatsdeelnemingen op een federaal niveau. Wordt de aandeelhouderfunctie van staatsdeelnemingen in Duitsland beheerd door het vakdepartement of zoals in Nederland veelal het geval is door één ministerie (zijnde Financiën)? Hoe wordt daarnaast omgegaan met het vervullen van deze aandeelhoudersfunctie? Gebeurt dit rechtstreeks (zoals bij het merendeel van de Nederlandse staatsdeelnemingen) of zit hier een intermediair tussen (zoals in Nederland bij financiële staatsdeelnemingen en NLFI)? Hoe wordt in Duitsland het parlement betrokken bij het beleid rondom staatsdeelnemingen? En hoe wordt, in meer algemene zin, in Duitsland gekeken naar het concept van «staatsdeelnemingen»? Treedt de Duitse staat meer op als een activistische aandeelhouder of geloven zij meer in het aandeelhouderschap op afstand?
De leden van de D66-fractie vinden het van nadrukkelijk belang dat, gezien de huidige capaciteitsproblemen op het Nederlandse elektriciteitsnet, de elektriciteitshoofdinfrastructuur in Nederland betrouwbaar is. De leden vinden het van groot belang dat onderlinge solidariteit (bijvoorbeeld bij elektriciteitsuitval) tussen de landen sterk blijft en vernemen graag hoe de Minister dit zou versterken in de te maken afspraken. Daarnaast vernemen zij graag hoe in het voorkeursscenario de energie-onafhankelijkheid van Nederland gewaarborgd blijft.
Ook lezen de leden van de D66-fractie dat een van de aandachtspunten bij een eventuele samenwerking met Duitsland is dat besluitvorming en aansturing van het bedrijf zo efficiënt en effectief mogelijk blijven. Graag ontvangen deze leden meer informatie over deze passage. Wat wordt precies bedoeld met een efficiënte besluitvorming en aansturing en wat wordt bedoeld met effectieve besluitvorming en aansturing? Op welke wijze kenmerkt de huidige besluitvorming en aansturing zich in efficiëntie en effectiviteit?
Over de terugvalscenario’s hebben deze leden ook nog enkele vragen. Deze leden begrijpen namelijk dat er op dit moment enkel één voorkeursscenario is maar dat er geen rangschikking is gemaakt in terugvalscenario’s. Waarom is dit gedaan? En betekent de overeengekomen exclusiviteit van de onderhandelingen met Duitsland dat er ook geen verder onderzoek gedaan mag worden naar de terugvalscenario’s de komende maanden? Betekent dit dat, indien de onderhandelingen op niks uitlopen, er dan pas gestart kan worden met bijvoorbeeld het peilen van interesse in het minderheidsaandeel (scenario 2) of het peilen van interesse in een eventueel af te stoten Duits deel van TenneT (scenario 4)? En wat zou de rol van de Duitse staat als wetgever zijn bij onderhandelingen over de verkoop van een minderheidsaandeel/verkoop Duitse deel? Ook lezen de leden dat er altijd een «finale beoordeling van de nationale veiligheidsaspecten» nodig is. Hoeveel tijd zou een dergelijke beoordeling innemen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet naar de terugvalscenario’s. Waarom kiest het kabinet ervoor om op dit moment, los van de niet gewenste optie van een gedeeltelijke beursgang, nog geen expliciete hiërarchie aan te brengen in de wenselijkheid van verschillende terugvalscenario’s? Er is bestaat immers, zo vinden de leden van de GroenLinks-fractie, een fundamenteel verschil tussen bijvoorbeeld het prioriteit geven aan een terugvalscenario waarin TenneT Duitsland van de hand gedaan wordt, of een scenario waarin Nederland zelf haar kapitaalinleg vergroot. Kan de Minister een nadere appreciatie van de voorziene volgordelijkheid van terugvalscenario’s in termen van wenselijkheid geven?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij bereid is om alles wat binnen zijn mogelijkheden ligt, aan te wenden om in een terugvalscenario opsplitsing van TenneT Nederland en TenneT Duitsland te voorkomen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet, indien een voorkeursscenario of een terugvalscenario niet (tijdig) geïmplementeerd kan worden, kapitaal zal moeten storten voor het Duitse deel van TenneT. Dit geldt dus pas als de terugvalscenario’s niet (tijdig) in gang gezet worden. Tegelijkertijd is een kapitaalstorting tot de Nederlandse staat ook één van de terugvalscenario’s. Betekent dit dat er impliciet toch een hiërarchie is in terugvalscenario’s waarin kapitaalstorting door de Nederlandse staat los van een gedeeltelijke beursgang als minst wenselijk wordt geacht? Of staat een mogelijke kapitaalstorting voor 2021 los van de hiërarchie in wenselijkheid van verschillende terugvalscenario’s?
De leden van SP-fractie zijn verheugd over het feit dat de bewindslieden tot de conclusie komen dat een beursgang van TenneT op gespannen voet staat met de randvoorwaarde om de publieke belangen goed te kunnen blijven borgen. Zij vragen hen om uiteen te zetten hoe zij tot die conclusie zijn gekomen.
Kan de Minister onderbouwen waarom hij denkt dat een gedeeld aandeelhouderschap voordelen biedt voor zowel de Duitse als de Nederlandse consument, zo vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de CDA-fractie nemen verder kennis van het feit dat een eventuele deelname van Duitsland tot een wijziging van de Elektriciteitswet 1998 zou moeten leiden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welk onderdeel van de Elektriciteitswet 1998 in de weg staat aan een deelname van een buitenlandse staat. Daarbij vragen deze leden wat het oorspronkelijke doel was van het gedeelte van de Elektriciteitswet 1998 dat nu mogelijk gewijzigd zal worden. Ook vragen de leden van de CDA-fractie of dit de enige wetswijziging is die nodig zal zijn voor een Duitse deelname. Verder vragen deze leden of de huidige coronacrisis nog gevolgen zal hebben voor het geschetste tijdpad.
De leden van de D66-fractie zijn blij met de overeengekomen pijlers van de «joint declaration of intent» (JDI). Door samen te werken kunnen zowel Duitsland als Nederland gezamenlijk innovatief inspelen op uitdagingen van de energietransitie, zoals opvangen van pieken en dalen aan groene stroom op bepaalde tijden. De eerste pijler en de daarvoor op te richten werkgroep zijn dus een goede zaak. Graag vernemen deze leden wanneer deze werkgroep opgericht is en wanneer het voorstel tot samenwerking gepresenteerd wordt. Ook vernemen zij graag of dit voorstel eventueel ook gevolgen heeft voor de kapitaalbehoefte van TenneT.
Ten aanzien van het tijdpad, zouden de leden van de D66-fractie graag met enige regelmaat op de hoogte gehouden willen worden van de onderhandelingen. Ook omdat het streven is om begin 2021 een akkoord te bereiken maar dit bij een eventuele vertraging of het plots afbreken van onderhandelingen tegen het einde, gevolgen kan hebben voor het goed kunnen toepassen van een terugvalscenario (gegeven het feit dat 1-1-2022 behoefte is aan een eerste tranche aan kapitaal). Deze vraag om planning hangt ook samen met de aanbevelingen voor stap 1 van de onderzoekscommissie. Want terecht wordt er verwezen naar de onderzoekscommissie «Privatisering en verzelfstandiging overheidsdiensten» en hun eindrapport1. Over de toepassing hiervan in deze kwestie nog enkele vragen. Zo zien de leden van de D66-fractie dat de brief die in dit schriftelijk overleg besproken wordt, enkel aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is gestuurd. Dit terwijl het rapport aanbeveelt om ook de Eerste Kamer vroegtijdig te betrekken2. Wanneer bent u van plan om ook de Eerste Kamer te betrekken? Ten aanzien van de procesmatige richtlijnen uit het besliskader voor stap 1 (voornemen) merken de leden op dat de commissie aanbeveelt om één Minister als woordvoerder voor het onderwerp te benoemen3. Gegeven het feit dat de brief door twee bewindslieden is ondertekend, vernemen deze leden graag wie van de bewindspersonen de woordvoerder is. En indien niet is gekozen voor één woordvoerder, vernemen deze leden graag waarom niet. Ook vernemen deze leden graag welke Minister uiteindelijk de knoop doorhakt over het bereikte onderhandelingsresultaat en het wel of niet akkoord gaan hiermee. Wat is de precieze taakverdeling van de ministers (tevens een aanbeveling uit stap 1)? De leden merken op dat ten aanzien van het besliskader een belangrijk punt ontbreekt in de brief. Dit betreft de ex ante-evaluatie (inclusief maatschappelijke impacttoets) die, volgens de onderzoekscommissie, in ieder geval voor stap 3 uitgevoerd dient te worden. Graag de toezegging dat deze alsnog uitgevoerd zal worden en aan de beide Kamers gestuurd zal worden alvorens overgegaan wordt tot een stap 3.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier het kabinet van plan is de Kamer in openbaarheid dan wel in beslotenheid van informatie te voorzien over de voortgang van de onderhandelingen met de Duitse staat.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij iets meer kan zeggen over het soort van minderheidsbelang dat de Duitse overheid mogelijk gaat nemen. Zo kan de doelstelling zijn een belang te geven dat past bij de verhouding van de activiteiten van TenneT in Nederland respectievelijk Duitsland. Ook kan het doel zijn een belang te geven dat proportioneel is met de kapitaalinleg die TenneT in Duitsland nodig heeft om haar kredietwaardigheid te behouden. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister op dit punt langs de lijnen van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet hetgeen hij precies beoogt nader kunnen expliciteren.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af of de staat de ontwikkeling waarschijnlijk acht waarin het proportioneel is dat Duitsland over tijd een meerderheidsbelang in TenneT neemt. De investeringen van TenneT in Duitsland zijn immers fors groter. Dit kan zich tot op bepaalde hoogte vertalen naar de noodzaak van een hogere kapitaalinleg aan Duitse zijde in de verdere toekomst. Een groter belang van de Duitse staat zou passend zijn bij een dergelijk grotere inleg. Is de Minister bereid die optie voor de toekomst open te laten, zo lang TenneT Nederland in Nederlandse handen blijft? Wat zijn hierbij de overwegingen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij nader kan toelichten wat de effecten zijn van een transactie van aandelen op holdingniveau dan wel op het niveau van TenneT Duitsland op de relatieve zeggenschap van de Nederlandse staat over het geheel van TenneT. De leden van de GroenLinks-fractie zien dat beide routes voor- en nadelen hebben, maar vragen zich bijvoorbeeld af of nader gespecificeerd kan worden of de Duitse staat meer zeggenschap zou krijgen over de algehele strategie van TenneT ten opzichte van de Nederlandse staat als er op holdingniveau een transactie plaatsvindt in plaats van op het niveau van TenneT Duitsland.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het een expliciete doelstelling van het kabinet is, om in de transactie zoveel mogelijk zeggenschap bij de Nederlandse staat te houden, of dat een doel om, voorbij enkel de volledige zeggenschap over TenneT Nederland, zoveel mogelijk zeggenschap te behouden over TenneT als geheel, bij een minderheidsbelang van de Duitse staat minder prioritair is, omdat publieke belangen op dat moment überhaupt goed gewaarborgd zullen zijn. Kan de Minister hier langs de lijnen van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet op ingaan?
De leden van de PVV-fractie willen ten slotte weten waarom de topman van TenneT qua salaris niet aan de Wet normering topinkomens voldoet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2020D21779.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.