2020D21465 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Wijziging begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020 (samenhangende met de Voorjaarsnota) (Kamerstuk 35 450 XVII).

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

Nr

Vraag

   

1

Hoeveel van de geplande uitgaven voor 2020 is in totaal doorgeschoven naar 2021?

2

Kunt een prognose geven voor het percentage dat dit jaar aan Official Development Assistance (ODA) gaat worden besteed?

3

Kunt u inzichtelijk maken via een overzicht wat de ontwikkeling is van de Nederlandse ODA-uitgaven sinds 2000, zowel in percentages als in absolute cijfers?

4

Kunt u een toelichting geven voor de verlaging van de begroting? Klopt het dat deze verlaging voornamelijk veroorzaakt wordt door de overheveling van budget naar de begroting van Justitie & Veiligheid? Gaat dit ten koste van geplande uitgaven op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?

5

Wat betekent de verlaging van de geraamde uitgaven met € 87,5 miljoen voor de ODA-uitgaven als percentage van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI)?

6

Waarom komen de bedragen in Tabel 3 niet altijd overeen met de bedragen voor dezelfde beleidsartikelen in kolom (4) «Mutaties 1e suppletoire begroting 2020»? Waarom is de uitgavenmutatie voor artikel 1.3 bijvoorbeeld –12.950 in Tabel 3, maar –7.950 in Tabel 4?

7

Wat zijn de programmatische consequenties van de verlaging van het budget van Artikel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden voor de dekking van de respons op COVID-19? Om welke ambassades en landen gaat het? Wat zijn de consequenties binnen getroffen programma’s voor het behalen van Duurzaam Ontwikkelingsdoel (SDG) nummer 5?

8

Wat is de onderbouwing voor de vermindering van uitgaven van € 4,4 miljoen via «bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk» onder artikel 1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie?

9

Kunt u toelichten welke subsidies op het gebied van duurzame productie en handel worden verlengd en welke bedragen hiermee gemoeid zijn?

10

Kunt u de mutatie toelichten van het Dutch Trade Investment Fund van € 17,4 miljoen?

11

Kunt u toelichten uit welke bijdragen de verhoging van de verplichtingen op artikel 1 is opgebouwd?

12

Wat is de achterliggende oorzaak voor een toename van de uitvoeringskosten van Fonds Verantwoord Ondernemen in artikel 1.1?

13

Om welke programma’s en welke ambassades gaat het bij de verlaging van het budget op artikel 1.3 voor aan ambassades gedelegeerde programma's? Welke organisaties en doelgroepen worden hierdoor geraakt?

14

Kunt u meer details geven over de versterking van de private sector op het gebied van voedselzekerheid in Tunesië? Op welke manier wordt dit gedaan?

15

Kunt u toelichten hoe de toename van € 370,6 miljoen van de stand van de verplichtingen is verdeeld over «voedselzekerheid», «water» en «klimaat»?

16

Hoe is de meerjarige afname van de verplichtingen verdeeld over de verschillende beleidsthema’s?

17

Kunt u een toelichting geven op de mutaties van € 25 miljoen die gemoeid zijn met de subsidie/opdrachten voor Kennis- en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid?

18

Kunt u toelichten wanneer de toename van de verplichtingen van € 370,6 miljoen, leidt tot uitgaven?

19

Welke onderdelen van het budget van Artikel 2.1 Voedselzekerheid zijn precies verlaagd vanwege de dekking van de respons op COVID-19? In hoeverre heeft dit (programmatische) consequenties? Wat voor impact op het behalen van SDG 5 binnen deze onderdelen heeft deze verlaging van het budget?

20

In welke landen worden de budgetten binnen Artikel 2.2 Water ten behoeve van de decentrale programma’s in een aantal West-Afrikaanse landen en in de Hoorn van Afrika verlaagd? Welke programmatische consequenties heeft dit? Wat voor impact op het behalen van SDG 5 hebben deze programmatische consequenties?

21

Wat is het directe gevolg van de verlaging van budgetten op decentrale programma’s in een aantal West-Afrikaanse landen en in de Hoorn van Afrika? Welke organisaties en doelgroepen worden door deze verlaging geraakt?

22

Waarom zijn de uitgaven voor het onderdeel Subsidies voor Klimaat «algemeen», binnen het artikel 2.3 Klimaat, op de begroting teruggebracht met € 24,179 miljoen?

23

Wat zijn de (programmatische) consequenties van het terugbrengen van het budget van Artikel 2.3 Klimaat voor het artikelonderdeel Klimaat algemeen? Wat voor impact op het behalen van SDG 5 binnen getroffen programma’s heeft deze verlaging van het budget?

24

Waar wordt de verhoging van de uitgaven voor hernieuwbare energie onder artikel 2.3. Klimaat van 0 naar 17 miljoen aan uitgegeven?

25

Welk deel van de verminderde uitgaven van in totaal € 6,487 miljoen op artikel 2.3. Klimaat is gebruikt om de kosten van de COVID-19 respons te dekken? Waarom is ervoor gekozen om het artikel Klimaat te gebruiken voor (een deel van) de dekking?

26

Op welk begrotingsonderdeel is de 25 miljoen van het amendement in artikel 2.3 Klimaat ter verdubbeling van de financiering voor activiteiten die bijdragen aan het tegengaan van ontbossing terug te zien? Waaruit blijkt dat er sprake is van een verdubbeling?

27

Hoeveel bedraagt de totale uitgave aan internationale klimaatfinanciering na de wijzigingen op artikel 2.3?

28

Waar in Tabel 5 komt de verdubbeling van de financiering voor activiteiten die bijdragen aan het tegengaan van ontbossing terug?

29

Klopt het dat de uitgaven op artikel 3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids (€ 8,5 miljoen minder uitgaven aan SRGR en hiv/aids via subsidies en € 2 miljoen minder via bijdragen (inter)nationale organisaties) verlaagd zijn ten gunste van de Global Financing Facility (GFF) van de Wereldbank? Biedt de GFF de meest doelmatige en efficiënte manier om vrouwen en meisjes te bereiken met toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg? Op welke termijn kan een Scorecard van het GFF worden verwacht?

30

Wat was de afweging voor de verhoging van de uitgaven onder artikel 3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids aan vrouwenrechten en keuzevrijheid via bijdragen aan (inter)nationale organisaties en aan via welke kanalen worden de uitgaven gedaan?

31

Wat is, onder artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid, de onderbouwing voor de verlaging van uitgaven aan Vrouwenrechten via subsidies met € 2,679 miljoen ten behoeve van de COVID-19 respons?

32

Kunt u toelichten hoe in Artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid de daling van –2.679 bij Subsidies Vrouwenrechten en de stijging van 700 bij Bijdragen (inter)nationale organisaties Vrouwenrechten zich tot elkaar verhouden? Aan welke (inter)nationale organisaties komt de stijging van 700 ten goede?

33

Kunt u toelichten waarom in 2021 en 2022 op beleidsartikel 3 de verplichtingen worden verlaagd als compensatie voor de verhoging van de verplichtingen in 2020? Welke subsidies of programma’s die met deze in de begroting opgenomen verplichtingen in 2021 en 2022 waren gemoeid vinden geen doorgang of worden uitgesteld?

34

Wat is, onder artikel 3.3 Maatschappelijk middenveld, de onderbouwing voor de verlaging van uitgaven aan Versterking maatschappelijk middenveld via subsidies met € 10,601 miljoen ten behoeve van de COVID-19 respons?

35

Kunt u toelichten hoe in Tabel 6 de daling van –2.895 bij opdrachten Versterking maatschappelijk middenveld en de stijging van 2.895 bij Bijdragen (inter)nationale organisaties versterking maatschappelijk middenveld zich tot elkaar verhouden?

36

Wat zijn concreet de (programmatische) consequenties van het terugbrengen van het budget van Artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid? Wat voor impact op het behalen van SDG 5 heeft deze verlaging van het budget?

37

Welke lopende programma’s binnen het uitgavenbudget voor Artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid worden door de verlaging van het uitgavenbudget vanwege de benodigde dekking voor de eerste snelle respons op COVID-19 getroffen? Welke consequenties heeft dit voor deze lopende programma’s gehad?

38

Wat wordt concreet bedoeld met geplande eerste betalingen voor de nieuwe subsidiekaders in het uitgavenbudget voor Artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid? Wat zijn de consequenties van de uitgestelde betalingen voor de nieuwe subsidiekaders? Krijgen sommige programma’s hierdoor mogelijk een langere aanlooptijd? Welke specifieke fondsen en programmaonderdelen van de nieuwe subsidiekaders worden door de verlaging van het uitgavenbudget voor Vrouwenrechten en gendergelijkheid getroffen?

39

Wat betekent de verlaging van het uitgavenbudget voor Artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid concreet voor de middelen die over de gehele looptijd beschikbaar zijn voor de nieuwe subsidiekaders?

40

In hoeverre hangt de korting op de bijdrage aan het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA) samen met de COVID-19 respons? Welke (programmatische) gevolgen heeft deze korting? Voor welke andere programma’s heeft dit consequenties?

41

Wat betekent de verlaging van het uitgavenbudget voor het maatschappelijk middenveld concreet voor de middelen die over de hele looptijd beschikbaar zijn voor de nieuwe subsidiekaders?

42

Is het negatieve saldo op Artikel 4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling ten koste gegaan van lopende programma’s op het gebied van veiligheid en rechtstaatontwikkeling? Zo ja, van welke?

43

Kunt u een overzicht geven van de wijze waarop de extra middelen (artikel 4.1) als respons op de coronaepidemie worden verdeeld over VN, Rode Kruis en het flexibele noodhulp kanaal van het Nederlandse maatschappelijk middenveld?

44

Kunt u een toelichting geven op het «voortschrijdend inzicht» dat als reden wordt opgeven voor de verschuiving van het thema Legitieme Stabiliteit?

45

Kunt u nader ingaan op de overheveling tussen de instrumenten subsidies en bijdragen aan internationale organisaties en het voortschrijdend inzicht op dit punt? Gingen de subsidies naar dezelfde organisaties of naar andere organisaties?

46

Wat is het directe gevolg van de verlaging van de budgetten voor bijdragen functionele rechtsorde van een aantal decentrale programma’s? Welke organisaties en doelgroepen worden door deze verlaging geraakt?

47

Kunt u een toelichting geven waarom juist op schuldenverlichting het budget is verlaagd voor dekking van de COVID-19 aanpak?

48

Wanneer kan de berekening van de BNI-ruimte verwacht worden? Houdt u rekening met het vrijmaken van additionele middelen voor COVID-19 aanpak conform het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken?

49

Wat betekent een negatief budget op artikel 5.4? Waarom leidt een hogere toerekening van de kosten voor de opvang van asielzoekers aan ODA tot een lager budget op artikel 5.4?

50

In hoeverre zullen de economische effecten van de coronacrisis en de verwachte economische krimp dit jaar al gevolgen hebben voor het ODA-budget op de begroting voor 2020?

51

Kunt u aangeven wanneer de Kamer over de bijstelling van het BNI en de gevolgen voor ODA wordt geïnformeerd? Is dat na de eerstvolgende raming van het Centraal Planbureau?

52

Leidt een hogere toerekening van de kosten voor de opvang van asielzoekers aan ODA per saldo tot hogere totale ODA-uitgaven, of tot lagere ODA-uitgaven aan andere zaken?

53

Kunt u bevestigen dat de kosten van verblijf langer dan 1 jaar, niet ten lasten komen van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Zo niet, hoe groot is dan de toerekening van opvangkosten langer dan een jaar?

Naar boven