2020D20954 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de brief van 24 april 2020 inzake het rapport «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht» (Kamerstuk 28 973, nr. 237).

De voorzitter van de commissie, Lodders

De adjunct-griffier van de commissie, Clemens

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van het kabinet

11

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht». Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen in de uiteenzetting van de onderzoeksmethode dat de prevalentie (het voorkomen) van longontsteking in de afzonderlijke jaren 2014 tot en met 2017 vergeleken wordt tussen twee gebieden: het nieuwe onderzoeksgebied in de provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht, en een controlegebied bestaande uit landelijke gebieden met geen/zeer weinig intensieve veehouderij, verspreid door heel Nederland. Kan het kabinet aangeven wat de bevolkingsdichtheid en verstedelijkingsgraad is in het onderzoeksgebied, in vergelijking met het controlegebied?

Genoemde leden lezen dat het onderzoek zich toespitst op de gebieden Gelderland, Overijssel en Utrecht. Dit gebied heeft een hoge veehouderijdichtheid, maar een lagere achtergrondconcentratie fijnstof dan het VGO onderzoeksgebied in delen van Noord-Brabant en Limburg. Is of wordt ook onderzocht wat de oorzaak is van de lagere achtergrondconcentratie fijnstof in de onderzochte gebieden, ten opzichte van het onderzoeksgebied in delen van Noord-Brabant en Limburg? Kan het kabinet tevens aangeven wat de achtergrondconcentratie fijnstof was in de controlegebieden?

De leden van de VVD-fractie lezen tevens dat personen die op een veehouderij wonen uitgesloten zijn van het onderzoek. Kan het kabinet aangeven wat de reden is dat deze personen zijn uitgesloten van het onderzoek? Deze leden zijn benieuwd welke resultaten onderzoek naar longontsteking bij deze groep oplevert. Is het kabinet voornemens om een apart onderzoek in te stellen naar deze doelgroep? Zo nee, waarom niet?

Uit dit onderzoek in Utrecht, Gelderland en Overijssel kan geconcludeerd worden dat er in plattelandsgemeenten met veel intensieve veehouderij meer longontstekingen voorkomen. Dit onderzoek levert geen informatie over de oorzaak die deze associatie verklaart. Andere deelonderzoeken binnen het VGO-III-onderzoeksprogramma naar ziekteverwekkers bij patiënten met een longontsteking, bij geitenhouders, en op geitenbedrijven zullen meer inzicht moeten opleveren in de oorzaak (of oorzaken) van de verhoogde incidentie van longontsteking bij omwonenden van geitenhouderijen. Kan het kabinet aangeven welke onderzoeksmethodes de andere deelonderzoeken zullen hanteren?

Er worden op dit moment in de (pluim)veesector verschillende maatregelen genomen om onder andere fijnstof terug te dringen. Na lezing van het rapport zouden de leden van de VVD-fractie graag willen pleiten voor een afgebakend gebied waar ontwikkelingen van de veehouderijen heel precies worden bijgehouden en waarbij gemonitord wordt wat de ontwikkelingen van de volksgezondheid zijn. Wanneer maatregelen en de effecten op de volksgezondheid gemonitord worden, kan er makkelijker bepaald worden welke maatregelen een positief effect hebben. Kan worden toegelicht hoe het kabinet tegenover dit voorstel staat?

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het deelrapport «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht» en de bijbehorende reactie van het kabinet. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat er in plattelandsgemeenten met veel intensieve veehouderij meer longontstekingen voorkomen. Tegelijk levert het onderzoek geen informatie over de oorzaak die deze associatie verklaart. Genoemde leden hebben hier enkele vragen bij.

Het kabinet schrijft dat andere deelonderzoeken binnen het VGO-III-onderzoeksprogramma naar ziekteverwekkers bij patiënten met een longontsteking meer inzicht zullen moeten opleveren in de oorzaak (of oorzaken) van de verhoogde incidentie van longontsteking bij omwonenden van geitenhouderijen. De leden van de CDA-fractie vragen welke andere deelonderzoeken dit betreft, door wie die uitgevoerd worden, wat daarbij de (hoofd)vragen zijn en op welke termijn deze deelonderzoeken worden opgeleverd.

Genoemde leden vragen waarom het totale VGO-III-onderzoeksprogramma enkele maanden vertraging oplevert als gevolg van de coronacrisis. Wat is hier exact de reden voor? Deelt het kabinet de mening van deze leden dat juist nu vanwege de coronacrisis inzicht in de oorzaak van de verhoogde ziektedruk er zo snel mogelijk moet zijn? Dat zou toch juist eerder aanleiding moeten zijn om (zo mogelijk) deze onderzoeken te versnellen?

Correlatie Q-koorts en coronavirus

Tijdens het plenaire debat over de ontwikkeling rondom het coronavirus van 7 mei 2020 heeft de Minister van VWS aangegeven dat er momenteel onder andere door de Universiteit Wageningen onderzoek wordt gedaan naar de correlatie tussen de Q-koorts uitbraak en de corona-uitbraak van nu en dat daartoe de luchtkwaliteit wordt onderzocht. De leden van de CDA-fractie vragen wat de huidige stand van zaken is van de onderzoeken naar deze correlatie. Op welke termijn kan de Kamer over de resultaten hiervan worden geïnformeerd?

De correlatie tussen Q-koorts en corona zou er ook op kunnen wijzen dat het hebben gehad van Q-koorts kan betekenen dat je vatbaarder bent voor corona. Huisartsen vanuit Brabant en de GGD geven immers aan dat er vermoedens zijn dat men op sommige plekken vatbaarder is en ernstiger ziek is geraakt juist door een relatie met Q-koorts in het verleden. De Minister van VWS zegde in hetzelfde debat op 7 mei toe dat dat hij bereid is een onderzoek daartoe te laten uitvoeren. De leden van de CDA-fractie vragen wat hier nu de stand van zaken is. Is een dergelijk onderzoek inmiddels uitgezet, en zo ja, waar? Zo nee, waarom niet en/of op welke termijn wordt hier wel een onderzoek naar uitgezet en wanneer kunnen de resultaten hiervan worden verwacht?

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet betreffende veehouderij en gezondheid omwonenden alsmede het deelrapport «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht». Deze leden zien dit als een bevestiging dat het wonen in de nabijheid van veehouderijen een verhoogde kans geeft op longontstekingen en menen dat de resultaten van dit onderzoek gedurende deze coronacrisis extra van belang zijn. Genoemde leden willen het kabinet nog enkele vragen stellen.

De leden van de D66-fractie constateren dat uit eerder onderzoek in Limburg en Noord-Brabant (2009–2016) vergelijkbare resultaten naar voren zijn gekomen. Deze leden hebben enkele vragen over het onderzoek zelf. De resultaten van dit onderzoek betreffen met name de gevolgen van wonen in de nabijheid van geitenhouderijen en pluimvee. Deze leden riepen eerder al het kabinet op om onderzoek te doen naar de gezondheidsrisico’s voor omwonenden van veehouderijen, niet alleen betreffende het coronavirus en longontsteking maar ook in zijn algemeenheid. Wat zijn volgens het kabinet de gevolgen voor de volksgezondheid en specifiek longontstekingen, wanneer men woont in de nabijheid van andere vormen van veeteelt? Indien deze resultaten niet beschikbaar zijn, zijn er dan internationale onderzoeken die hierover wetenschappelijk bewijs leveren? Wordt er in het onderzoek onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen geitenhouderijen en in welke mate deze geitenhouderijen hun stallen hebben ingericht op bijvoorbeeld luchtfilters?

De leden van de D66-fractie constateren dat sinds 2009 dieren standaard tegen de Q-koorts bacterie worden gevaccineerd. Desondanks komen er rondom bedrijven met meer dan vijftig geiten steeds meer longontstekingen voor dan op andere plaatsen in Nederland. Daarbij komt dat, ondanks dat provincies een moratorium hebben ingesteld voor het verlenen van nieuwe milieuvergunningen voor geitenhouders, nog steeds uitbreiding plaatsvindt door het invullen van reeds verleende milieuvergunningen. Zo is tussen 2010 en 2019 het aantal geiten in Nederland verdrievoudigd naar 614.000 in 2019. Is het kabinet bereid om een volstrekte stop uit te roepen op de uitbreiding van geitenhouderijen, zolang studies geen uitsluitsel geven over de negatieve invloed van de sector op de volksgezondheid?

De leden van de D66-fractie menen dat juist nu tijdens deze coronacrisis de onderzoeksresultaten belangrijk zijn voor beleidskeuzes. Deze leden hebben enkele vragen over de consequenties voor het beleid naar aanleiding van dit deelrapport. Is het kabinet het met deze leden eens dat juist nu tijdens de coronacrisis deze onderzoeksresultaten van belang zijn? Kan het kabinet in dit licht aangeven waarom er enkele maanden vertraging is in het uitvoeren van de vervolgonderzoeken? Zijn deze deelrapporten alsmede andere (inter)nationale onderzoeken van invloed op het beleid rondom de bestrijding van het coronavirus? Is het kabinet het met deze leden eens dat dit onderzoek het belang van preventie in de zorg aantoont? Hoe gaat het kabinet zich inzetten voor preventie om te voorkomen dat er in de buurt van veehouderijen meer longontstekingen komen?

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vragen al jaren provinciaal en landelijk aandacht voor het verband tussen geitenhouderijen en de volksgezondheid. Genoemde leden zijn van mening dat de resultaten van het onderzoek vragen om doortastend overheidsbeleid. In de brief valt te lezen dat diverse provincies uit voorzorg een moratorium hebben ingesteld om uitbreiding of nieuwvestiging van geitenhouderijen al dan niet tijdelijk tegen te gaan. Deze leden vragen welke provincies nog geen moratorium hebben ingesteld, of het kabinet van plan is deze provincies hier ook op te attenderen, en of deze bevindingen niet vragen om landelijke aanbevelingen. Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoeveel Nederlanders in totaal op minder dan 500 meter, minder dan 1.000 meter en tussen de 1 à 2 kilometer wonen van een geitenhouderij. Tot slot vragen zij wat het aandeel is van mensen die permanente longschade overhouden aan een longontsteking.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich tevens grote zorgen over de relatie tussen COVID-19 besmettingen en dieren. Geiten lijken hier vooralsnog niet vatbaar voor, maar deze leden horen graag van het kabinet wat van dit onderzoek geleerd kan worden als het gaat over andere luchtwegaandoeningen en de luchtkwaliteit rondom stallen. Als het gaat over de Q-koorts, varkenspest of nu COVID-19, wordt Noord-Oost-Brabant steeds relatief hard getroffen. Is het kabinet bereid verder onderzoek te doen naar de invloed van luchtkwaliteit op de infectie en verspreiding van dierziekten en virussen?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport over longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht. Deze leden hebben naar aanleiding van het rapport onderstaande opmerkingen en vragen.

Onderzoek

De leden van de SP-fractie vinden de resultaten van dit onderzoek van groot belang en zeer actueel. Zeker ook aangezien de luchtvervuiling door bijvoorbeeld veehouderijen mogelijk verband houdt met de bevattelijkheid van mensen voor COVID-19. Genoemde leden vragen dan ook of de nu gepresenteerde resultaten (al) iets kunnen leren over een mogelijk verband tussen luchtkwaliteit, wonen in de nabijheid van veehouderijen en het lopen van een groter risico op besmetting, ziekte of overlijden door het coronavirus.

Uit het gepresenteerde onderzoek blijkt dat in plattelandsgemeenten met veel intensieve veehouderij meer longontstekingen voorkomen, met de nabijheid van veehouderijen als mogelijke oorzaak. Het onderzoek levert echter geen informatie over de oorzaak van deze associatie, andere onderzoeken moeten hierover meer duidelijkheid geven, zo wordt aangegeven. De resultaten van deze onderzoeken worden echter pas medio 2022 verwacht. De leden van de SP-fractie begrijpen dat het onderzoek enige vertraging oploopt door de corona-uitbraak maar achten de resultaten van dit onderzoek van groot belang, zoals hiervoor aangegeven juist ook in verband met deze corona-uitbraak.

De leden van de SP-fractie willen dan ook benadrukken dat verdere uitloop van het onderzoek voorkomen moet worden en zij vragen dan ook of gegarandeerd kan worden dat van verdere uitloop geen sprake zal zijn.

Geiten

De leden van de SP-fractie vragen wat omwonenden van geitenhouderijen geadviseerd wordt ter bescherming van hun gezondheid tot het moment van het verschijnen van de resultaten van de aangekondigde vervolgonderzoeken.

Genoemde leden vinden het een ernstige bevestigende conclusie dat de meta-analyse een associatie laat zien bij een woonafstand van minder dan 500 meter, namelijk dat er sprake is van circa 70% meer longontsteking. Deze leden vragen om een nadere reactie op deze bevinding en vragen of deze bevinding leidt tot een verandering in beleid.

De leden van de SP-fractie zijn groot voorstander van de ingestelde moratoria met betrekking tot de uitbreiding en/of nieuwvestiging van geitenhouderijen. Echter, de bevoegdheid van een moratorium ligt bij de provincies. Deze leden zijn benieuwd of voor de verschillende provincies inzicht gegeven kan worden over de standpunten van die provincies op dit gebied. Beschikken reeds alle provincies waar geitenhouders actief zijn over een dergelijke maatregel? En kan het kabinet aangeven in hoeverre de provincies deze moratoria consequent handhaven en op welke wijze? Zo nee, in welke provincies staat het moratorium nog ter discussie, met welke redenen en wat gaat het kabinet ondernemen om het afzien van een dergelijk moratorium te voorkomen?

Deze leden wijzen erop dat de geitenpopulatie sinds 2000 in omvang is verdrievoudigd. Zelfs een hevige gezondheidscrisis als de Q-koortsepidemie en het afkondigen van moratoria hebben aan deze intensieve groei geen halt weten toe te roepen.1

Omwonenden van veehouderijen verkeren al geruime tijd in onzekerheid over de potentiële gevolgen voor hun gezondheid. Daarnaast wijzen de leden van de SP-fractie erop dat zeker in de meest veedichte regio’s er dikwijls meerdere grootschalige veehouderijen in de nabijheid van woonhuizen te vinden zijn, waardoor omwonenden met meervoudige overlast worden geconfronteerd als het gaat om stank, lawaai, aantasting van de leefomgeving en risico’s voor de gezondheid.

Nu het bewijs tussen verhoogde prevalentie van longontsteking en luchtwegklachten in relatie tot de nabijheid van geitenhouderijen zich overtuigend opstapelt, achten deze leden de tijd rijp om de omvang van de geitenstapel terug te dringen teneinde de volksgezondheid afdoende te borgen.

De leden van de SP-fractie vragen welke maatregelen het kabinet hiertoe kan treffen en in hoeverre de bereidheid daarvoor bij het kabinet aanwezig is. Mocht het kabinet hier geen noodzaak toe zien dan zullen deze leden zich beraden op (initiatief)voorstellen van eigen hand.

Pluimvee

De leden van de SP-fractie vinden de gezondheidsrisico’s van fijnstof (voor de omwonenden van veehouderijen) van groot belang en zien een reductie hiervan als belangrijke stap. Dit onderwerp behoeft blijvende aandacht, zo menen deze leden. Kan een tussenstand gegeven worden van de ontwikkelingen ten aanzien van deze reductie, in aanvulling op de door het kabinet aangehaalde brief van 4 september 2019?

De leden van de SP-fractie vragen daarnaast in hoeverre verklaard kan worden dat de eerder in Noord-Brabant en Limburg gevonden associatie tussen pluimveehouderijen en longontsteking niet wordt gezien in het nieuwe onderzoeksgebied. Kan het kabinet daarop reflecteren en deelt het kabinet de mening dat vervolgonderzoek hiernaar nodig is?

Schapen

De leden van de SP-fractie hebben in verband met de overdraagbaarheid van het coronavirus van dier-op-dier en dier-op-mens bij nertsenhouderijen gepleit voor het versneld sluiten van deze bedrijfstak. De nieuw gevonden verhoogde associatie tussen de aanwezigheid van nertsen en de kans op longontsteking sterkt deze leden in hun mening dat de risico’s van de nertsenhouderij voor de volksgezondheid van dien aard zijn dat versneld afbouwen noodzakelijk is om meerdere redenen.

Rapport

De leden van de SP-fractie vinden de resultaten van het gepresenteerde onderzoek verontrustend. Genoemde leden begrijpen dat uit de resultaten ten aanzien van geiten blijkt dat voor zowel Utrecht, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant als Limburg gevonden is dat er in plattelandsgemeenten met veel intensieve veehouderij meer longontstekingen voorkomen. Voor pluimvee werd in Noord-Brabant en Limburg wel een associatie gevonden tussen wonen in nabijheid van een pluimveehouderij en een verhoogd risico op longontsteking maar dat dit niet het geval is voor de provincies Utrecht, Overijssel en Gelderland. En als het gaat om schapen is een dergelijk verhoogd risico gevonden voor de provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht maar juist weer niet voor Noord-Brabant en Limburg. De leden van de SP-fractie vragen om een nadere toelichting en reflectie op deze verschillen en zij vragen wat deze resultaten betekenen voor het toekomstige beleid op dit onderwerp.

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht». Genoemde leden hebben de volgende vragen.

Hoe oordeelt het kabinet over deze onderzoeksresultaten? Deelt het kabinet de opvatting dat gezien de conclusies van het voorliggende onderzoek het onwenselijk is dat geitenboerderijen zich nog verder uitbreiden in gebieden die nadrukkelijk de hoofdfunctie wonen hebben? Is het kabinet bereid tot het uitvaardigen van een landelijk verbod op de uitbreiding van geitenhouderijen? Hoe kijkt het kabinet aan tegen geitenboerderijen die zich bevinden in een woongebied en die recentelijk zijn uitgebreid?

Is het kabinet net als de leden van de PvdA-fractie van mening dat met het instellen van een verbod op de uitbreiding van geitenboerderijen niet kan worden gewacht op de uitkomsten van aanvullend onderzoek (VGO-III)?

Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van het rapport «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht».

Genoemde leden zijn verontrust door de bevestiging dat ook in deze gebieden er een correlatie is aangetoond tussen een verhoogde kans op longontsteking en het wonen in de nabijheid van geitenhouderijen. Zij begrijpen de bezorgdheid die dit bij omwonenden, geitenhouders en hun gezinnen kan veroorzaken, zeker in het licht van de Q-koorts uitbraak 15 jaar geleden. Is op basis van dit onderzoek een significant hogere kans door geitenhouderijen dan andere (pluim)veehouderijen aangetoond? Deze leden zien dat er nog geen verder onderzoek is gedaan naar een causaal verband tussen wonen in de nabijheid van een geitenhouderij en een verhoogde kans op longontsteking. Welke conclusies kan het kabinet op basis van dit onderzoek betrouwbaar trekken, vragen deze leden. Welke mogelijke verklaring voor de correlatie achten de onderzoekers zelf waarschijnlijk? Zijn er concrete aanwijzingen voor directe veroorzakers van longontsteking bekend in de geitenhouderij, naast Q-koorts? Zo ja, is het kabinet bereid om in afwachting van verder onderzoek maatregelen te treffen die de kans op longontsteking voor omwonenden beperken?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het begrijpelijk dat het kabinet de uitkomst van de wetenschappelijke discussie over onderzoeksmethoden afwacht alvorens het definitieve rapport naar de Kamer te sturen. Genoemde leden achten het in het belang van de volksgezondheid om zo snel mogelijk inzicht te verkrijgen in de eventuele risico’s die geitenbedrijven met zich meebrengen. Is het kabinet bereid de rapporten die ingaan op een causaal verband eerder naar de Kamer te sturen? Tot slot vragen deze leden of de uitkomsten van dit onderzoek ook betekenen dat omwonenden van geitenbedrijven of geitenhouders zelf een grotere kans hebben op ernstige klachten bij besmetting door het COVID-19 virus. Zo ja, is deze informatie bij het RIVM bekend en wat betekent dit voor de voorzorgsmaatregelen ter bestrijding van het virus in gebieden rondom geitenbedrijven?

Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie

De leden van de fractie van de PvdD hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht» en zijn ontsteld over de begeleidende brief van het kabinet. Het onderzoek bevestigt opnieuw wat al sinds 2009 bekend is: de geitenhouderij vormt een gezondheidsrisico voor omwonenden. Helaas moeten deze leden constateren dat het kabinet te weinig heeft geleerd van de Q-koorts epidemie waarbij 95 mensen zijn overleden en minstens 500 mensen chronisch ziek zijn geworden, omdat dezelfde argumenten die toen voor een drama hebben gezorgd, nu opnieuw worden gebezigd om gebrek aan maatregelen te verbloemen. Gebrek aan sluitend wetenschappelijk bewijs wordt aangegrepen om onder het mom van meer onderzoek tijd te rekken; maatregelen uit voorzorg blijven uit om de belangen van de sector te beschermen en locaties van geitenhouderijen worden niet vrijgegeven waardoor omwonenden niet weten welk risico zij lopen. De commissie Van Dijk concludeerde tien jaar geleden al dat een combinatie van dergelijke argumenten tijdens de Q-koorts epidemie tot een gebrek aan daadkracht van de overheid leidde waardoor de volksgezondheid het onderspit moest delven. De leden van de PvdD-fractie roepen het kabinet op niet opnieuw dezelfde fout te maken en het probleem bij de bron aan te pakken door het aantal geiten dat in Nederland wordt gefokt, gebruikt en gedood snel omlaag te brengen. Te beginnen door nu zo snel mogelijk een stelsel van productierechten in te voeren voor de geitenhouderij en de hoeveelheid rechten stapsgewijs naar beneden te brengen.

De leden van de PvdD-fractie vinden het onacceptabel dat 11 jaar na de eerste bevestiging dat omwonenden binnen een straal van twee kilometer van een geitenhouderij 40 tot 60% meer kans hebben op een longontsteking, het kabinet nog steeds stelt dat meer onderzoek nodig zou zijn en ondertussen nalaat om maatregelen te nemen. Het kabinet stelt correct dat de specifieke mechanismen die longontsteking veroorzaken nog niet bekend zijn, maar dat het vaker voorkomt, is nu herhaaldelijk bewezen en beschreven in rapporten in 2009, 2011, 2016 en 2017.2

En nog altijd is er geen landelijke stop op de groei van de geitenhouderij ingesteld. Niet eens tijdelijk, waardoor het aantal geiten sinds de Q-koorts epidemie enorm is toegenomen, van 396.725 in 2012 naar maar liefst 614.645 in 2019. Zelfs in provincies met een provinciale geitenstop nam het aantal geiten in 2019 verder toe. Genoemde leden vragen hoe het kabinet deze groei beoordeelt. Erkent het kabinet dat door deze groei van het aantal geiten ook de gezondheidsrisico’s zijn vergroot? Voelt het kabinet hier een verantwoordelijkheid voor?

De leden van de PvdD-fractie vragen waarom het kabinet niet uit voorzorg actie onderneemt om het aantal geiten te beperken. Is het kabinet het met deze leden eens dat de huidige stand van de wetenschap is dat geitenhouderijen een gezondheidsrisico vormen – ook al is de onderliggende oorzaak nog onbekend – en dat op basis daarvan maatregelen moeten worden genomen om omwonenden beter te beschermen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat het voorzorgsbeginsel (gelukkig) vaker wordt toegepast als het gaat om de volksgezondheid, zoals momenteel bij de coronacrisis. Scholen, horeca en kappers gingen halsoverkop dicht om de volksgezondheid te beschermen, ook al was de precieze werking van (de verspreiding van) SARS-CoV-2 nog niet tot in detail onderzocht. Onder het motto «voorzorg» zijn rigoureuze maatregelen genomen, en dat is maar goed ook. De leden van de PvdD-fractie vragen waarom het kabinet in het geval van de longontstekingen rond geitenhouderijen wel de precieze werking tot in detail wil laten onderzoeken alvorens eventueel maatregelen te treffen. Waarom geldt voor de bescherming van omwonenden van veehouderijen het voorzorgsbeginsel niet? Hoe legt het kabinet het uit aan omwonenden, die al wekenlang thuis moeten blijven om hun longen te beschermen tegen COVID-19, dat zij wel extra risico lopen op een longontsteking door de geitenhouderij, zonder dat de overheid daar iets tegen doet?

Het kabinet stelt de moratoria op de vestiging of uitbreiding van geitenhouderijen door een aantal provincies te steunen. Kan het kabinet bevestigen dat de zorg voor de volksgezondheid de grondwettelijke taak van het Rijk is? Waarom stelt het kabinet (uit voorzorg, voor de volksgezondheid) geen landelijke stop in op de nieuwvestiging, omschakeling en uitbreiding van geitenhouderijen? Erkent het kabinet daarbij dat een moratorium slechts een eerste stap is, met als doel de gezondheidsrisico’s niet toe te laten nemen, maar dat de risico’s hierdoor ook niet afnemen?

Deelt het kabinet het inzicht van de leden van de PvdD-fractie dat de enige effectieve manier voor een verlaging van de ziektedruk rond geitenhouderijen het verminderen van het aantal geiten is? Zo nee, waarom niet? Genoemde leden pleiten al langer voor een systeem van productierechten voor de geitenhouderij (in het kader van de fosfaat- en stikstofuitstoot), waardoor de fok gecontroleerd en beperkt kan worden. De sector heeft de laatste jaren laten zien dat de benodigde krimp van het aantal dieren en zelfs een stand still in de geitenhouderij niet vanzelf gaat worden bereikt, gelet op de eerder genoemde explosieve groei. Erkent het kabinet dat hiervoor ingrepen vanuit de overheid nodig zijn? Niet alleen vanwege de volksgezondheid, maar ook voor het beperken van het enorme dierenleed dat speelt in de geitenhouderij. Om de productie van geitenmelk (o.a. voor geitenkaas) op gang te houden, moet de moedergeit een geitenlammetje krijgen dat direct na de geboorte bij haar wordt weggehaald en in een doos wordt gezet. (Een deel van de) vrouwelijke geitenlammetjes wordt aangehouden voor de melkproductie, maar de mannelijke geitenbokjes gelden steeds meer als «waardeloos bijproduct». De sterfte onder pasgeboren geitenlammetjes is ongekend; ruim 30% van de lammetjes sterft voortijdig in de stallen, met uitschieters tot wel 61% op één bedrijf.3 Omdat in Nederland de afzetmarkt voor het vlees van geiten die als «bijproduct» worden geboren beperkt is, worden de geitenbokjes veelal geëxporteerd naar Zuid-Europese landen en/of onverdoofd geslacht, zodat hun vlees als halal kan worden verkocht. Nu door de coronacrisis de exportmogelijkheden en afzetmogelijkheden in de horeca zijn beperkt, worden de pasgeboren geitenbokjes massaal zeer vroeg naar de slacht afgevoerd. De afgelopen maanden zijn tienduizenden pasgeboren geitenbokjes afgevoerd naar de destructie of verwerkt als hondenvoer.4 Zelfs vanaf een leeftijd van drie dagen oud. De problematiek die al jaren speelt, is door de coronacrisis nog schrijnender en zichtbaarder geworden.

De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat omwonenden recht hebben op informatie over de locatie van geitenhouderijen en over (in het verleden) afgegeven vergunningen. Hiermee kunnen zij, in ieder geval zolang de landelijke overheid weigert het probleem bij de bron aan te pakken, een gedegen risico-inschatting voor hun gezondheid maken en nagaan welke mogelijkheden er zijn om in verweer te komen tegen besluiten van de (lokale) overheid wanneer zij van mening zijn dat hun gezondheid door beleid van de overheid wordt geschaad. Momenteel wordt omwonenden de informatie over de precieze locatie van geitenhouderijen, en daarmee het risico dat zij lopen, onthouden. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikt over informatie over de locatie van geitenhouderijen in Nederland, maar weigert die informatie vrij te geven. Bovendien zijn (in het verleden afgegeven) vergunningen lang niet altijd terug te vinden.

Is het kabinet het met de leden van de PvdD-fractie eens dat omwonenden in staat moeten worden gesteld om zelf een verantwoordelijke keuze te maken of zij de in het rapport genoemde gezondheidsrisico’s willen lopen, en dat openbare informatie over de locaties van geitenhouderijen daarvoor onontbeerlijk is? Deze leden vragen of het kabinet met hen van mening is dat omwonenden recht hebben op dergelijke informatie, en of het kabinet dientengevolge die informatie zal delen. Erkent het kabinet dat het een democratisch recht is om in verweer te komen tegen overheidsbeleid indien iemand van mening is dat het zijn/haar belang schaadt? Zo ja, erkent het kabinet dat burgers die mogelijkheid wordt ontnomen doordat zij geen informatie krijgen over de locatie van geitenhouderijen en over (in het verleden afgegeven) vergunningen? Is dit kabinet bereid daar iets aan te doen?

Ook rond schapenhouderijen zijn aanwijzingen gevonden voor een hogere incidentie van longontstekingen, die eerder niet gevonden werden. De leden van de PvdD-fractie roepen het kabinet ook in dit geval op om het voorzorgsbeginsel te hanteren. Totdat onomstotelijk bewezen is dat schapenhouderijen geen gezondheidsrisico’s vormen, dient een landelijk moratorium ingesteld te worden op de nieuwvestiging, omschakeling en uitbreiding van schapenhouderijen. Graag ontvangen deze leden een reactie van het kabinet.

Wat betreft de pluimveehouderij stellen het rapport en het kabinet dat fijnstofemissies een punt van zorg blijven, ook als het gaat om de volksgezondheid. Kan het kabinet de Kamer informeren hoe het staat met de uitvoeringsagenda van de pluimveesector om de fijnstofemissies voor 2029 te halveren? Worden de resultaten gemonitord? Wanneer zal overgegaan worden op bindende wetgeving om de fijnstofemissies te reduceren? Is eventuele wetgeving hiervoor al ontwikkeld door de Staatssecretaris van I&W?

Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie

De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht» en de reactie van het kabinet hierop. Genoemde leden hebben de volgende vragen.

In de reactie van het kabinet is te lezen dat diverse provincies vanuit het voorzorgsprincipe een moratorium hebben ingesteld om uitbreiding en/of nieuwvestiging van geitenhouderijen (tijdelijk) tegen te gaan. Geldt dit voor alle provincies met geitenhouderijen? En zijn de verschillende provincies voornemens het moratorium in stand te houden totdat er meer duidelijkheid is over de oorzaak van de verhoogde ziektedruk en er gerichte maatregelen zijn genomen die het risico reduceren? Mocht een provincie het moratorium voor die tijd opheffen, is het kabinet dan bereid in gesprek te gaan met de betreffende provincie?

Door de coronacrisis zijn de resultaten van het onderzoek naar de oorzaak van de verhoogde ziektedruk pas medio 2022 bekend. Dat is pas over twee jaar. De leden van de 50PLUS-fractie willen graag weten of er in de tussentijd nog andere maatregelen genomen kunnen worden om het aantal longontstekingen bij omwonenden van een geitenhouderij te reduceren. En is er een mogelijkheid, gezien de resultaten van dit onderzoek, het onderzoek naar de oorzaak eerder te laten plaatsvinden?

II. REACTIE VAN HET KABINET


X Noot
1

Trouw, 29 november 2019: De veestapel blijft op peil, het aantal geiten neemt toe.

X Noot
2

2009: «Mogelijke effecten van intensieve-veehouderij op de gezondheid van omwonenden: onderzoek naar potentiële blootstelling en gezondheidsproblemen» https://nivel.nl/nl/publicatie/mogelijke-effecten-van-intensieve-veehouderij-op-de-gezondheid-van-omwonenden-onderzoek;

2011: «Mogelijke effecten van intensieve-veehouderij op de gezondheid van omwonenden: onderzoek naar potentiële blootstelling en gezondheidsproblemen» https://nivel.nl/nl/publicatie/mogelijke-effecten-van-intensieve-veehouderij-op-de-gezondheid-van-omwonenden-onderzoek;

2016: Veehouderij en Gezondheid Omwonenden I https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2016–0058.pdf;

2017: Veehouderij en Gezondheid Omwonenden II https://www.rivm.nl/publicaties/veehouderij-en-gezondheid-omwonenden-aanvullende-studies-analyse-van.

Naar boven