2020D20736 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 27 mei 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voorgelegd over de door de Staatssecretaris op 30 april 2020 toegezonden brief inzake de Kabinetsinzet Toeslagen (Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Toeslagen – deelonderzoek 2) (Kamerstuk 31 066, nr. 624).

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het tweede deelonderzoek IBO Toeslagen en de Kamerbrief en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de van VVD-fractie delen de mening van het kabinet dat een ander toeslagenstelsel noodzakelijk is. Het huidige stelsel is te complex en brengt daardoor te veel problemen en onzekerheden met zich mee. Deze leden delen de urgentie van de problematiek en de noodzaak om op korte termijn een aantal maatregelen te nemen om het huidige toeslagenstelsel te verbeteren. Deze leden lezen voorts de opmerking van de werkgroep dat het wenselijk is om te kijken naar het hele stelsel waarbinnen de toeslag zijn functie heeft, maar dat dit vanwege de taakopdracht door de IBO-werkgroep niet is gedaan. Deze leden snappen de taakafbakening, maar spreken de verwachting uit dat de vervolgstap een onderzoek moet zijn naar het hele stelsel waar de toeslagen een onderdeel van zijn. Deze leden lezen over een aantal verkennende opties die toezien op de achterliggende stelsels. Kan de Staatssecretaris overzichtelijk weergeven naar welke varianten (toeslagengerelateerd en breder) in de beoogde routekaart onderzoek wordt gedaan en waarom? Wat is de taakstelling en hoe ziet de verdere uitwerking eruit?

De leden van de VVD-fractie vragen naar een toelichting op de extra investeringen van het kabinet in de dienstverlening, de drempel voor kleine terugvorderingen en nabetalingen en de maatregelen tot vereenvoudigingen. Aan welke extra investeringen in de dienstverlening wordt gewerkt en waarom? Wat is het beoogde effect van een extra investering in de dienstverlening? Hoe wordt deze beoordeeld? Aan welke drempel tot kleine terugvorderingen denkt de Staatssecretaris en waarom? Deze leden steunen het instellen van een drempel maar vragen de Staatssecretaris naar de financiële gevolgen voor het Rijk en de gevolgen voor de uitvoerbaarheid. Aan welke maatregelen tot vereenvoudiging denkt de Staatssecretaris en waarom? Welke maatregelen zijn onderdeel van het afzonderlijke wetsvoorstel bij het Belastingplan 2021? Op welke manier wordt hiermee volgens de Staatssecretaris uitvoering gegeven aan de motie van het lid Lodders c.s. (Kamerstuk 31 066, nr. 582) die vraagt om bij het Belastingplan 2021 al de eerste verbeteringen en alternatieven door te voeren om te komen tot een beter en menselijker systeem?

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de effecten van de betaalbaarheid, de toegankelijkheid en de kwaliteit zijn meegenomen door de werkgroep IBO

De leden van de VVD-fractie wijzen op het feit dat als terugbetaling uitblijft de Belastingdienst direct overgaat tot dwanginvordering. Is het mogelijk om vanaf een bepaald bedrag aan terugvordering, wanneer de standaard betalingsregeling de draagkracht te boven gaat én blijkt dat terugbetaling aan de Belastingdienst uitblijft, de Belastingdienst zelf direct contact zoekt met de betreffende burger om een maatwerkafspraak over terugbetaling te maken?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de gevolgen wanneer de huidige mogelijkheid van het verrekenen van een belastingschuld met andere toeslagen niet meer tot de mogelijkheden zou behoren? Hoeveel burgers zouden hierdoor niet verder in de problemen komen?

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het kabinet voornemens is te reageren op de door het lid Lodders (VVD) gevraagde brief over het artikel «Belastingdienst loopt ruim 800 miljoen mis»1 en het rapport van de Algemene Rekenkamer «Toeslagen terugbetalen» ter voorbereiding op het plenaire debat dat de Staatssecretaris van Financiën met de Kamer over dit onderwerp gaat voeren. De Rekenkamer deed onderzoek naar het beleid van het terugbetalen van toeslagen en de wens van het kabinet om het aantal terugvorderingen en de hoogte daarvan te verlagen. De Rekenkamer deed onder andere de aanbeveling:

«De Algemene Rekenkamer beveelt het kabinet aan de beleidsinformatie aan het parlement over toeslagen en terugvorderingen te verrijken met informatie op het niveau van het huishouden en over financiële gevolgen gedurende de gehele looptijd van de toeslag vanaf het moment van toekenning van de voorlopige toeslag tot de definitieve vaststelling».2

De toenmalige Staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven de aanbeveling op korte termijn niet implementeerbaar te achten3. Deze leden vragen naar de modernisering van de inningssystemen en de inhaalslag die er momenteel wordt gemaakt op de ICT; wanneer acht de Staatssecretaris het mogelijk de aanbeveling van de Rekenkamer wel te kunnen implementeren? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de verrijking zoals aanbevolen door de Rekenkamer beter inzicht geeft in de «route» van de toeslag, de gebreken en daarmee ook de mogelijke verbeterpunten en oplossingsrichtingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting.

Welke concrete acties wil de Staatssecretaris op korte termijn uitvoeren om het aantal ten onrechte uitbetaalde toeslagen te verkleinen? De leden van de VVD-fractie verwijzen hierbij naar berichtgeving uit juni 20194 dat de Belastingdienst over de afgelopen jaren miljarden ten onrechte aan toeslagen heeft uitbetaald en dat er waarschijnlijk honderden miljoenen definitief oninbaar zijn.

De leden van de VVD-fractie verwijzen naar eerder gestelde schriftelijke vragen van de leden Lodders en Hermans over het bericht dat ouderen zich niet bewust zijn van toeslagen5. Uit de beantwoording door de toenmalige Staatssecretaris van Financiën blijkt dat een onderzoek naar niet-gebruik onderdeel uitmaakt van het IBO Toeslagen. Deze leden lezen in de Kamerbrief bij dit IBO geen concrete acties om de begrijpelijkheid van het bestaan en gebruik van toeslagen onder specifieke doelgroepen te vergroten. Deze leden vragen naar de concrete acties van het kabinet om de communicatie vanuit de Belastingdienst aan te passen zodat begrijpelijkheid en zekerheid richting Nederlanders wordt vergroot. Wanneer verwacht de Staatssecretaris hiervan zichtbaar resultaat?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het partnerschap voor de zorgtoeslag voortaan niet meer met terugwerkende kracht wordt vastgesteld. Hoe werkt het ontstaan van partnerschappen in de andere toeslagen?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de bevindingen van de werkgroep met betrekking tot het gebruik van een harde grens of een afbouwpad. Wat zijn de gevolgen van het gebruik van een harde grens voor de complexiteit, de gerichtheid en doelmatigheid van toeslagen?

In de Kamerbrief lezen de leden van de VVD-fractie dat bij hetzelfde budgettaire beslag een minder gericht stelsel leidt tot forse negatieve inkomenseffecten en dat bij vermijding van deze effecten een forse budgettaire opgave ontstaat. Ook lezen zij dat de tijdigheid terugbrengen de zekerheid wel verhoogt maar huishoudens met een financieel gat laat zitten voordat zij compensatie krijgen. De leden van de VVD-fractie zijn dan ook benieuwd of het klopt dat zonder aanpassingen aan de tijdigheid of gerichtheid het direct financieren van de kinderopvang dan tot soortgelijke problemen met terugvorderingen en nabetalingen zal blijven leiden. Zo nee, hoezo niet? Betekent dit dat de omarmde publiek gefinancierde kinderopvang zowel directe financiering als een groter financieel beslag zou vereisen om de uitvoering te kunnen verbeteren? Zo ja, klopt het dat met een vergelijkbare intensivering als nodig voor een publiek gefinancierde voorziening ook in het huidige stelsel met kinderopvangtoeslag de uitvoeringsproblematiek kan worden teruggebracht? Zo nee, hoezo niet? Klopt het dat een publieke voorziening met gelijkblijvend financieel beslag betekent dat een maximaal aantal uren volledig vergoed wordt? Zo ja, welke gevolgen zou het gebruiken van kinderopvang boven het maximaal aantal vergoede uren hebben op de marginale druk en daarmee op de arbeidsparticipatie? In de brief van 25 april 2018 (Kamerstuk 31 322, nr. 361) geeft het kabinet aan dat verbeteringen binnen het huidige stelsel de voorkeur geniet boven het voorstel van directe financiering. Kan de Staatssecretaris aangeven of en zo ja op welke inhoudelijke punten zijn visie is gewijzigd dat publieke financiering tot betere resultaten zou leiden dan de huidige in gang gezette verbeteringen? Kan de Staatssecretaris toelichten in welke mate het toen ingezette verbetertraject daadwerkelijk heeft geleid tot verbeteringen in de uitvoering? Welke problemen bestaan er ondanks dit traject nog altijd? In welke mate zijn deze problemen gevolg van de uitvoering en in hoeverre zijn deze toe te schrijven aan de gerichtheid en tijdigheid die in het stelsel zit? Kan de Staatssecretaris aangeven of het verkiezen van zekerheid en begrijpelijkheid boven gerichtheid en tijdigheid ook in de huidige uitvoeringspraktijk de toeslagproblematiek kan oplossen? Tot slot, hoe verhoudt een stelsel van een publiek gefinancierde kinderopvangvoorziening zich ten opzichte van de uitvoering van deze voorziening door bedrijven? Welke vrijheden kunnen zij in dat geval behouden in het bieden van hun diensten en het beprijzen daarvan?

De leden van de VVD-fractie vragen welke criteria worden gebruikt bij onderzoek naar publiek gefinancierde kinderopvang. En welke andere (publiek-private of private) stelsels worden onderzocht? Welke aannames worden gebruikt bij de verwachte effecten op arbeidsmarktparticipatie?

Het kabinet stelt dat uit het IBO blijkt dat de hoge actualiteit tot nabetalingen en terugvorderingen leidt. Tegelijkertijd was bij de voorloper van de huurtoeslag (de huursubsidie) juist het gebrek aan actualiteit (t-2) een probleem. Is er niet juist sprake van een te lage actualiteit, omdat bij inkomensveranderingen in de loop van een jaar de voorschotbedragen niet automatisch bijgesteld worden, zo vragen de leden van de VVD-fractie. In hoeverre is verkend wat er binnen het Nederlandse systeem nodig is om de actualiteit te vergroten met (meer) real-time data? Waarom kan het Universal Credit-systeem in het Verenigd Koninkrijk wel werken met real-time inkomensgegevens en het Nederlandse systeem niet?

De leden van de VVD-fractie vragen welke varianten voor een normhuur nader worden onderzocht. Worden hierbij ook budgetneutrale en besparingsvarianten (met eventueel flankerend beleid) meegenomen, in tegenstelling tot de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen?

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of de Staatssecretaris het standpunt deelt dat de kindregelingen gerelateerd moet blijven aan de kosten die samengaan met het opvoeden van een kind. Is er binnen het huidig stelsel sprake van te forse financiering in verhouding tot de kosten van een kind? Zo ja, op welke wijze kan er beter worden aangesloten bij de daadwerkelijke kosten? Welke neveneffecten verdwijnen uit het stelsel en welke positieve daarvan – zoals arbeidsparticipatie – kunnen ook op een andere wijze worden gerealiseerd?

De leden van de VVD-fractie vragen op basis waarvan een risico ontstaat op het exporteren van toeslagen bij een «basisbehoeftentoeslag» en hoe dit verschilt van de bestaande toeslagen. Wanneer rondt het kabinet het aanvullende onderzoek naar de voor- en nadelen van de aanpassing van het minimumloon af? Wordt daarbij ook onderzocht wat de effecten zijn bij ontkoppeling van de (bijstands)uitkeringen? In hoeverre maken koopkrachtberekeningen onderdeel uit van dit onderzoek?

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Staatssecretaris het aanvullende onderzoek naar de voor- en nadelen van de aanpassing van het minimumloon afrondt. Wordt daarbij ook onderzocht wat de effecten zijn bij ontkoppeling van de (bijstands)uitkeringen? In hoeverre maken koopkrachtberekeningen onderdeel uit van dit onderzoek? Welke criteria worden gebruikt in het beoordelen of een aangepast stelsel «de overgang van uitkering naar flexibel werk makkelijker» maakt? En in hoeverre wordt ook de overgang of combinatie van flexibel werk en ondernemerschap daarin meegewogen?

De leden van de VVD-fractie lezen over de routekaart. Deze leden zien in de genoemde aanvullende uitwerking verschillende opties die nader uitgewerkt en onderzocht worden. Deze leden zijn van mening dat we zo snel als mogelijk toe moeten naar een ander toeslagensysteem, maar zijn voorts van mening dat in de uitwerking hiervan zorgvuldigheid betracht moet worden. Deze leden lezen over de uitwerking van het eindbeeld, de routekaart met verschillende stappen richting dit eindbeeld en de uitwerking van alternatieven voor het toeslagenstelsel. De uitkomsten hiervan zullen tegelijkertijd met de Kamer gedeeld worden. Deze leden hebben waardering voor de voortvarendheid waarmee het kabinet dit oppakt, maar vragen ook om zorgvuldigheid in de route tot het eindbeeld. Deelt de Staatssecretaris de mening dat er nog geen uitwerking van het eindbeeld of een routekaart hiertoe kan worden vastgesteld voordat er is besloten welke van de verschillende alternatieve uitwerkingen van het toeslagenstelsel en het stelsel in den brede Nederland daadwerkelijk toekomst biedt? Graag een uitgebreide toelichting hierop van de Staatssecretaris.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de verschillende nadere uitwerkingen. Welke varianten onderzoekt de Staatssecretaris? Wordt hier ook een niet publiek gefinancierde variant onderzocht? Kan de Staatssecretaris daarnaast bevestigen dat zij een «open mind» houdt over de toekomst en de Kamer blijft betrekken bij belangrijke besluitvorming hierover?

De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt bedoeld met de zinsnede dat de varianten worden beoordeeld op de mate waarin deze de problemen met de huidige toeslagen oplossen in samenhang met gedragsinzichten. In hoeverre spelen koopkrachtverschillen en systeemkosten een rol in deze beoordelingen? Welke andere criteria worden meegewogen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het IBO toeslagen deel twee. Zij zijn de onderzoekscommissie zeer erkentelijk voor het gedane onderzoek. Deze leden waarderen dat het kabinet aan de slag gaat met de verdere uitwerking en nog komt met een contourennota en een routekaart en zij verwachten dat met name de juridische en uitvoeringsaspecten niet moeten worden onderschat. Zij vragen daarom een eerste globale beoordeling als het gaat om de uitvoerbaarheid door bijvoorbeeld de Belastingdienst van de opties die geschetst zijn in het tweede deel van het IBO toeslagen.

Verder lezen de leden van de CDA-fractie dat het kabinet voornemens is om te kijken naar publiek gefinancierde kinderopvang als alternatief voor kinderopvangtoeslag, om met een brede blik te kijken naar de ondersteuning van betaalbaar wonen, om meerdere alternatieven te verkennen om de zorgtoeslag specifiek te richten op een kleinere groep mensen door een verhoging van het wettelijke minimumloon of fiscale wijzigingen en om alternatieven voor het kindgebonden budget te onderzoeken. Op welke wijze worden deze vier verkenningen gecoördineerd en de uitkomsten ervan met de Kamer gedeeld? Worden alle in het IBO toeslagen genoemde beleidspakketten en opties verkend? Is het doel om alle toeslagen te vervangen of kan de uitkomst ook zijn dat alleen de toeslagen met de grootste problemen vervangen worden door een alternatief? Met de vier genoemde onderzoeken lijkt het alsof gefocust wordt op beleidspakket C1. Is dat ook de inzet van de Staatssecretaris? Worden de andere beleidspakketten ook onderzocht en door welke bewindspersoon wordt die verkenning dan gedaan?

In het IBO toeslagen wordt geconstateerd dat het huidige toeslagenstelsel is vormgegeven langs vier keuzes, te weten de mate van gerichtheid, de mate van tijdigheid, huishouden versus individu en de verdeling van verantwoordelijkheid tussen burger en overheid. Een ander stelsel vereist ook andere keuzes op deze vier gebieden. Kan de Staatssecretaris aangeven welke uitkomsten zij daarbij wenselijk acht?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de kabinetsinzet Toeslagen en het interdepartementaal beleidsonderzoek toeslagen deel 2. Deze leden verwelkomen dat hiermee een stap wordt gezet bij de invulling van de motie-Bruins/Van Weyenberg om het huidige toeslagenstelsel te vervangen. Het huidige stelsel werkt niet goed voor een te grote groep burgers. De leden van de D66-fractie benadrukken het belang van een eenvoudig stelsel, waarin lage inkomens worden ondersteund en (meer) werken loont. Deze leden beseffen dat een grote hervorming van het toeslagenstelsel, naast andere maatregelen om het belastingstelsel te hervormen en moderniseren, ingrijpend is, zowel voor de ontvangers als voor de Belastingdienst. Tegelijkertijd heeft ook de huidige vormgeving grote negatieve gevolgen voor zowel mogelijke ontvangers als de uitvoering. Deze leden vragen in hoeverre er sprake is van een paradox, dat hervormingen die bijdragen aan een eenvoudig stelsel vertraagd worden door de complexiteit van het huidige stelsel. Deze leden zullen de bouwstenen in de verschillende rapporten zoals Kansrijk Belastingbeleid van het Centraal Planbureau (CPB), het Ontwerp voor een nieuw Belastingstelsel, de Brede maatschappelijke heroverwegingen en de verschillende interdepartementale beleidsonderzoeken goed bestuderen.

De leden van de D66-fractie delen de analyse dat toeslagen een sluitstuk zijn van de onderliggende stelsels van zorg, huur en kinderopvang en verwelkomen de bevestiging van het kabinet dat er voor alternatieven voor het toeslagenstelsel in de eerste plaats ook taboevrij gekeken moet worden naar aanpassingen in deze specifieke domeinen. Deze leden vragen waarom niet al direct met dit onderzoek fundamentele alternatieven voor toeslagen verder zijn uitgewerkt.

De leden van de D66-fractie vragen wanneer de routekaart en de verdere uitwerking van alternatieven voor het toeslagenstelsel precies kunnen worden verwacht. Deze leden vragen of daarbij ook verder ingegaan zal worden op de aspecten die bij het rapport IBO Toeslagen deel 2 nog werden aangemerkt als «nader te onderzoeken», zoals de exporteerbaarheid van een nieuw vorm te geven toeslag of uitkeerbare heffingskorting of de implicaties van een publiek gefinancierde kinderopvangvoorziening.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris in de gaten houdt dat de extra investeringen in de dienstverlening ook echt leiden tot een betere dienstverlening en waardering. Welke indicatoren gebruikt de Staatssecretaris hiervoor?

De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris op korte termijn invulling wil geven aan de beleidsvariant om niet-gebruik op te sporen. De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre het niet-gebruik van toeslagen, en andere reële nadelen van dit stelsel zoals de hoge terugvorderingen en toeslagenschulden, zijn meegenomen in koopkrachtplaatjes.

De leden van de D66-fractie verwelkomen na de eerdere bevestiging over de bredere verantwoordelijkheid voor het toeslagenstelsel van de Minister-President dat dat de kabinetsbrief ook mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst is verstuurd. Deze leden vragen op welke wijze de verschillende bewindspersonen hun verantwoordelijkheid zullen nemen in de uitwerking van een nieuw stelsel.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL

De leden van de fractie van GroenLinks zijn het met het kabinet eens dat een ander stelsel noodzakelijk is, waarbij de zekerheid en voorspelbaarheid voor burgers wordt vergroot.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe het staat met de verkenning van een samenvoeging van toeslagen in een basisbehoeftentoeslag. Is onderzocht of burgers dit daadwerkelijk als een vereenvoudiging zouden ervaren?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat in de formule van een basisbehoeftentoeslag geen vermogenstoets is opgenomen. Of is dit onderdeel van het toetsingsinkomen?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen welke stappen het kabinet precies van plan is te gaan zetten buiten het huidige stelsel bij de zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag en bij het kindgebonden budget. Wanneer komt hier meer duidelijkheid over in de routekaart?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris in hoeverre zij de verzilveringsproblemen bij huishoudens met lage inkomens wil oplossen. Wat is voor de Staatssecretaris een acceptabel percentage niet-verzilverbare kortingen? Is het voor de Staatssecretaris een optie om (een deel van de) niet-verzilverbare heffingskortingen uit te keren of is dat een politiek taboe?

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er een aantal opties nog niet volledig is uitgewerkt (zoals optie 9, een integratie van het toeslagenstelsel en de inkomstenbelasting). Op welke termijn verwacht de Staatssecretaris dit uitgewerkt te hebben?

De leden van de fractie van GroenLinks lezen met interesse de aanbeveling om nader onderzoek te doen naar een hervorming van een publiek gefinancierde kinderopvang. Wanneer verschijnen de resultaten van dit nadere onderzoek?

Welke inkomenseffecten bij de laagste-inkomensgroepen zijn voor dit kabinet acceptabel, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de Staatssecretaris (in algemene termen) kan reageren op de problematiek in onderstaand artikel6. In hoeverre gaan de aangekondigde versoepelingen van het beleid een oplossing bieden voor de problemen die in het artikel naar boven komen? Welke problemen worden hiermee nog niet opgelost?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het IBO Toeslagen en de reactie van het kabinet hierop.

De leden van de SP-fractie constateren dat het kabinet in haar reactie toegeeft dat het toeslagenstelsel compleet faalt in het doel om inkomensondersteuning, iets dat te meer blijkt uit de toeslagenaffaire die thans speelt. De constatering van het kabinet dat toeslagen onzekerheid bieden onderschrijven zij, maar dit kan geen nieuw gegeven zijn voor het kabinet gezien alle rechtszaken die bijvoorbeeld op het vlak van de kinderopvangtoeslag zijn gevoerd. Hoe is het mogelijk dat het kabinet nú tot dit inzicht komt terwijl grote onzekerheid bij alle toeslagen, weliswaar in verschillende ordes van grootte, reeds sinds de invoering van inkomensondersteuning via toeslagen onderdeel is van dit systeem. De leden van de SP-fractie hebben hierop al in onder meer 2015 gewezen in de zaak van kinderopvang De Parel waarbij ouders toeslagen terug moesten betalen die zij nooit hebben ontvangen. Tevens wijzen zij op het rapport van de Nationale ombudsman dat de onevenredige aanpak van ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen aankaartte. Al jaren geleden was dus bekend dat de onzekerheid binnen het toeslagenstelsel bij de ontvangers van toeslagen lag, dat plegers van fraude dikwijls vrijuit gingen en dat onschuldige ontvangers hiervoor moesten boeten. Welke conclusies over het stelsel zijn destijds getrokken, welke consequenties zijn hieraan verbonden, zowel ambtelijk als beleidsmatig, en waarom is hierover niets aan de Kamer gemeld? Zij vragen de Staatssecretaris om het recente nieuws dat een wetsvoorstel dat deze onzekerheden ten dele had moeten wegnemen te bevestigen of te ontkrachten en verzoeken de Staatssecretaris het niet ingediende wetsvoorstel ter informatie naar de Kamer te zenden opdat kan worden beoordeeld in hoeverre sprake was van nalatigheid van de regering. Tevens vragen de leden van de SP-fractie hoe risicoselectie tot stand kwam bij alle vormen van toeslagen, op basis van welke criteria zogeheten uitworpen plaatsvonden, welke Business Cases voor fraudebestrijding bestonden bij Toeslagen, hoeveel mensen hierdoor zijn getroffen en of hierbij (per geval) sprake was van onterechte terugvordering van toeslagen.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris waarom de grootste vorm van inkomensondersteuning via de Belastingdienst, de hypotheekrenteaftrek, niet ook is onderzocht. Zij vragen de Staatssecretaris om een vergelijking te maken tussen de onzekerheden die het toeslagenstelsel kent en het stelsel van de hypotheekrenteaftrek. Zij vragen de Staatssecretaris hoe vaak het voorkomt dat hypotheekrenteaftrek wordt teruggevorderd en of dit becijferd kan worden, uitgesplitst naar inkomensgroepen.

De leden van de SP-fractie lezen in de reactie van de Staatssecretaris op het IBO dat mensen om uiteenlopende redenen niet de mentale ruimte hebben om toeslagen aan te vragen. Uit het eerste deelonderzoek bleek al dat het niet-gebruik met 10% erg hoog is en dat het ondoorzichtig is. Deze leden vragen de Staatssecretaris welk deel van het niet-gebruik wordt veroorzaakt door angst en onzekerheid of recht op toeslagen bestaat. Deze leden zijn tevens benieuwd naar de duiding van deze gegevens in relatie tot het alles-of-nietskarakter van toeslagen zoals dit pas zeer recent is gekraakt door de Raad van State, terwijl vele eerdere uitspraken dit karakter van het toeslagenstelsel hebben bekrachtigd. Welke psychologische druk is door de interpretatie van de Belastingdienst en bekrachtiging daarvan door de Raad van State opgelegd aan de minst draagkrachtigen in de Nederlandse samenleving, gezien het feit dat toeslagen een aanzienlijk deel van het inkomen van burgers kunnen vormen? Zij vragen de Staatssecretaris tevens welke effecten dit op bijvoorbeeld de woonsituatie heeft als mensen bij gezinsuitbreiding niet durven verhuizen omdat zij wellicht niet in aanmerking komen voor huurtoeslag en of zij van mening is dat mensen in ernstige mate belemmerd worden als zij niet durven te werken omdat zij bang zijn dat hun kinderopvangtoeslag kan worden teruggevorderd? Deze leden benadrukken dat financiële reserves bij een zeer groot deel van toeslaggerechtigden minimaal en met grote regelmaat zelfs negatief zijn, mede als gevolg van de afgelopen crisis, en dat een toeslagenstelsel dat mensen van de een op de andere dag in zware schulden kan steken geen positieve invloed zal hebben op de bereidwilligheid om toeslagen aan te vragen.

De leden van de SP-fractie constateren dat met toeslagen impliciet een betaling wordt gedaan aan verhuurders, zorgverzekeraars en kinderopvanginstellingen. Zij vragen de Staatssecretaris of zij met hen constateert dat hiermee een zeer omvangrijke (semi-)private sector met subsidiegeld overeind wordt gehouden. Zij constateren ook dat in de private verhuursector weinig zicht is op de rechtmatigheid van de huur die wordt gevraagd, dat het voor huurders nog steeds bijzonder moeilijk is hun recht te halen en dat dientengevolge met een aanzienlijk bedrag aan subsidie de commerciële vastgoedsector wordt vetgemest door de Belastingdienst. Zij vragen de Staatssecretaris om een reactie op deze constatering en vragen om een puntsgewijze argumentatie indien zij het niet met deze leden eens is. Tevens zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar hoe dit zich verhoudt tot de belastingheffing op verhuurders die via de inkomstenbelasting en niet de vennootschapsbelasting belast worden. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat deze commerciële verhuurders geen inkomstenbelasting over inkomsten uit verhuur betalen maar door het innen van huurtoeslag wel belastinggeld ontvangen?

De leden van de SP-fractie constateren dat de Staatssecretaris mogelijkheden ziet om woningcorporaties een normhuur op basis van inkomen voor te schrijven, maar vragen de Staatssecretaris hoe woningcorporaties hierbij worden gecompenseerd en of hierbij te spreken valt van een de facto terugkeer van de huursubsidie. Tevens vragen deze leden of hiermee de effecten van de liberalisering van de woningverhuur, waarmee private verhuurders voor de huurtoeslag dezelfde status kregen als woningcorporaties, ten dele worden teruggedraaid. Indien dit niet het geval is vragen deze leden hoe een toekomstige regeling volgens de Staatssecretaris er voor woningen buiten het stelsel van woningcorporaties uit zou zien en hoe dit uitpakt voor huurders en verhuurders. Voorts vragen de leden van de SP-fractie hoe de Staatssecretaris de mogelijkheid beoordeelt om normhuren ook op te leggen aan private verhuurders en welke wijzigingen in de bestaande systematiek daarvoor nodig zouden zijn.

De leden van de SP-fractie waarderen dat de Staatssecretaris meerdere alternatieven verkent voor de huidige zorgtoeslag en vragen of kan worden toegelicht op welke alternatieven de Staatssecretaris zich richt. Welke wijzigingen overweegt de Staatssecretaris meer specifiek?

De leden van de SP-fractie vragen of met de alternatieven ook naar oplossingen worden gezocht voor de miljoenen aan zorgtoeslag die niet worden aangevraagd, en wat mogelijke oplossingen hiervoor zijn. Deze leden lezen in de brief dat wordt gekeken hoe de zorgtoeslag specifieker op een kleinere groep mensen wordt gericht en vragen of dit niet juist de mensen zullen zijn die nu oververtegenwoordigd zijn in de groep die in aanmerking komt voor zorgtoeslag, maar het om verschillende redenen nalaat deze aan te vragen. Welke andere mogelijke manieren zijn er om ervoor te zorgen dat de inkomensondersteuning terecht komt bij die groepen die er het meest baat bij hebben?

De leden van de SP-fractie constateren dat het kabinet voornamelijk zoekt naar oplossingen binnen het huidige zorgverzekeringsstelsel. Zoals bekend geven deze leden de voorkeur aan een publiek zorgstelsel. Echter, zij zien ook binnen het huidige stelsel mogelijkheden voor het rechtvaardiger innen van de zorgkosten waarbij de zorgtoeslag geheel kan worden afgeschaft. Zij vragen of het alternatief van het fiscaliseren van de zorgpremie, waarvan het CPB heeft berekend dat driekwart van de huishoudens erop vooruit gaat in koopkracht, mee kan worden genomen in de verkenning van het kabinet? Het is deze leden namelijk een doorn in het oog dat lage en middeninkomens een zoveel groter percentage van hun inkomen kwijt zijn aan zorg, terwijl bij fiscalisering de hoogste inkomens de een naar hun inkomen evenredige bijdrage leveren.

De leden van de SP-fractie constateren dat de Staatssecretaris een onderzoek naar de verhoging van het minimumloon van plan is uit te laten voeren. Deze leden vragen de Staatssecretaris in hoeverre een vorm van inkomensondersteuning nog noodzakelijk zou zijn indien de lonen van degenen die rond het sociaal minimum moeten leven toereikend zijn om onder andere de huur en zorgpremie te betalen en kinderopvang via directe financiering wordt bekostigd. Deze leden vragen de Staatssecretaris of deze overwegingen bij een dergelijk onderzoek worden betrokken en of overbodig maken van inkomensondersteuning door het zorgen voor een toereikend minimuminkomen onderwerp van onderzoek zal zijn.

De leden van de SP-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwacht dat gemeenten maatwerk kunnen leveren als het Rijk minder aan inkomensondersteuning zal doen. Zij lezen dat gemeenten inmiddels ervaring hebben met de uitvoering van de Wmo. Deze leden wijzen de Staatssecretaris op de problemen die bestaan bij de uitvoering van de Wmo, de vaak uitvoerige bezuinigingen die veel gemeenten door de decentralisatie van thuiszorg en zorg uit de voormalige AWBZ en het feit dat gemeenten in de huidige crisis al een zware taak hebben doordat een steeds groter beroep op bijstand wordt gedaan. Zij vragen op welke manier de Staatssecretaris van plan is in dergelijke gevallen gemeenten uit te rusten om dit maatwerk te leveren, of dit een verhoging van het gemeentefonds betekent en hoe ervoor gaat worden gezorgd dat mensen bij een verhuizing niet drastisch in reëel inkomen erop achteruitgaan. Zij constateren dat bij in het verleden uitgevoerde decentralisaties dergelijke drastische veranderingen eerder regel dan uitzondering waren. De leden van de SP-fractie wijzen een verdere decentralisatie van inkomensondersteuning ten volste af aangezien uit eerdere decentralisaties van onder meer de Wmo en de Participatiewet en de aankomende Omgevingswet is gebleken dat gemeenten niet kunnen waarborgen dat burgers krijgen waar zij recht op hebben. Grote verschillen in behandeling van burgers vinden de leden van de SP-fractie ten zeerste onwenselijk en versterken de rechtsongelijkheid binnen het land. Het afhankelijk maken van inkomensondersteuning van de financiële draagkracht van een gemeente, zoals bij andere decentralisaties ook zichtbaar is geweest, is wat deze leden betreft uit den boze.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsinzet ten aanzien van het IBO Toeslagen. Het IBO biedt wat betreft de leden van de PvdA-fractie handvaten om tot een beter stelsel te komen. Het huidige toeslagenstelsel werkt onvoldoende, en zorgt bij veel mensen voor problemen, terwijl het doel van toeslagen juist is om mensen te ondersteunen. Net als vele partijen denken ook de leden van de PvdA-fractie na over structurele verbeteringen. Aanpassing van het stelsel zal niet eenvoudig zijn.

Wat betreft de kabinetsinzet hebben de leden van de PvdA-fractie kennisgenomen van de maatregelen die worden genomen op korte termijn. Voor deze leden staat voorop dat de menselijke maat terugkeert in de uitvoering van de toeslagen. Op welke wijze draagt de kabinetsinzet daaraan bij? Wanneer moeten deze wijzigingen in werking treden, en in hoeverre vallen bestaande gevallen hieronder? Wordt er onderscheid gemaakt in het type partner, en hoe wordt voorkomen dat men «per ongeluk» partner is, of anderszins zonder het te weten als partner wordt aangemerkt? De leden van de PvdA-fractie vragen voorts hoe gezorgd kan worden dat mensen minder vaak met grote terugbetalingen worden geconfronteerd. In hoeverre draagt de kabinetsinzet daaraan bij? Hoe kan het aantal variabelen op basis waarvan toeslagen worden toegekend verminderd worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van 50Plus

De leden van de fractie van 50PLUS danken de Staatssecretaris voor de brief over de kabinetsinzet Toeslagen naar aanleiding van het rapport IBO toeslagen deelonderzoek 2. De leden van de 50PLUS-fractie zien uit naar de aangekondigde routekaart en zij constateren dat er wederom veel werk is verzet.

In algemene zin merken de leden op dat hervorming van het stelsel van belastingen en toeslagen altijd een afweging van belangen en prioriteiten behelst. Een omvangrijke hervorming heeft gevolgen voor inkomen en arbeidsparticipatie ten opzichte van het huidige stelsel. De doelstelling dat iedereen er in het statische koopkrachtbeeld op vooruit moet gaan is onhaalbaar, tenzij er ruimte en/of bereidheid is om een enorme budgettaire inspanning te leveren. De ruimte daarvoor lijkt eerder af te nemen dan toe te nemen, vergeleken met een of enkele jaren geleden. De budgettaire positie van de overheid na de coronacrisis, bepaalt in sterke mate of een hervorming kan worden begeleid met een passende hoeveelheid «smeerolie» in de vorm van een begrotingsimpuls. Het wordt dus moeilijker.

De grotere hervormingsvarianten kennen flinke inkomenseffecten waarbij medianen van hele bevolkingsgroepen in het koopkrachtbeeld negatief zijn, ook al geldt dat in geen enkel geval voor de gehele groep. Een negatieve mediaan bij bijvoorbeeld «gezinnen met kinderen» «uitkeringsontvangers» of «gepensioneerden», of zelfs bij meerdere groepen tegelijk, geeft aan dat een meerderheid van de groep een achteruitgang zal ervaren. Alle niet-inkomensgerelateerde voordelen ten spijt, als een of meerdere bevolkingsgroepen er in doorsnee op achteruit gaan, dan wordt het politiek een zeer grote uitdaging om het aan de kiezer te brengen als een verbetering. 50PLUS verwacht dat voor haalbare hervormingsvoorstellen, ten minste elke bevolkingsgroep in het koopkrachtbeeld een positieve mediaan moet laten zien, binnen een verder aanvaardbare spreiding van effecten binnen de groep. De leden van de fractie van 50PLUS constateren dat dit, behalve bij enkele geïsoleerde maatregelen, nog niet is gelukt.

Om met de bouwstenen en hervormingsvoorstellen aan de slag te gaan, is het belangrijk om te beschikken over sleutels. Als bijvoorbeeld het doel is binnen het voorstel voor een «basisbehoeftentoeslag» de gevolgen voor de minima te verbeteren, dan heeft dat directe gevolgen voor de uitslag op het gebied van arbeidsparticipatie. Is inzicht in deze sleutels openbaar? Kunnen er straks relevante sleutels over de balans tussen inkomen en arbeidsparticipatie worden afgelezen aan de routekaart?

In het deelrapport IBO toeslagen 2 zien de leden van de fractie van 50PLUS ook veel beangstigende maatregelen met dramatische effecten voor de koopkracht van gepensioneerden en voor andere bevolkingsgroepen. Aangezien het gaat om bouwstenen die vaak ook in combinatie met elkaar kunnen worden gebruikt om de gewenste grote vereenvoudiging te bereiken, kan het ook zijn dat de inkomenseffecten van verschillende bouwstenen nog bij elkaar moeten worden opgeteld. In dat geval lijkt de conclusie onvermijdelijk, dat een grote hervorming van belastingen én toeslagen niet mogelijk is zonder zeer ingrijpende inkomenseffecten. De enige optie om daar achter te komen is puzzelen met de bouwstenen op zoek naar de beste balans. Is de Staatssecretaris van mening dat politieke partijen en/of de Tweede Kamerfracties een rol hebben in het vinden van deze balans? Zo ja op welke wijze zouden zij een rol moeten oppakken?

Klopt het dat de alle voorgestelde (grotere) toeslagvarianten met een nieuw instrument op huishoudniveau, erop neerkomen dat een verandering van de samenstelling van de huishouding nog steeds minutieus moet worden doorgegeven aan de uitvoerende diensten? Of beschikken wij nu ook over varianten waarbij de burger een verandering in de samenstelling van de huishouding niet meer hoeft door te geven omdat het toch geen gevolgen heeft voor de hoogte van de «supertoeslag» of de «basisbehoeftentoeslag» etc.?

De leden van de fractie van 50PLUS missen de uitwerking van alternatieve instrumenten op individueel niveau, waarbij veranderingen in de persoonlijke levensstijl of de samenstelling van het huishouden geen invloed meer hebben op het voordeel wat wordt genoten. Klopt dat? Is er zicht op de uitwerking van beleidsscenario’s met oplossingen op individuele basis? Indien nee, waarom niet?

Naar boven