2020D20140 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 april 2020 (Kamerstuk 32 757, nr. 170) over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012, het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen (Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen).

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De griffier van de commissie, Roovers

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012, het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen (Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen)

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het bij de Kamer voorgehangen Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen. Zij hebben nog enkele vragen.

Motie Koerhuis c.s. (28 325, nr. 184)

Deze leden lezen dat onderdelen van het bestuursakkoord zijn verwerkt in het besluit, conform de motie Koerhuis c.s. over het bestuursakkoord verwerken in het verdere wetstraject – Bouwregelgeving. Zij vernemen uit de brief, zoals over bericht in de Cobouw, van de Vereniging Bouw en Woningtoezicht Nederland (VBWT.NL), de veiligheidsregio’s verzameld in Brandweer NL en de gezamenlijke Omgevingsdiensten Nederland verenigd in OD.NL echter ook dat deze partijen constateren dat de rol van het bevoegd gezag onuitvoerbaar is. Deze leden vragen de Minister welke onderdelen van het bestuursakkoord niet in het besluit verwerkt zijn en waarom dit niet gedaan is. Ook vragen zij de Minister om te reageren op de zestal punten die in de brief genoemd worden als ontbrekende zaken in het ontwerpbesluit: (A) Het ontbreken van de mogelijkheid tot het opleggen van info- en stopmomenten, (B) Ontbreken van gegevens bij de melding, (C) ontbreken van de melding start bouw 2 dagen voor aanvang, (D) ontbreken van het toezicht op bouwtechnische eisen uit het omgevingsplan, (E) uitvoeren van herstelwerk zonder melding aan het bevoegd gezag en (F) ontbreken van gegevens bij gereedmelding bouwwerk.

Ook vragen zij hoe de verhouding tussen de kwaliteitsborger en het bevoegd gezag vorm krijgt. Specifiek vragen zij de regering aan te geven hoe voorkomen wordt dat de kwaliteitsborger goedkeuring geeft en het bevoegd gezag achteraf alsnog het bouwwerk afkeurt. Ook vragen zij of rechtszekerheid gegeven kan worden via een instrument vergelijkbaar met de erkende technische toepassingen.

De leden van de VVD-fractie constateren dat door het omzetten van de vergunningplicht naar een bouwmeldplicht kosten voor leges wegvallen. Zij vinden het positief dat kosten wegvallen. Tegelijkertijd constateert deze leden dat gemeenten aan de ene kant taken blijven houden en aan de andere kant inkomsten mislopen. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of deze kosten niet alsnog worden doorberekend. Daarbij maken deze leden zich met name zorgen over het risico dat de bouwer uiteindelijk meer moet betalen, omdat er nu zowel taken bij de private borger als bij de gemeente liggen. In dit licht zien deze leden graag een reflectie op de uitgevoerde pilots. Zij zijn hierbij met name benieuwd naar het gebleken effect in de kosten. Worden de kosten voor leges daadwerkelijk verminderd voor bouwers en, zo ja, met hoeveel?

De leden van de VVD-fractie lezen in het besluit dat de inwerkingtredingsdatum van het stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen wordt heroverwegen. Graag zouden deze leden hier een nadere toelichting op zien. Zij vragen zich af wat de nieuwe inwerkingtredingsdatum wordt, van welke factoren dit afhankelijk is en wat de argumenten daarvoor zijn.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af onder welke gevolgklasse verbouwingen vallen. Klopt het dat verbouwingen in de huidige regelgeving onder gevolgklasse 1 vallen en dat in de nieuwe situatie ook zo blijft? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen (TK 32 757, nr. 170). Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben de reactie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 12 mei jl. inzake het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen, gelezen en verwijzen daarnaar. Graag ontvangen zij een uitgebreid commentaar op de reactie van de VNG omdat uit die reactie forse kritiek doorklinkt en omdat de VNG haar reactie afgestemd heeft met de Vereniging Bouw en Woningtoezicht Nederland (VBWT.NL), de veiligheidsregio’s verzameld in Brandweer NL en de gezamenlijke Omgevingsdiensten Nederland verenigd in OD.NL. Indien de Minister niet tegemoet wil komen aan de reactie van de VNG zal het draagvlak voor de invoering van dit besluit te klein zijn, zo menen deze leden.

De leden van de CDA-fractie ondersteunen het streven naar een stelsel waarin de bouwregelgeving beter wordt nageleefd dan in de huidige situatie het geval is en waarbij de kwaliteit van bouwwerken beter wordt. Nu de wet is aangenomen zal de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en betaalbaarheid vorm moeten krijgen in het besluit bij de Wet Kwaliteitsborging Bouw (WKb).

De leden van de CDA-fractie menen dat het bevoegd gezag zelf moet kunnen waarnemen en beoordelen of een bouwwerk goed gebouwd wordt. Omdat een kwaliteitsborger niet in opdracht van een gemeente werkt kan de gemeente daar niet op vertrouwen. Bovendien lijkt het deze leden om zonder kennis van de onderliggende uitgangspunten, zoals tekeningen en berekeningen, toezicht te houden op de naleving tijdens de bouw, vrijwel niet mogelijk.

De leden van de CDA-fractie vernemen graag hoe de in de loop der tijd aangenomen moties en het ter zake gesloten bestuursakkoord zijn verwerkt.

De leden van de CDA-fractie vragen of aangegeven kan worden wat de financiële gevolgen zijn van het voornemen om bouwwerken in gevolgklasse 1 vergunningvrij te maken en onder te brengen in de Omgevingswet. Gemeenten missen daardoor immers leges. Dat is relevant aangezien dit nieuw is en niet het uitgangspunt was bij het opstellen van eerdergenoemd bestuursakkoord.

De leden van de CDA-fractie lezen in de toelichting bij het ontwerpbesluit bij paragraaf 2.2. dat er afspraken zijn gemaakt met de Federatie Monumentengemeenten over het uitvoeren van proefprojecten bij monumenten. Zij vragen of dat juist is aangezien in het bestuursakkoord is afgesproken dat de huidige afspraken alleen voor risicocategorie 1 gelden en nog niet voor monumenten. Bovendien ontkent de VNG dat er concrete afspraken zijn gemaakt met de genoemde federatie over proefprojecten bij monumenten.

De leden van de CDA-fractie vernemen graag wat de concrete regels zijn rondom de eis dat een kwaliteitsborger niet organisatorisch, financieel of juridisch betrokken mag zijn bij het betreffende bouwproject. Graag vernemen zij daarbij hoe omgegaan moet worden in het grensgebied van de publiek rechtelijke regels vanuit de WKb als de civiel rechtelijke regels van het contractrecht.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de gemeenten het bevoegd gezag blijven dat uiteindelijk ingebruikname van de woning toestaat. Bepaalt en garandeert de kwaliteitsborging vanuit de WKb dat bij goede beoordeling de gemeente automatisch daarin meegaat en er niet voor ingebruikname sprake kan zijn van weigering daarvan terwijl de opdrachtgever verrast wordt en de kosten daarvan draagt, zo vragen zij.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze vooraf zekerheid van goedgekeurde oplossingen verkregen kan worden bij gestandaardiseerde oplossingen in de vorm van een Erkende Technische Toepassing (ETT).

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna: het besluit). Zij hebben nog enkele vragen die ze aan de Minister willen voorleggen.

De leden van de D66-fractie constateren dat een nieuwe inwerkingtredingsdatum voor de Omgevingswet gevolgen heeft voor het besluit. Kan er nader worden geduid op welke wijze de veranderde datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet van invloed is op dit voorliggende besluit?

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre er participatie mogelijk is of blijft voor burgers in beslissingen over de buurt, wanneer onder gevolgklasse 1 geen vergunningen meer worden verplicht maar meldingen? Hoe is inspraak geregeld voor de omwonenden in de snellere trajecten van de melding in plaats van de vergunningsplicht in de gevolgklasse 1? Deze leden vragen of er bij de kortere termijn behorende bij een melding- in plaats van een vergunningstraject- voldoende tijd voor het bevoegd gezag is om de melding goed te kunnen beoordelen?

De leden van de D66-fractie constateren dat er nog onduidelijkheid bestaat over de precieze invulling van gevolgklasse 1. De leden vragen in hoeverre er bij alle gebruikers van het besluit straks duidelijkheid bestaat over welke bouwwerken onder gevolgklasse 1 zullen vallen? In hoeverre vallen afwijkende gebouwen ook onder gevolgklasse 1? Heeft het bevoegd gezag hierin vrijheid om afwijkende gebouwen niet in gevolgklasse 1 te laten vallen? Is er daarnaast duidelijkheid over de voorgeschreven indeling voor de onderverdeling binnen gevolgklasse 1 ten aanzien van de kwaliteitsborgende instrumenten bij verschillende gebouwde objecten? In hoeverre geeft gevolgklasse 1 voor het bevoegd gezag duidelijkheid over welke kwaliteitsborgende instrumenten te gebruiken voor verschillende gebouwde objecten binnen gevolgklasse 1?

De leden van de D66-fractie constateren dat artikel 1.47 voorschrijft dat de kwaliteitsborger niet organisatorisch, juridisch of financieel betrokken mag zijn bij het betreffende bouwproject. Ondanks dat deze leden het belang van een strikt objectieve kwaliteitsborging onderschrijven, vragen zij wat hiervan de gevolgen zijn voor bijvoorbeeld corporaties ten aanzien van het invullen van de kwaliteitsborging? Betekent dit dat een corporatie niet de mogelijkheid kent om een ingehuurde opzichter of medewerker de kwaliteitsborging uit te laten voeren, zowel in het kader van de WKb als voor de corporatie zelf?

De leden van de D66-fractie hechten in het kader van de woningbouwopgave aan opschaling en standaardisatie van processen. Zij vragen in hoeverre er voor eerder Erkende Technische Toepassing (ETT) zekerheid tot acceptatie door het bevoegd gezag bestaat in het voorliggende besluit?

De leden van de D66-fractie constateren dat gemeenten zelf de bevoegdheid hebben om toezicht op de bouwregelgeving vorm te geven. Zij vragen op welke wijze deze invulling door gemeenten wordt gemonitord of volgens welke minimale richtlijnen deze invulling tot stand dient te komen? Daarnaast vragen deze leden in hoeverre, wanneer de kwaliteitsborging bij een borgende partij komt te liggen, het voor het bevoegd gezag mogelijk blijft om controle op de processen uit te voeren?

De leden van de D66-fractie constateren dat er een onderscheid in het besluit wordt gemaakt tussen het dossier bevoegd gezag en het consumentendossier. Zij vragen in hoeverre het dossier bevoegd gezag ook toegankelijk is voor de woning-/gebouweigenaar?

De leden van de D66-fractie constateren dat binnen het besluit de gemeente uiteindelijk de ingebruikname van een woning bepaalt. Zij vragen in hoeverre het besluit aan bouwers de zekerheid geeft dat wanneer de bepalingen uit de WKb worden nageleefd tijdens de bouw, de gemeenten de ingebruikname van de woning ook toestaan?

De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze wordt geborgd dat de kwaliteitsborger in staat is de kwaliteit van controles van externe partijen te controleren die zij zelf vanwege mindere efficiëntie of -kennisniveaus aan externe partijen hebben gelaten?

De leden van de D66-fractie constateren dat er in het bestuursakkoord als voorwaarde is vastgelegd dat uit proefprojecten geen onoverkomelijke knelpunten naar voren dienden te komen. Deze leden vragen in hoeverre er dergelijke proefprojecten hebben plaatsgevonden of nog in de planning staan en wat hiervan de (verwachte) uitkomsten zijn?

De leden van de D66-fractie constateren daarnaast dat de voorwaarde is gesteld dat de ICT bij het Rijk op orde moet zijn als voorwaarde voor het besluit. Deze leden constateren ook dat er bijvoorbeeld bij het Digitaal Stelsel Omgevingswet nog wordt gewerkt aan de ICT-systemen rondom de Omgevingswet. Zij vragen wat de huidige stand van zaken is van de voor dit besluit relevante ICT-systemen, en welke werkzaamheden hiervoor nog in de planning staan?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende besluit. Zij hebben hierover een aantal vragen.

Allereerst zouden deze leden graag een actuele stand van zaken van de Minister ontvangen over de Wet Kwaliteitsborging bouwen. Nu de invoering van de Omgevingswet is uitgesteld vragen deze leden wat dit precies betekent voor de Wet Kwaliteitsborging bouwen?

Voor de leden van de fractie van GroenLinks weegt bij de beoordeling van dit besluit zwaar hoe de instanties die het stelsel moeten uitvoeren hiernaar kijken. Deze leden constateren dat de VNG, de Vereniging Bouw en Woningtoezicht Nederland (VBWT.NL), de veiligheidsregio’s verzameld in Brandweer NL en de gezamenlijke Omgevingsdiensten Nederland verenigd in OD.NL het ontwerpbesluit en de toelichting beoordeeld hebben op onder meer op het proces en de uitvoerbaarheid en dat hun oordeel niet positief is. Deze organisaties verzoeken dringend om het besluit aan te passen. Dit oordeel baart de leden van de fractie van GroenLinks veel zorgen. Graag ontvangen de aan het woord zijnde leden daarom een uitgebreide reactie van de Minister op de beoordeling door bovengenoemde organisaties. Kan de Minister deze reactie precies per kritiekpunt uiteenzetten? En kan de Minister in het verlengde hiervan ook aangeven hoe zij haar toezegging aan de Eerste Kamer van 23 april 2019 gestand doet om de uitleg van de amendementen en de verdere uitwerking daarvan zo veel als mogelijk ondubbelzinnig vast te leggen in de lagere regelgeving? Deelt de Minister de mening dat dit wenselijk is en dit draagvlak garandeert en de praktische uitvoerbaarheid ten goede komt? Zo nee waarom niet? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat zij op een lijn komt met de gemeenten en de andere betrokken partijen? En hoe voorkomt zij dat de kwaliteit van de uitvoering van het stelsel straks in gevaar komt?

Voorts hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog een aantal andere vragen die zij graag aan de Minister voorleggen.

De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag een nadere toelichting ontvangen op een veronderstelde complexiteit van het toekomstige stelsel. Begrijpen zij het goed dat door de introductie van de WKb, en daarbij van een systeem van meldingsplicht in plaats van vergunningplicht, de complexiteit voor ondernemers en inwoners in het bouwproces sterk toe zal nemen? En dat dit ook geldt voor het zogenaamde «vergunningvrije bouwen»? Kan het in het nieuwe stelsel met het voorliggende Besluit Kwaliteitsborging voor het bouwen zo zijn dat een bouwplan op grond van de bouwactiviteit vergunningvrij is, maar op grond van de omgevingsplanactiviteit toch vergunningplichtig? Is het andersom ook mogelijk? Begrijpen deze leden het goed dat bij sommige bouwwerken (gevolgklasse 1) geen vergunningplicht geldt maar een meldingsplicht. Deelt de Minister de zorg dat het stelsel voor veel burgers, voor gemeenten en voor bouwers onbegrijpelijk kan overkomen? Hoe worden zij zo goed mogelijk geholpen zodat het stelsel voor iedereen begrijpelijk zal zijn?

De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag een nadere toelichting van de Minister ontvangen op het risicobeoordelingsplan. Kan de Minister aangeven hoe beleidseisen, bouwtechnische veiligheidseisen en welstandseisen zo op elkaar aansluiten dat een goede risico-analyse gemaakt kan worden? Hoe worden de constructieve consequenties van bepaalde keuzes hierbij expliciet in kaart gebracht?

De leden van de fractie van GroenLinks begrijpen dat er bij de corporaties die straks veelvuldig met de Wet en het Besluit zullen gaan werken nog een aantal vragen leven. Deze leden willen de regering daarom de volgende concrete vragen stellen:

  • In artikel 1.47 staat «Een instrument voor kwaliteitsborging schrijft voor dat de kwaliteitsborging uitsluitend uitgevoerd wordt door een kwaliteitsborger die niet organisatorisch, financieel of juridisch betrokken is bij het betreffende bouwproject, tenzij deze betrokkenheid uitsluitend voortvloeit uit de overeenkomst tot het uitvoeren van de kwaliteitsborging.» Kan de ingehuurde opzichter dan wel eigen medewerker van de corporatie voor de corporatie kwaliteitsborging uitvoeren in zowel de publiek rechtelijke zin vanuit de WKb als de civiel rechtelijke zin van het contract en kan hij deze beide activiteiten dus combineren? Als dat niet kan, dan moet de corporatie een kwaliteitsborger inkopen en daarnaast ook haar eigen personeel controle laten uitoefenen. Dat leidt tot extra (o.i. onnodige) kosten. Als de publiekrechtelijke en de civiele taken niet kunnen worden gecombineerd zal de corporatie moeten werken met 2 dossiers naast elkaar. Dit levert extra kosten op en tevens onduidelijkheid van waar het publieke deel exact ophoudt, waardoor het civiele deel daarmee moeilijk afgestemd kan zijn. Het publieke deel wordt dan immers pas bijna bij het einde van het werk aan de corporatie (en gemeente) ter beschikking gesteld. Dit scheiden kan daardoor kwaliteit verlagend en kosten verhogend voor corporaties zijn. Hoe ziet de Minister dit?

  • Vanuit de Woningwet artikel 92, de Wabo hoofdstuk 5 en het bestuursakkoord tussen BZK en VNG blijkt en blijft de gemeente het bevoegd gezag dat uiteindelijk ingebruikname van de woning toestaat. Bepaalt en garandeert de kwaliteitsborging vanuit de WKb dat bij goede beoordeling de gemeente automatisch daarin meegaat en er niet een paar dagen voor ingebruikname sprake kan zijn van weigering daarvan terwijl de corporatie dat niet kan zien aankomen, de kosten daarvan draagt en toekomstige bewoning dan plots vertraagt?

  • In woningbouw worden steeds meer gestandariseerde oplossingen toegepast wat kwaliteitsverhogend werkt. In regelingen zoals de Renovatieversneller worden deze in toenemende mate door aanbieders in de markt aan corporaties aangeboden en voldoen daarbij aan de vraagspecificatie van steeds grotere groepen samenwerkende corporaties. Op welke wijze kan daartoe vooraf zekerheid van goedgekeurde oplossingen verkregen worden zoals door de Minister verklaard in de vorm van een Erkende Technische Toepassing (ETT)?

  • Onder welke gevolgklasse vallen verbouwingen onder de Omgevingswet? In de huidige wetgeving vanuit de Woningwet is dat gevolgklasse 1 zoals blijkt uit artikel 1.43 derde lid.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de wijzigingen in het Besluit bij de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (WKb). Deze leden hebben eerder tegen de WKb gestemd, voorzagen onduidelijkheden bij betrokken partijen en zijn daarom niet verbaasd dat het ingaan van de wet wordt uitgesteld. De leden van de SP-fractie willen daarom inleidend vragen of de regering alsnog bereid is om de stelselwijziging op het bouwtoezicht te herzien, het huidige gemeentelijke bouw- en woningtoezicht te versterken en de bouwconsument beter te beschermen.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie hoe een conclusie uit 2017 van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, dat er teveel schakels in het bouwproces zijn die tevens hun verantwoordelijkheid niet nemen, zich verhoudt tot het toevoegen van nog meer schakels in de WKb. De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting en vragen hoe het aantal schakels verminderd kan worden.

De leden van de SP-fractie vragen naar de gevolgen van de coronacrisis op de bouwsector in het geheel en op het bouwtoezicht in het bijzonder. Zijn het coronavirus en de bijbehorende beperkende maatregelen echt de reden voor het uitstel of kloppen de berichten dat er sprake is van een «loopgravenstrijd »? Graag zien de leden van de SP-fractie een reflectie op het artikel in Cobouw tegemoet. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie welke ingangsdatum nu wordt voorzien.

In het eerder gesloten Bestuursakkoord staan een aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat de wet kan ingaan. De leden van de SP-fractie vragen de regering om per punt uit het Bestuursakkoord een stand van zaken te geven, bijvoorbeeld: of er voldoende kwaliteitsborgers zijn, wat de stand van zaken is met betrekking tot de toelatingsorganisatie en of de ondersteunende ICT op orde is?

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie specifiek naar het aantal proefprojecten dat is gedaan in gemeenten. Hoeveel zijn dat er en hoeveel zouden het er moeten zijn, voordat de wet in kan gaan?

Tevens luidt de vraag waarom er weinig wordt geoefend met de uitvoering van de WKb. De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting bij mogelijke oplossingsrichtingen om meer ervaring met de WKb op te doen en tot proefprojecten te komen.

De leden van de SP-fractie vragen al jaren aandacht voor veiligheid op de bouwplaats en veilige panden. Ook brandveiligheid is van groot belang voor de samenleving. De leden van de SP-fractie willen daarom weten wat de wet en voorliggend Besluit concreet betekenen voor het veiligheidsniveau van panden, alsmede voor de veiligheid van bouwvakkers.

Graag vernemen de leden van de SP-fractie welke rollen zijn weggelegd voor de Veiligheidsregio’s en de voor de Brandweer en hoe dat terugkomt in regelgeving.

De leden van de SP-fractie vragen naar het verschil tussen een vergunningplicht voor een bouwactiviteit en de bouwmeldingplicht. Graag zien deze leden een toelichting hoe dit werkt in de praktijk en vernemen graag voorbeelden daarbij.

Tevens vragen de leden van de SP-fractie op welke manieren dergelijke (technische) verschillen worden duidelijk gemaakt aan een bouwconsument.

De leden van de SP-fractie vragen wat -naast een gemeente- nog meer «het bevoegd gezag» kan zijn om toezicht te houden of te handhaven, aangezien de gemeente wettelijk belast is met het toezicht op de naleving. Zij ontvangen graag een toelichting hierop.

De zin uit de toelichting: «Gemeenten mogen er op vertrouwen dat het bouwwerk bij gereedmelding zal voldoen aan de bouwtechnische voorschriften als de kwaliteitsborger aan de hand van een toegelaten instrument voor kwaliteitsborging werkt.» roept bij de leden van de SP-fractie de vraag op wat er gebeurt als dat vertrouwen wordt geschaad, of als er bij de gemeente een vermoeden is dat het niet klopt. De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting op deze situaties en vragen tevens welke mogelijkheden een gemeente dan heeft om in te grijpen of de kwaliteitsborger aanwijzingen te geven.

De leden van de SP-fractie vragen of het bevoegd gezag informatiemomenten kan afdwingen. Deze leden vragen hoe het bevoegd gezag haar taak goed kan vervullen als het opleggen van informatie- en stopmomenten afhangt van een waarneming of melding van de kwaliteitsborger. Graag een toelichting op dit punt.

De leden van de SP-fractie hebben een zelfde vraag over het afdwingen of opleggen van stopmomenten. Welke mogelijkheden heeft het bevoegd gezag hiertoe en waarom is hier niets over opgenomen in het voorliggend Besluit?

De leden van de SP-fractie vragen waarom in voorliggend Besluit niet is opgenomen hoe wordt geborgd dat een kwaliteitsborger bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening houdt met de extra eisen die een gemeente kan hebben gesteld, bijvoorbeeld als het gaat om duurzaamheidseisen. De leden van de SP-fractie willen weten hoe een gemeente dit kan controleren, kan bijsturen en welke andere rol of taken er hier zijn weggelegd voor het bevoegd gezag. Wanneer de regering geen rol ziet voor het bevoegd gezag, dan luidt de vraag waarom er dan extra eisen gesteld kunnen worden en hoe deze kunnen worden gecontroleerd. Graag een toelichting op dit punt.

In de toelichting lezen de leden van de SP-fractie dat «Een afwijking die nog aangepast kan worden en uiteindelijk hersteld is, hoeft niet aan de gemeente te worden gemeld.» Het bevreemdt deze leden waarom dit niet gemeld hoeft te worden. Deze leden willen graag een uitleg op dit punt en vragen tevens waar de gemeente het eerder genoemde vertrouwen dan op moet baseren als er geen open kaart gespeeld hoeft te worden over afwijkingen of herstelwerkzaamheden in dit kader.

Welke onderdelen moet een «dossier bevoegd gezag» bevatten als een bouwwerk gereed is, vragen de leden van de SP-fractie. Welke afwegingen zijn gemaakt om onderdelen wel, dan niet op te nemen? Klopt het dat (onderdelen van) tekeningen er geen onderdeel van uitmaken? Zo ja, waarom, vragen de leden van de SP-fractie.

Graag ontvangen de leden van de SP-fractie hoe de overgang van bouwfase naar bestaand bouwwerk eruit ziet en hoe dit wordt vastgelegd.

De leden van de SP-fractie stellen de vraag waar de risicobeoordeling van de gemeente voorafgaand aan het bouwproces terugkomt in het Besluit.

De leden van de SP-fractie vragen welke efficiëntie bedoeld wordt in de zin: «Het stelsel bevat verder prikkels om de kwaliteitsborging zo efficiënt mogelijk uit te voeren.» Wordt hier ook financiële efficiëntie bedoeld, en daarmee dus de druk om werkzaamheden zo goedkoop mogelijk uit te voeren, vragen de leden van de SP-fractie. Zo nee, hoe wordt dat gewaarborgd in voorliggend besluit?

Graag vernemen de leden van de SP-fractie op welke manier(en) de onafhankelijkheid van een kwaliteitsborger is gewaarborgd, zowel financieel, juridisch of organisatorisch. Waar in de regelgeving wordt duidelijk dat een kwaliteitsborger geen belangen mag hebben of betrokken kan zijn bij de betreffende onderneming?

De leden van SP-fractie vragen welke afspraken zijn gemaakt met de Federatie Monumentengemeenten over het uitvoeren van proefprojecten bij monumenten. Graag vernemen deze leden welke ervaringen hierbij zijn opgedaan.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie hoe lang de regering beschermde monumenten buiten het stelsel van kwaliteitsborging wil houden, aangezien er gesproken wordt over «vooralsnog». Ook vragen deze leden welke «beschermde monumenten» worden bedoeld. Zijn dit alleen Rijksmonumenten of ook gemeentelijke, provinciale, archeologische of een combinatie daarvan? Graag een toelichting op dit punt.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorgehangen Besluit Kwaliteitsborging voor het bouwen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.

Deze leden plaatsen vraagtekens bij het toebedelen van het toezicht aan private kwaliteitsborgers. Hierin ligt volgens de leden van de PvdA-fractie een risico. Zij beschikken immers niet over het wettelijk instrumentarium van het bevoegd gezag. Het gevaar bestaat dat zij (omdat het hun inkomensbron wordt) te veel gaan controleren waardoor de bouwkosten onnodig verder zullen stijgen. Het tegenovergestelde kan ook het geval zijn. Ze zien te veel door de vingers omdat anders aannemers niet langer onder hun begeleiding willen bouwen. Deelt de inister de zorgen van de PvdA-fractie? Zo ja, welke waarborgen zijn er om de benoemde risico’s verkleinen of weg te nemen? Is het mogelijk voor woningcorporaties om eigen medewerkers in te zetten om de kwaliteitsborging uit te voeren? Zo nee, vallen de extra kosten voor inhuur van een kwaliteitsborger dan op het dak van de woningcorporatie?

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de gemeente op de bouw moet kunnen blijven inspecteren. Die rol kan niet louter door een kwaliteitsborger worden overgenomen. Deze leden constateren dat in de voorgenomen besluittekst de wettelijke bepaling ontbreekt waardoor het bevoegd gezag na aanleiding van de risicoanalyse kan ingrijpen. Daarbij ontbreekt ook de mogelijkheid tot het nemen van een nader voorschrift om te eisen dat nadere gegevens worden overlegd. Deelt de inister de zorgen rondom deze ontbrekende wettelijke bepalingen? Is zij bereid om alsnog wettelijke bepalingen op te nemen die dit regelen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het bevoegd gezag altijd de mogelijkheid moet houden om te kunnen inspecteren en de ingebruikname van een gebouw moet kunnen opschorten totdat alle gebreken zijn hersteld. Het ontwerpbesluit voorziet alleen dat gemeenten mogen controleren of alle stukken in het dossier zitten zonder een inhoudelijk oordeel te geven. Kan de Minister uitleggen waarom gemeenten niet de mogelijkheid krijgen tot inspecteren voor ingebruikname? Ziet zij gevaren in de huidige regeling waardoor gemeenten verplicht zijn tot ingebruikname ondanks eventueel aanwezige gebreken? Kan het onder de huidige opgenomen regeling voorkomen dat ondanks de kwaliteitsborging vanuit de WKb de gemeente ingebruikname weigert en die kosten terechtkomen bij woningcorporaties?

De leden van de PvdA-fractie hebben eerder een motie ingediend om voor veel voorkomende toepassingen een systeem van erkende technische toepassingen te ontwikkelen door een gezaghebbende organisatie. Doel is om te stimuleren dat de kwaliteitsboring zich beperkt tot het toezicht op nieuwe, unieke en specialistische toepassingen met een hoger risico. In de toelichting van het ontwerpbesluit wordt de motie nu genoemd, maar wordt volgehouden dat ook erkende toepassingen op de bouwplaats gecontroleerd moeten worden. Ook wordt de indruk gewekt dat de toelatingsorganisatie over het beheer ervan gaat. Daarmee wordt de bedoeling van de motie onderuitgehaald. In combinatie met de verscherpte aansprakelijkheid is controle van erkende technische toepassingen overbodig en zou daarom uit het takenpakket van de kwaliteitsborgers gehaald moeten worden. De handelingen onder ETT zouden ook geen onderdeel zijn van beoordeling van het bevoegd gezag. Is de Minister het eens met deze voorgestelde verandering van het ontwerpbesluit? Zo ja, is zij bereid de voorgestelde wijzigingen op te nemen? Op welke manier kan vooraf zekerheid van goedgekeurde oplossingen verkregen worden zoals door de Minister verklaard in de vorm van een ETT?

De aan het woord zijnde leden wijzen erop dat met de motie Koerhuis (28 235, nr. 184) is vastgelegd dat de inhoud van het bestuursakkoord, dat op 15 januari 2019 is getekend door de Minister en de VNG, onverkort wordt omgezet in de onderliggende wetgeving. Deze leden moeten vaststellen dat met het in voorhang gepubliceerde ontwerpbesluit dit in het geheel niet is gebeurd. Waarom wordt er niet volledig uitvoering gegeven aan de motie? Kan de Minister bovendien garanderen dat het omzetten van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen naar de Omgevingswet inhoudelijk neutraal geschied?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de beoordeling van het ontwerpbesluit door de VNG. De zorgen gaan over de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en betaalbaarheid van de verdere uitwerking van de Wet Kwaliteitsborging bouw (WKb). Deze leden delen deze zorgen. Kan de Minister aangeven of zij deze zorgen ook deelt? Zo ja, kan zij aangeven welke stappen worden ondernomen om dit te ondervangen?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in het ontwerpbesluit sinds 2017 niet de aanpassingen zijn doorgevoerd die men zou verwachten na het aannemen door de Tweede Kamer van de amendementen De Vries nr. 16 (gewenste risicobeoordeling door bevoegd gezag) en nr. 17 (dossier overleggen aan bevoegd gezag). Deze leden zijn van mening dat de rol van het bevoegd gezag onuitvoerbaar blijft. Is de Minister bereid om alsnog volledig uitvoering te geven aan de amendementen?

De aan het woord zijnde leden stellen vast dat een aantal cruciale zaken in het ontwerpbesluit en de toelichting ontbreken. Deze leden zijn van mening dat de rol van het bevoegd gezag niet goed kan worden ingevuld bij:

  • a. Het ontbreken van een nader te nemen voorschrift door de gemeente om een besluit te nemen voorafgaand aan het bouwen om adequaat als gemeente zelf te kunnen waarnemen, beoordelen en interveniëren op de risicovolle elementen van het bouwen, risico’s op het bij gereed melding niet voldoen aan alle wettelijke vereisten en risico’s voor de omgeving en openbare orde;

  • b. Het ontbreken van de mogelijkheid tot het opleggen van info- en stopmomenten door de gemeente;

  • c. Het ontbreken van gegevens bij de melding, waardoor de gemeente niet in staat is haar toezichthoudende taken correct in te vullen en de risico’s voor het niet voldoen aan de bouwtechnische regelgeving en de omgevingsveiligheid niet kan inschatten;

  • d. Het ontbreken van de melding start bouw kort voor aanvang;

  • e. Het ontbreken van het toezicht op bouwtechnische eisen uit het omgevingsplan;

  • f. Het uitvoeren van herstelwerk om strijdigheden met regelgeving op te heffen zonder melding aan het bevoegd gezag;

  • g. Het ontbreken van gegevens bij gereed melding bouwwerk;

Deze leden vragen de Minister of zij de mening van de leden van de PvdA-fractie deelt op bovenstaande punten. Is zij bereid om het ontwerpbesluit aan te passen om deze knelpunten weg te nemen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie wijzen graag op de wijze waarop het ontwerpbesluit en de toelichting in elkaar zitten met een oog op de Omgevingswet. Waarom is het Bouwbesluit 2012 aangepast juist nu het de bedoeling is dat de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen gelijktijdig in werking treedt met de Omgevingswet en de daaronder ressorterende Algemene Maatregelen van Bestuur? Kan de Minister uitleggen waarom de rol van de Veiligheidsregio’s en Brandweer voor gevolgklasse 1 is gereduceerd? Is voorzien dat de op dit moment ontbrekende heldere afbakening van bouwwerken onder gevolgklasse 1 alsnog wordt toegevoegd? Onder welke gevolgklasse vallen verbouwingen onder de Omgevingswet? Deelt de Minister de mening dat de bepalingen onder het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving niet eensluidend zijn? De toelichting ontbeert op dit vlak een transponeringstabel op lid-niveau aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of van een 1-op-1 omzetting sprake is. Kan de Minister via een transponeringstabel op lid-niveau alsnog inzicht verschaffen over de omzetting van de voorschriften van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Stb. 2019, 382) naar de voorschriften onder de Omgevingswet, de Wabo en de Woningwet zoals de situatie is beoogd op het geplande moment van inwerkingtreding?

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of, nu de gehele wetgeving in beweging is vanwege de overgang naar de Omgevingswet, aangegeven kan worden welke bepaling van het voorliggende besluit is gebaseerd op welke wet en op welke staat van die wet. Aanwijzing 2.19. van de Aanwijzingen voor de regelgeving geeft aan dat rekening moet worden gehouden met het primaat van de wetgever. «Bij verdeling van de elementen van een regeling over de wet en algemeen verbindende voorschriften van lager niveau bevat de wet ten minste de hoofdelementen van de regeling.» Op grond daarvan dienen de wettelijke bepalingen van de Wet Kwaliteitsborging over risicobeoordeling en dossier bevoegd gezag in de Omgevingswet te worden opgenomen. Dat voorkomt dat de wetgever aan deze hoofdelementen voorbijgaat. Kan de Minister bevestigen dat die artikelen uit Stb. 2019, 382 onverkort in de Omgevingswet terugkeren?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister kan uitleggen waarom in afwijking van de inhoud en de nadrukkelijke bedoeling van het amendement TK 34 453, nr. 16 de risicobeoordeling volgens het Ontwerpbesluit onderdeel is van het borgingsplan van de kwaliteitsborger? Kan de Minister toezeggen dat deze bepaling alsnog zo wordt aangepast? Waarom vallen zeer risicovolle gebouwen, zoals BRZO’s en hele grote brandcompartimenten met toepassing van NEN 6060 en NEN 6079 onder gevolgklasse 1? Bent u bereid om deze gebouwen alsnog uit te sluiten van de eerste tranche bouwwerken die gaan vallen onder de WKb? Kan de Minister toezeggen dat dit ook geldt voor bouwwerken die worden gebouwd over spoor- en tramwegen?

De aan het woord zijnde leden vragen waarom onder de Omgevingswet en het Besluit bouwwerken leefomgeving verbouwactiviteiten niet langer vallen onder gevolgklasse 1. Kan de Minister aangeven hoe alsnog aan de ontbrekende voorschriften, als bedoelt in 1.2.2 onder a tot en met h in het voorliggende besluit, invulling gaat worden gegeven opdat gemeenten hun wettelijke toezicht- en handhavingstaken naar behoren kunnen uitvoeren als bedoeld in de amendementen TK 34 453, nr. 16 en TK 34 453, nr. 17 en het Bestuursakkoord? Hoe wordt aan de financiële zorgen en risico’s van de gemeenten tegemoet gekomen als bedoeld in paragraaf 1.2.3 van de inleiding? Kan de Minister inzicht verschaffen in de afspraken die met de verzekeringswereld zijn gemaakt om te waarborgen dat gedurende de 20 jaar garantietermijn de gebruiker van een bouwwerk een beroep kan doen op die verzekering? Hoe wordt onder de Omgevingswet invulling gegeven aan de door het bevoegd gezag te beoordelen indieningsvereisten die de risicobeoordeling betreffen?

Tot slot merken de leden van de PvdA-fractie op dat in het bestuursakkoord met de VNG het volgende is opgenomen: «De risicobeoordeling kan door het bevoegd gezag worden gebruikt om zijn handhavende taak van waarnemen, beoordelen en interveniëren vooraf inhoud en richting te geven. De risicobeoordeling biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid haar repressieve rol uit te kunnen oefenen. In het kader van de handhavende taak kan het bevoegd gezag, indien daartoe in het specifieke geval aanleiding wordt gezien, tijdens de bouw informatiemomenten en stopmomenten aan de vergunninghouder opleggen.» Kan de Minister toelichten waarom in het ontwerpbesluit, in afwijking van de strekking van het bestuursakkoord, niet de mogelijkheid van een maatwerkvoorschrift over het opleggen van informatiemomenten en stopmomenten is opgenomen?

Naar boven