2020D18097

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2020

Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over het onderwijskundig experiment op de Jan Ligthartschool in Westerbroek (gemeente Midden-Groningen).

In 2017 heeft de voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer samen met de Verenigde Zelfstandige Dorpsscholen (VZD) een experimentaanvraag ingediend met betrekking tot de Jan Ligthartschool in Westerbroek. In samenspraak met de VZD is het experiment vormgegeven. Het experiment heeft als doel om een concept te toetsen waarbij dorpsbewoners actief worden betrokken bij het onderwijsproces, zowel inhoudelijk als facilitair. Na akkoord van mijn ambtsvoorganger Staatssecretaris Dekker is per 1 augustus 2017 het experiment op de school van start gegaan. Voor de school is gedurende de experimentperiode een uitzondering gemaakt op de opheffingsnorm.

Het Ministerie van OCW heeft de voortgang van het experiment gevolgd. In 2019 heeft de Inspectie van het Onderwijs de onderwijskwaliteit op de Jan Ligthartschool als onvoldoende beoordeeld. Op ambtelijk niveau is daarover met de school en de VZD gesproken en zijn er zorgen geuit. Niet alleen vanwege het oordeel van de inspectie, maar ook vanwege de moeizame totstandkoming van de samenwerking met het dorp en het uitblijven van groei van het aantal leerlingen.

Ook de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) komt tot de conclusie dat dit onderwijskundig experiment op de helft van de looptijd nog niet de gewenste uitkomsten heeft opgeleverd. De EUR heeft eind april 2020 een tussenrapport gepubliceerd met een evaluatie van de effecten van het experiment op de onderwijskwaliteit, de interne organisatie en bestuur van de school en de relatie met de lokale gemeenschap.1 Uit dit rapport blijkt dat er meerdere redenen zijn waarom het experiment niet zoals beoogd van de grond gekomen is. Allereerst concludeert de EUR dat het niet verstandig is om een experiment te starten op een school waarvan het voortbestaan onzeker is. Daarnaast geeft de EUR aan dat het voor een klein schoolbestuur vrijwel onmogelijk is om alle bestuurlijke, onderwijskundige en administratieve taken goed uit te voeren. Op grond van het onderzoek hebben de onderzoekers de indruk dat op een kleine locatie onder bepaalde voorwaarden hoogwaardig kwalitatief onderwijs kan worden verzorgd, maar het dreigt onwerkbaar te worden als daar de bestuurlijke en administratieve taken van een schoolbestuur bij komen. Ten slotte geldt volgens de EUR dat Westerbroek minder geïsoleerd ligt dan een aantal andere kleine dorpen in Nederland, waardoor een deel van de inwoners al sterk georiënteerd is op omliggende plaatsen. De bijdrage aan de school kwam daardoor vooral te rusten op de schouders van een vrij beperkte groep mensen in het dorp. Bovendien kiest een groot deel van de ouders voor een school buiten het dorp.

De Raad van Toezicht van de Jan Ligthartschool heeft mij in april schriftelijk geïnformeerd over het besluit van het schoolbestuur om de school te laten fuseren met een school in een naburig dorp. Daarmee houdt de Jan Ligthartschool in Westerbroek op te bestaan en zal het experiment worden beëindigd.

Ik hecht belang aan de aanwezigheid van een school in een kleine gemeenschap. De wet biedt mogelijkheden voor scholen om af te wijken van de opheffingsnorm en de kleinescholentoeslag is opgehoogd om kleine scholen extra armslag te geven om goed onderwijs te verzorgen. Het onderzoek van de EUR heeft laten zien dat dit onderwijskundig experiment geen passende bijdrage heeft geleverd aan de onderwijskwaliteit. Ik heb dan ook begrip voor het besluit van het schoolbestuur om de school te sluiten.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven