2020D12985 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief inzake Geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april 2020 (2020Z06078).

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

Inhoudsopgave

Blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Inbreng leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng leden van de CDA-fractie

2

 

Inbreng leden van de D66-fractie

4

 

Inbreng leden van de GroenLinks-fractie

6

 

Inbreng leden van de SP-fractie

10

 

Inbreng leden van de PvdA-fractie

11

 

Inbreng leden van de ChristenUnie-fractie

13

     

II

Antwoord / Reactie van de Minister

14

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inbreng leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de inzet van de Europese Unie op het terrein van ontwikkelingssamenwerking in relatie tot het nieuwe coronavirus. Kan de Minister toelichten wat haar inzet is ten aanzien van de Europese ontwikkelingssamenwerkingsinzet in de strijd tegen het nieuwe coronavirus? Kan de Minister een overzicht geven van de middelen die de Europese Unie tot dusver heeft ingezet uit hoofde van ontwikkelingssamenwerking ter bestrijding van het nieuwe coronavirus en welke doelen hiermee behaald dienen te worden? Kan zij hierbij eveneens toelichten uit welke budgetten deze uitgaven gedaan worden? Welke mogelijkheden zijn er om, binnen het bestaande EU-budget dat voor ontwikkelingssamenwerking is bedoeld, een herprioritering aan te maken ter bestrijding van het nieuwe coronavirus?

Met betrekking tot de uitgaven die de Europese Unie in dit kader doet hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over de wijze waarop deze uitgaven gecontroleerd worden. In hoeverre worden de aanbevelingen die de Europese Rekenkamer gedaan heeft ten aanzien van het uitkeren van Europese ontwikkelingsgelden hierbij gevolgd? Op welke wijze wordt nagegaan of de ontwikkelingsgelden op de juiste wijze besteed worden?

Inbreng leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie willen ten eerste de Minister complimenteren met het nemen van leiderschap door het oproepen tot deze extra Raad Buitenlandse zaken Ontwikkelingssamenwerking. Deze leden delen de zorg voor de gevolgen van de COVID-19 pandemie in Afrika. De zeer zwakke gezondheidssystemen zijn verre van toereikend om deze pandemie het hoofd te bieden. Tevens zijn de economieën van de lage en middeninkomenslanden niet opgewassen tegen de huidige mondiale macro-economische schokken. De leden van de CDA-fractie benadrukken dat westerse landen een verantwoordelijkheid dragen tot actie, maar zijn tevens van mening dat vergaande hulp en ondersteuning noodzakelijk is ten behoeve van de eigen strijd tegen COVID-19.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoeveel geld er beschikbaar is in EU en in hoeverre deze Raad wordt aangegrepen om te bespreken of er binnen de Europese begroting meer middelen zijn vrij te spelen. Daarbij vragen deze leden ook of de Minister in de Raad kan oproepen om te inventariseren of en hoeveel goederen er vrijgemaakt kunnen worden voor derde landen. Te denken valt aan medische goederen welke in Europa in overvloed zijn of andere goederen ten behoeve aan ondersteuning van primaire levensbehoeften.

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het dit jaar aflopende Meerjarig Financieel Kader (MFK) het bemoeilijkt om fondsen te organiseren. Kan de Minister dit toelichten en betekent dit dat financieel er slechts een planning tot einde van dit kalender jaar gemaakt kan worden? Deze leden vragen de Minister wat dit betekent voor de lange termijn interventies. Zal dat nu vooral op basis van financiële inbreng door individuele lidstaten gedaan kunnen worden?

De kwetsbare financieel-economische positie van veel landen zal naar verwachting onder druk komen te staan door afname van binnenlandse en buitenlandse vraag naar producten en diensten, verminderde belastinginkomsten en terugtrekkende (buitenlandse) investeringen en kapitaal, zo valt te lezen in de geannoteerde agenda. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister cijfers te verbinden aan deze analyse. Om hoeveel daling van het Bruto Nationaal Product (BNP) gaat het, om hoeveel daling van investeringen en daling van vraag naar producten en diensten gaat dit voor de belangrijkste lage en middeninkomenslanden?

In de brief wordt gesproken over kapitaalvlucht. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe groot de kapitaalvlucht is uit de Nederlandse focusregio's. Deze leden vragen de Minister of er weer gedacht moet worden aan het verlenen van begrotingssteun. Hoewel Nederland daar al geruime tijd mee gestopt is, is het wellicht nu wel een mogelijkheid om landen te ondersteunen, volgens deze leden.

Aangezien de hele wereld is getroffen door COVID-19 achten de leden aan de CDA-fractie het van belang dat er focus wordt aangebracht in de hulp en ondersteuning die Nederland en ook de EU geven aan derde landen. Deze leden vragen de Minister vooral te focussen op de Nederlandse focusregio's en tijdens de Raad in te zetten op coördinatie tussen de lidstaten en de EU om een zo groot mogelijk aantal mensen en landen effectief te helpen. De EU heeft aangegeven zich te richten op Afrika, Midden-Oosten, Latijns Amerika en Azië. De leden vragen de Minister om focus aan te brengen in de Europese doelstellingen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven wat de EU en specifieke landen doen om de grote vluchtelingenkampen overal ter wereld te ondersteunen. Daarbij vragen deze leden de Minister aan te geven waar Nederland en Nederlandse NGOs vooral actief zijn, hoe hulpverleners beschermd worden en wat de grootste benodigdheden zijn in die kampen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens in te gaan op het veiligheidsvraagstuk en daarbij aan te geven hoe COVID-19 wordt bestreden in conflictgebieden, zoals bijvoorbeeld Jemen en waar er nieuwe gewapende conflicten dreigen te ontstaan door de ontstane crisis. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om in de Raad op te roepen en uit te laten spreken in de conclusies om in navolging van de Verenigde Naties overal ter wereld een staakt het vuren af te kondigen om gezamenlijk de gezamenlijke vijand COVID-19 te bestrijden.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om te agenderen en inventariseren hoe «social distancing» en «de 1,5 meter economie» ook in lage en middeninkomens landen vorm gegeven kan worden. Dat kan bijvoorbeeld door het faciliteren in producten en technologie die daarvoor nodig zijn.

De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen om de medische voorzieningen in de sub-Sahara landen. Deze leden vragen de Minister aan te geven hoe het staat met de medische voorzieningen in sub-Sahara landen evenals kennis en voorlichting over COVID-19.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe de kracht van het maatschappelijk middenveld kan worden ingezet bij de aanpak tegen COVID-19. Juist positie geven aan het maatschappelijk middenveld is van belang omdat er landen zijn die COVID-19-maatregelen aangrijpen om mensenrechten te schenden en het maatschappelijk middenveld te beperken. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om in EU-verband op te roepen om een strategie te ontwikkelen om de regimes in desbetreffende landen aan te pakken zonder dat de bevolking daar onder lijdt.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom er niets te lezen is in de brief over de voedselvoorziening in de midden- en lage inkomenslanden. Het sluiten van de wereldhandel leidt overal tot een «eigen voedsel eerst»-politiek. Dit is erg gevaarlijk voor Afrika omdat het netto importeur is van basisproducten als granen en rijst. Bovendien wordt in de meeste ontwikkelingslanden meer dan 50% van het inkomen uitgegeven aan voedsel en is daardoor zeer kwetsbaar voor prijsstijgingen. Inmiddels heeft Vietnam een stop gezet op het afsluiten van exportcontracten van rijst en werkt Rusland aan het stoppen van de graanexport. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of ze bekend is met dergelijke protectionistische maatregelen en welke voedselproducerende landen eveneens dergelijke maatregelen hebben genomen, of er een strategie wordt ontwikkeld om voldoende voedsel beschikbaar te houden voor de armste en in kaart te brengen waar de grootste benodigdheden zijn.

Veel ontwikkelingslanden zijn veelal agrarische economieën. Door het wegblijven van arbeiders omdat er niet gereisd mag worden of dat ze ziek zijn, dreigen oogsten te mislukken omdat landbouw gebieden worden verlaten. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre hier al sprake van is en hoe landen gestimuleerd en geholpen kunnen worden om buffervoorraden aan te leggen. Deze leden vragen de Minister om op EU niveau ervoor te pleiten om handel richting Afrika in voedsel en medische producten daarom zoveel mogelijk in stand te houden.

Inbreng leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking. Zij willen steun uitspreken voor benadering van het kabinet om in de wereldwijde COVID-19 aanpak internationale samenwerking en soliditeit voorop te stellen, in het bijzonder het beschikbaar stellen van EUR 100 miljoen om de pandemie in ontwikkelingslanden te bestrijden. Tevens waarderen de leden van de D66-fractie de leidende rol die de Minister hierin in neemt.

De leden hebben naar aanleiding van de eerdergenoemde brief en de actuele ontwikkelingen nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie steunen de inzet op Europese coördinatie. Niet alleen worden zo de krachten gebundeld, het zorgt er ook voor dat Europese lidstaten hun middelen en expertise gericht kunnen inzetten daar waar de meeste impact te behalen valt.

Hoe zal volgens de Minister de bundeling van krachten concreet uitwerking krijgen in de lokale hulpverlening?

Hoe vindt afstemming plaatst tussen Team Europe en het gecoördineerd humanitair responseplan van de Verenigde Naties?1 Hoe verhoudt zich de afstemming binnen Team Europe tot de inspanningen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)?

Kan de Minister voorzien hoeveel financiële middelen er vanuit de Europese Commissie binnen de EU-begroting beschikbaar gesteld kunnen worden voor de aanpak van de coronapandemie in ontwikkelingslanden? In hoeverre vormt het aflopen van het Meerjarig Financieel Kader een obstakel en welke oplossingen ziet de Minister hiervoor?

Het coronavirus heeft laten zien hoe groot de verworvenheid van staten is in de wereldeconomie. De Minister constateert terecht de gevaren van het stilvallen van wereldwijde waardeketens. De leden van de D66-fractie steunen dan ook de focus van het kabinet op het ondersteunen van het midden- en kleinbedrijf (MKB). Zij constateren dat het daarbij van belang is ook de continuïteit van investeringen van Nederlandse ondernemers in ontwikkelingslanden te waarborgen.

De leden van de D66-fractie vrezen dat activiteiten van het Nederlandse MKB in ontwikkelingslanden door de economische gevolgen van de coronacrisis worden gestaakt, omdat deze bedrijven mogelijk zelf amper het hoofd boven water kunnen houden. Hoe duidt de Minister dit? Kan het Nederlandse instrumentarium van de Rijksdienst voor Ondernemen Nederland (RVO) hier een rol in spelen door dit bijvoorbeeld breder in te zetten ten behoeve van het voortzetten van activiteiten van het Nederlandse MKB in ontwikkelingslanden?

De leden van de D66-fractie zijn blij met de toegezegde EUR 100 miljoen voor het bestrijden van de COVID-19 pandemie in ontwikkelingslanden.

Kan de Minister concretiseren hoe de toegezegde 100 EUR miljoen wordt uitgesplitst? Welke organisaties worden er gefinancierd?

De Minister gaf tijdens de uitzending van Jinek op 2 april 2020 aan dat tevens andere Europese landen financieel zullen bijdragen aan de gezamenlijke inzet om ontwikkelingslanden in deze crisis te ondersteunen. Kan zij aangeven om welke landen dit gaat en in welke geldbedragen deze landen voorzien?

De leden van de D66-fractie constateren dat tevens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank een rol (kunnen) spelen in het bestrijden van de (gevolgen van) de coronacrisis in ontwikkelingslanden. Zal in de richting van deze multilaterale organen eveneens een gezamenlijke EU-inzet plaatsvinden? Op welke wijze vindt afstemming door Team Europe met zowel het IMF als de Wereldbank plaats om zo op alle fronten de internationale hulp te coördineren?

De leden van de D66-fractie achten het van hoog belang dat er bij de Nederlandse inzet op het bestrijden van de COVID-19 pandemie, gelijke aandacht is voor alle ontwikkelingsregio’s wereldwijd.

Kan de Minister toelichten hoe financiële middelen worden verdeeld over de verschillende regio’s (Latijns Amerika, Afrika, het Midden-Oosten, Azië)? Deelt de Minister de mening van de aan het woord zijnde leden, gezien de internationale aard van deze crisis, dat een min of meer gelijke verdeling over de regio’s wenselijk zijn?

De aan het woord zijnde leden achten het essentieel dat de toevoer van medische bevoorrading aan alle landen gewaarborgd blijft. Voor landen als Cuba vormen bestaande handelsembargo’s een gevaarlijk obstakel voor die toevoer.

Welke rol kan de EU volgens de Minister spelen in het ondersteunen van Cuba en andere landen, voor wie de medische bevoorrading door handelsembargo’s in gevaar komt? Ziet de Minister mogelijkheden om in deze exceptionele omstandigheden bij de Verenigde Staten te pleiten voor opschorting van het handelsembargo?

De leden van de D66-fractie achten het van groot belang dat bestaande kennis rondom preventie en bestrijding van COVID-19 voor alle landen beschikbaar is. In dat licht heeft Costa Rica een oproep gedaan aan de WHO om een wereldwijde pool te maken voor de data, kennis en technologieën die nuttig zijn in de preventie, detectie en behandeling van COVID-19.2 De WHO reageerde positief.

Hoe staat Nederland hiertegenover? Wat was de reactie van het kabinet op de oproep van maatschappelijke organisaties en academici om het voorstel van Costa Rica te steunen?3

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie delen de grote zorgen van het kabinet over het risico op grootschalige verspreiding van COVID-19 in landen met kwetsbare gezondheidssystemen en zwakke financieel-economische posities. Het virus zelf en de maatregelen die nodig zijn ter indamming ervan zullen leiden tot een sterke toename van armoede en honger. Zoals zo vaak zullen de meest kwetsbaren het hardst geraakt worden. Gecombineerd met een vaak laag vertrouwen in instituties is de kans op sociale onrust in veel landen aanzienlijk. Daarbij worden opkomende economieën en ontwikkelingslanden nu al hard geraakt op macro-economisch vlak. Lokale valuta komen onder druk te staan en veel landen bewegen zich gestaag richting een financiële afgrond, waarbij ze het zich niet meer kunnen veroorloven om essentiële medische goederen en voedsel te importeren. Een snelle en omvangrijke reactie van de internationale gemeenschap is hard nodig om een catastrofe te voorkomen. Zowel vanuit de morele verantwoordelijkheid als vanuit eigenbelang. Deze leden zijn dan ook zeer tevreden dat een extra informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking is belegd voor 8 april 2020. Zij hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben daar nog verschillende vragen bij.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij te vernemen dat er wordt gewerkt aan een gecoördineerde Team Europe aanpak. De Minister geeft aan dat de financiële ruimte binnen de EU-begroting en Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) waarschijnlijk beperkt zal zijn. Deze leden doen graag de oproep om alle financiële ruimte die bestaat binnen deze instrumenten, en binnen de nationale begrotingen voor ontwikkelingssamenwerking, in de vorm van niet-juridisch verplichte middelen, zonder dralen beschikbaar te maken voor de bestrijding van deze crisis. Is de Minister bereid om deze oproep te ondersteunen en in te brengen bij de RBZ?

Is de Minister verder bereid om binnen de Team Europe aanpak expliciet te pleiten voor additionele middelen om derde landen te ondersteunen en de mate van additionaliteit ook mee te nemen in het in kaart brengen van de bilaterale inzet van de verschillende lidstaten? Is de Minister bereid om bij de RBZ te pleiten voor een speciaal Europees coronafonds voor de groep minst-ontwikkelde landen, met additionele middelen?

Deze leden zijn ook benieuwd hoe de coördinatie tussen de lidstaten zich verhoudt tot coördinatie binnen het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), met niet-Europese donoren. Bent u bereid om dit aan te kaarten en te pleiten voor sterke coördinatie op DAC-niveau?

Deze leden zijn van mening dat snelheid en flexibiliteit van het grootste belang zijn in tijden van crisis. Voorkomen moet worden dat bestaande projecten niet de ruimte hebben om in te kunnen spelen op de nieuwe realiteit. Is de Minister bereid om bij de RBZ te pleiten voor maximale flexibiliteit in bestaande programma’s, zowel van de Commissie als van de lidstaten, zonder daarbij gemaakte afspraken en contracten niet na te komen? Hoe is de Minister van plan deze flexibiliteit vorm te geven voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking?

Ook in tijden van crisis is lokaal eigenaarschap van belang voor succesvolle interventies. Hoe kijkt de Minister naar de trade-off tussen de snelheid van respons en lokaal eigenaarschap in deze crisis? Is zij bereid om het belang van lokaal eigenaarschap te benadrukken in de RBZ?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd om te vernemen dat de Minister alvast EUR 100 miljoen beschikbaar stelt voor de bestrijding van de pandemie in ontwikkelingslanden. Zij zien dit vooral als een tegemoetkoming aan de oproep vanuit de VN van 25 maart 2020 voor $ 2 miljard voor preventie en humanitaire behoeften.4 De Minister lijkt in de geannoteerde agenda echter te suggereren dat deze middelen ook al gericht zijn op het vergroten van de sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit. In dat geval is het vrijgemaakte bedrag verre van voldoende, zo denken deze leden. Kan de Minister hier op ingaan? Wordt er gewerkt aan het beschikbaar stellen van additionele middelen om ook te ondersteunen bij het opvangen van de economische klappen?

Kan de Minister in meer detail ingaan op de herkomst van de aangekondigde EUR 100 miljoen? Gaat dit ten koste van reeds geplande ontwikkelingsuitgaven? En zo ja, van welke dan? In hoeverre wordt de bijdrage additioneel aan geplande ODA-uitgaven? En betekent de toewijzing van deze EUR 100 miljoen de volledige uitputting van de beschikbare ruimte op de begroting van deze Minister in de vorm van juridisch niet-verplichte middelen? Zo nee, hoeveel ruimte blijft er nog over?

Kan de Minister ook nader ingaan op de besteding van de vrijgemaakte EUR 100 miljoen? Welk deel hiervan gaat naar de WHO en het Rode Kruis? De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ernstig zorgen over de paraatheid van vluchtelingenkampen om met een eventuele uitbraak van COVID-19 om te gaan. Op welke manier wordt daar specifiek aan gewerkt? Gaat een deel van de middelen ook naar de VN Vluchtelingenorganisatie UNHCR met dit doel?

Deze leden delen de analyse van het kabinet dat vrouwen in het bijzonder hard worden getroffen door de pandemie en de gevolgen daarvan. Kan de Minister ingaan op de wijze waarop de Nederlandse inzet, ook de financiële, hier expliciet aandacht aan besteedt?

Ook ondersteunen deze leden het pleidooi van het kabinet om zoveel mogelijk op te treden in partnerschap met maatschappelijke organisaties. Op welke manier is de Minister van plan hier invulling aan te geven? En deelt de Minister de mening dat GAVI in het bijzonder een goed gepositioneerde organisatie is om landen en gemeenschappen effectief te kunnen ondersteunen bij het omgaan met de pandemie? Is de Minister bereid om additionele middelen vrij te maken voor steun aan GAVI?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn, gezien de situatie op de wereldmarkt, ook bezorgd over de toegang voor arme landen tot essentiële medische goederen, zoals beademingsapparatuur, beschermingsmiddelen en benodigdheden voor additionele testcapaciteit. Er is een wereldwijde slag gaande voor dergelijke producten en zelfs een rijk en goed georganiseerd land als het onze ondervindt hierdoor ernstige problemen. Welke mechanismen bestaan er, of kunnen worden gecreëerd op internationaal niveau, om toegang voor arme landen te regelen? Is de Minister bereid om dit onderwerp aan te snijden bij de RBZ?

Behalve financiële middelen en medische goederen is het ook van groot belang dat ontwikkelingslanden toegang hebben tot data, kennis en technologie die nuttig zijn bij de preventie, detectie en behandeling van de pandemie. Bent u bereid om bij de RBZ te pleiten voor Europese steun voor het voorstel van Costa Rica om daartoe een wereldwijde pool op te zetten?5 Deelt u de mening dat patenten nu niet mogen verhinderen dat essentiële medische goederen hun weg kunnen vinden naar ontwikkelingslanden en dat bedrijven nu zouden moeten afzien van rechten die zij aan patenten ontlenen? Bent u voorts bereid om ervoor te pleiten dat overheidssteun vanuit de EU of de lidstaten die aan bedrijven wordt verleend voor het ontwikkelen van tests, medicijnen of vaccins onder de voorwaarde komt dat de resultaten van die inspanningen ook ruimhartig ter beschikking van ontwikkelingslanden zullen worden gesteld?

De Minister gaf in de media aan dat de bijdrage van 100 miljoen euro een druppel is op een gloeiende plaat. De leden van de GroenLinks-fractie beamen dat. Zij vragen de Minister wat het kabinet van plan is te ondernemen om van die druppel een volle emmer te maken, zowel via het verder verhogen van de eigen inspanning als bondgenoten op te roepen om hun deel te leveren?

Hoe kijkt de Minister naar de oproep van de VN van 30 maart om $ 500 miljard aan additionele ODA te mobiliseren om de gezondheidscrisis in opkomende economieën en ontwikkelingslanden het hoofd te bieden?6 Is zij bereid om bij de RBZ/Ontwikkelingssamenwerking in te zetten op een gezamenlijke Europese tegemoetkoming aan een «fair share» van deze oproep?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn ernstig bezorgd over het effect van de noodzakelijke social distancing-maatregelen in ontwikkelingslanden, die veelal worden gekenmerkt door een enorme informele sector en het ontbreken van sociale vangnetten vanuit de overheid. Deelt de Minister deze zorgen en gevolgen voor armoede en honger? Deelt zij verder de mening dat cash transfers, het direct geven van geld aan arme huishoudens, juist in deze tijd een efficiënt middel kan zijn om de ergste klappen op te vangen? Is zij bereid om er in de RBZ op aan te dringen dat cash transfers een belangrijke component gaan vormen in de Team Europe aanpak?

Voorts zijn deze leden bezorgd over de gevolgen voor de private sector in ontwikkelingslanden. Noodpakketten om bedrijven overeind te houden ontbreken, waardoor het risico ontstaat op grootschalige faillissementen en krimp van de toch al geringe formele arbeidsmarkt. Het scheppen van banen is cruciaal voor duurzame ontwikkeling en de vooruitgang die de afgelopen jaren is geboekt dreigt teniet te worden gedaan door de pandemie. De bloemenexport vanuit Oost-Afrika is bijvoorbeeld grotendeels stil komen te liggen en deze bedrijven hebben beperkte mogelijkheden om werknemers door te betalen. Is de Minister bereid om ervoor te pleiten dat het recent aangekondigde Europese steunpakket voor werktijdverkorting (Sure) ook een component krijgt om banen in internationale toeleveringsketens te beschermen, vooral in de minst-ontwikkelde landen?

Wat zijn de gevolgen van de pandemie en de economische ontwikkelingen voor de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkeling (FMO) en haar portfolio? Wordt er gewerkt aan coulanceregelingen voor ondersteunde bedrijven bij het terugbetalen van leningen? En wordt er nagedacht over de mogelijkheid om extra overbruggingskredieten in te zetten voor klanten die dreigen ten onder te gaan? Op welke manier kunnen we garanderen dat bilaterale en multilaterale ontwikkelingsbanken in de naderende economische crisis anticyclisch kunnen optreden?

Tenslotte hebben de leden van de GroenLinks-fractie ook grote zorgen over macro-economische en financiële stabiliteit van ontwikkelingslanden. Wat is de appreciatie van de Minister van het feit dat de directeur van het IMF heeft aangegeven dat opkomende market waarschijnlijk tot $ 2.5 biljoen nodig zullen hebben aan externe financiering, terwijl de leencapaciteit van het IMF slechts maximaal $ 1 biljoen bedraagt?

Het IMF lijkt te worden overvraagd door landen voor steunpakketten en veel analisten verwachten dat de huidige leencapaciteit niet voldoende zal zijn om daaraan te kunnen voldoen. Is de Minister bereid om, in navolging van de Verenigde Staten, te overwegen tot uitbreiding van de Nederlandse New Arrangements to Borrow (NABs)? Is de Minister voorts bereid om andere EU-lidstaten in de RBZ op te roepen hetzelfde te doen, om de leencapaciteit van het IMF tijdig uit te breiden?

Is de Minister bereid om in EU-verband te komen tot een gecoördineerde ondersteuning van de voornemens van het IMF om hun faciliteiten voor noodfinanciering te verdubbelen van $ 50 miljard naar $ 100 miljard, via de Rapid Financing Instrument (RFI) en de Rapid Credit Facility (RCF)?

Is de Minister bereid om bij de RBZ in te zetten op een ambitieuze en gezamenlijke EU-positie in de aanloop naar de G20 bijeenkomst van 15 april en de voorjaarsvergaderingen van het IMF en de Wereldbank? Wat is de appreciatie van het kabinet van de oproep van de VN van 30 maart tot een forse injectie van Special Drawing Rights (SDRs), dusdanig opgezet dat $ 1 biljoen aan additionele SDRs ten goede kan komen aan ontwikkelingslanden?7 Is de Minister bereid om bij de RBZ/Ontwikkelingssamenwerking ervoor te pleiten dat Europa dit tot inzet maakt in de verschillende multilaterale fora? Zo nee, is zij bereid om te pleiten voor een andere hoeveelheid SDRs?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de verklaring van Wereldbank president Malpass.8 Daarin stelt hij terecht dat een ambitieuze respons hoognodig is. Echter roept hij ook op tot de gebruikelijke leenvoorwaarden met betrekking tot structurele hervormingen, vooral gericht op liberalisering van markten. Deze leden zijn van mening dat nu niet het moment is om dit soort voorwaarden te stellen. Onderhandelingen daarover vergen veel tijd en politiek kapitaal in de desbetreffende landen: die tijd is nu niet voorhanden, maar financiële inzet is wel urgent. Deze leden denken daarom dat het verstandiger zou zijn om dergelijke voorwaarden achterwege te laten en in plaats daarvan in te zetten en aan te dringen op transparantie van ontvangende landen over besmettingen en sterfgevallen. Deelt de Minister deze analyse en is zij bereid om haar EU-collega’s op te roepen om bij de Wereldbank gezamenlijk in te zetten op een tijdelijke versoepeling van de leenvoorwaarden?

Wat is de appreciatie door het kabinet van de oproepen van de Wereldbank, IMF en Verenigde Naties tot een moratorium op rentelasten voor Afrikaanse landen over bestaande schuld aan bilaterale en multilaterale crediteuren? Is het kabinet bereid om bij de RBZ de lidstaten op te roepen om hier in de aanloop naar de G20-top op in te zetten, en nadrukkelijk ook China daarbij te betrekken, gezien het feit dat Afrikaanse landen grote schuldverplichtingen aan dit land hebben opgebouwd de afgelopen jaren?

Veel Afrikaanse landen hebben inmiddels ook een aanzienlijke schuld aan private crediteuren, die inmiddels meer dan de helft van de Afrikaanse rentelasten beslaan. Is het kabinet bereid om ook een moratorium op rentelasten over schuld aan private partijen tot inzet te maken in de RBZ/Ontwikkelingssamenwerking en daaropvolgende multilaterale fora, in coördinatie met private kredietverstrekkers in Nederland, Europa en daarbuiten?

Inbreng leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben het onderhavige stuk gelezen en bestudeerd en hebben daarop de volgende opmerkingen en vragen.

Allereerst zijn de leden van de SP-fractie tevreden met de inzet en de proactieve houding van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de pandemie in kwetsbare landen aan te willen pakken in zowel nationaal, Europees als internationaal verband, als ook met de financiering die zij daarvoor beschikbaar stelt.

Als eerste vragen de leden van de SP-fractie zich af wanneer de Minister het gezamenlijke plan van aanpak van de Europese Commissie verwacht en of zij bereid is het plan met de Kamer te delen. Bovendien vragen deze leden om hierbij duidelijk aan te geven wat de nationale en Europese bevoegdheden zijn en hoe de taakverdeling is. Ook zijn de leden geïnteresseerd om inzicht te krijgen in de resultaten van het lopende proces om de Europese en bilaterale inzet van EU-lidstaten in kaart te brengen. Is de Minister bereid dit met de Kamer te delen, vragen de leden. Zo nee, waarom niet?

Met betrekking tot de Europese financiering vragen de leden van de SP-fractie of het mogelijk is hierover een nadere specificering te ontvangen. In hoeverre gaat het om «nieuw» geld? Of van welke kanalen wordt de financiering geheroriënteerd? Ook willen de leden van de SP-fractie dit graag weten over de 100 miljoen die het kabinet heeft vrijgemaakt ter bestrijding van de COVID-19 pandemie in ontwikkelingslanden. Uit welke potjes komt dit geld en kan de Minister uiteenzetten hoe dit geld besteed wordt?

Met betrekking tot de Nederlandse inzet, zijn de leden van de SP-fractie enigszins verbaasd over de opmerkingen gemaakt over physical distancing. De Minister schrijft dat dit een «een grotere impact zal hebben op kwetsbare bevolkingsgroepen zoals mensen in sloppenwijk en dagarbeiders», maar gaat voorbij aan het feit dat afstand houden een luxe is die veel mensen in sloppenwijken en vluchtelingenkampen zich helemaal niet kunnen veroorloven en daarmee feitelijk onuitvoerbaar is. De leden horen hierop graag een reactie. De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet «speciale aandacht» heeft voor kwetsbaren groepen, zoals in dichtbevolkte vluchtelingenkampen. Kan de Minister uitweiden over wat deze speciale aandacht concreet betekent, vragen de leden. Hetzelfde willen de leden van de SP-fractie graag weten met betrekking tot de terechte opmerking dat maatregelen niet ten koste hoeven en mogen gaan van mensenrechten en rule of law. Ziet de Minister hier al voorbeelden van? En wat doet zij concreet om dit te bestrijden?

De leden van de SP-fractie horen graag hoe behoud van werkgelegenheid wordt gerealiseerd in landen die voornamelijk een informele economie hebben. Werkt het kabinet ook expliciet op versterken van werknemersrechten om juist nu de sociaaleconomische gevolgen voor langere termijn te kunnen verbeteren? Wat is het standpunt van het kabinet met betrekking tot de oproep van opschorten van schulden- en renteaflossingen van de Wereldbank zonder negatieve gevolgen voor toegekende financiering? Bovenal vragen de leden van de SP-fractie in dit kader of de Minister zich expliciet kan inzetten om alle vormen van financiering ter bestrijding van dit virus onvoorwaardelijk te maken, dus ook zonder de eis om economische maatregelen te nemen. Graag een toelichting.

Tot slot vragen de leden van SP-fractie zich af hoe de inzet van het kabinet om schoner en groener te zijn bij de sociaaleconomische en macro-economische interventies zich verhoudt tot het bericht van vorige week over de versoepeling van de exportkredietverzekeringen (EKV). De leden merken op dat EKV veel wordt ingezet voor milieuvervuilende en klimaatopwarmende projecten en maken zich zorgen over de korte termijn toename van gebruik van fossiele brandstoffen. Deelt de Minister deze zorgen? Bovendien kan volgens de leden van de SP-fractie een versnelling van de doorlooptijden ook leiden tot minder grondig onderzoek op de gevolgen voor mensenrechten. De leden vragen de Minister wat zij doet om dit te voorkomen, en of zij ook een kans ziet om juist nu aan te sturen op verduurzaming van EKV?

Inbreng leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de geannoteerde agenda met de Nederlandse inzet en hebben nog enkele vragen.

Vooropgesteld dat de leden van de PvdA-fractie blij zijn met het voornemen om 100 miljoen euro vrij te maken voor de bestrijding van het COVID-19 virus in Afrika en de inzet om in multilateraal verband te pleiten voor gecoördineerde actie. Wel vinden de leden het jammer dat het hier gaat om geld uit de bestaande begroting terwijl het kabinet miljarden heeft vrijgemaakt bovenop de bestaande begrotingen om de gevolgen van deze crisis in Nederland te mitigeren. Is deze 100 miljoen wat de Minister betreft het eindbedrag of is het mogelijk dat er meer geld beschikbaar komt? Waarom is deze 100 miljoen niet bovenop de bestaande begroting? En wat zijn de gevolgen van deze keuze voor lopende projecten of projecten die nog van start moeten gaan? Zijn er projecten die uitgesteld gaan worden en om hoeveel projecten gaat het?

Is de Minister bereid een wereldwijd corona fonds te steunen, in navolging van het EU corona fonds, en steun daarvoor te bepleiten bij EU-collega’s?

Ziet u een rol weggelegd voor de Europese Centrale Bank (ECB)? Gaat de ECB kijken of haar monetaire politiek van Quantative Easing geen negatieve spillovers heeft op ontwikkelingslanden of emerging economies? Kunnen ontwikkelingsinstrumenten rechtstreeks gefinancierd worden door de ECB?

Het pleidooi van de leden van de PvdA-fractie om er samen voor te zorgen dat ook de allerarmsten in de meest kwetsbare landen in de toekomst beter voorbereid zijn op crises als deze vinden we terug in de inzet.

Gaat de Minister in EU-verband pleiten voor specifieke ondersteuning van de noden van vrouwen, gezien hun cruciale rol in zowel de voedselvoorziening als in de zorg voor zieken, kinderen, ouderen en gehandicapten, alsmede voor extra ondersteuning van kleinschalige producenten ten behoeve van het zaaien, oogsten, en vermarkten van hun producten?

Gaat de Minister zich ook inspannen om te kijken wat er gedaan kan worden voor het faciliteren van voedselstromen van het achterland en van de havens naar de steden? En in hoeverre het nodig en mogelijk is om te investeren in het aanleggen of uitbreiden van voedselreserves?

Ook is er in veel ontwikkelingslanden een grotere informele sector en er is afhankelijkheid van remittances. Deze zullen waarschijnlijk ook afnemen als gevolg van de economische crisis. De inzet is nu vooral gericht op het MKB, maar het is wellicht juist de informele sector waar de allerarmsten werken en waar de grote klappen vallen. Wat is de inzet van de Minister op dit punt?

Ook worden, net als in Europa en de Verenigde Staten, bedrijven in ontwikkelingslanden geraakt door het stilvallen van wereldwijde waardeketens. Hoe ziet de Minister de rol van internationale bedrijven die in veel lage lonen landen zorgen voor werkgelegenheid? Hoe ziet de ketenverantwoordelijkheid van die bedrijven eruit in deze tijd van crisis? En gaat de Minister dit in EU-verband aankaarten?

Kan de Minister garanderen dat de lopende en geplande projecten die betrekking hebben op vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen door zullen blijven lopen, naast de eventuele aanvullende maatregelen voor deze groepen?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat naast de onvermijdelijke gevolgen van de COVID-19 pandemie zoals meer werkloosheid, armoede en sterfte in ontwikkelingslanden, veel van deze landen ook gebukt gaan onder hoge bilaterale, private en multilaterale schulden. Oxfam Novib concludeerde in recent onderzoek dat ontwikkelingslanden hun gezondheidsbudgetten zouden moeten kunnen verdubbelen om de crisis het hoofd te bieden. De Duitse Minister van ontwikkelingssamenwerking heeft donorlanden opgeroepen de terugbetaling van schulden uit landen met lage inkomens te schrappen om middelen vrij te maken om de COVID-19-pandemie te bestrijden. Welke steun is de Minister bereid te geven en voor welke steun pleit de Minister binnen de EU betreffende de aanpak van de schuldenlast van ontwikkelingslanden?

Naast geld voor personeel en materiaal in de zorg, is er ook (wereldwijd) behoefte aan het delen van kennis, data en intellectueel eigendom rondom COVID-19. Costa Rica heeft de WHO verzocht om een wereldwijde pool te creëren voor de data, kennis en technologieën die nuttig zijn bij de preventie, detectie en behandeling van de COVID-19 pandemie. De WHO staat positief tegenover het voorstel, Chili, Israël, Canada en Duitsland hebben al aangegeven – indien nodig – dwanglicenties in te zetten om de exclusiviteit van octrooien op te heffen. Wat is de reactie van de Minister op dit voorstel? Is de Minister bereid zich in de Raad en in andere multilaterale fora in te zetten om steun voor dit voorstel te vergaren?

De leden van de PvdA-fractie zien dat wereldwijd fundamentele vrijheden en de ruimte voor het maatschappelijk middenveld niet alleen onder druk staan, maar dat deze op veel plaatsen al vergaand ingeperkt zijn. Iedere dag zijn er verontrustende bericht over landen die maatregelen nemen die niet in lijn zijn met het uitgangspunt dat noodmaatregelen die genomen worden vanwege de COVID-19 crisis niet gericht mogen zijn op bepaalde groepen, minderheden of individuen en dat de maatregelen niet mogen dienen als dekmantel voor repressieve acties onder het mom van bescherming van de gezondheid. Wat is de inzet van de Minister als het gaat om landen die dit uitgangspunt niet hanteren en waar maatregelen genomen zijn die de mensenrechten schenden en vrijheden onevenredig inperken?

Verwacht de Minister dat er en marge van de Raad nog gesproken zal worden over het opnemen van minderjarige vluchtelingenkinderen zonder familie uit de kampen in Griekenland, nu Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Portugal, Ierland, Finland en Kroatië 1600 van deze kinderen op gaan vangen? Ziet de Minister aanleiding in de huidige gezondheidssituatie om het Nederlandse standpunt om geen minderjarige alleenstaande kinderen op te nemen uit de vluchtelingenkampen in Griekenland te heroverwegen?

Inbreng leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april aanstaande.

Deze leden zijn het van harte met de Minister eens dat de verspreiding van het coronavirus ook bestreden dient te worden in die landen waar veel van de armste en meest kwetsbare mensen wonen. Zij vragen zich af of zij een duidelijk beeld heeft in welke landen de nood het hoogst is, qua aantal besmettingen, qua risico op massale verspreiding van het virus en qua belasting van de gezondheidszorg. Deze leden zijn van mening dat succesvolle hulp zich op deze situaties zou moeten richten en dat de kennis hiervan van groot belang is. Kan de Minister dit beeld schetsen? Hoe sluit de voorgestelde aanpak hier op aan?

Het is de leden van de ChristenUnie-fractie niet helemaal duidelijk of de Europese Commissie nu met een plan komt waar de lidstaten gezamenlijk uitvoering aan gaan geven of dat de Commissie vooral de bilaterale inzet van de lidstaten in kaart gaat brengen. Kan de Minister dit duidelijk maken? Hoe kan de Commissie in dat laatste geval ervoor zorgen dat er een geïntegreerd en consistent plan van aanpak komt?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich verder af of de Europese Unie dan wel Nederland al concrete hulpvragen, bijvoorbeeld uit Afrikaanse landen, hebben gekregen om het coronavirus te bestrijden. Zij vragen zich af of de hulp vraag-gestuurd of ook aanbod-gestuurd gaat plaatsvinden.

Voor wat betreft preventie zouden deze leden willen weten hoe hier op dit moment het beste aan kan worden bijgedragen. In welke landen of gebieden kan nu de grootste winst geboekt worden op het gebied van preventie? Ontvangen de EU dan wel Nederland ten aanzien van preventie hulpvragen uit landen waar preventie erger kan voorkomen? Zo ja, welke zijn dat en kan er snel ingespeeld worden op deze vraag?

Deze leden zijn het eens met de Minister dat het van belang is om zoveel mogelijk op te treden in partnerschap met maatschappelijke organisaties en bedrijven. In dat verband pleiten deze leden er voor om bij de besteding van de hulp in het kader van de wereldwijde coronabestrijding nadrukkelijk ook de Dutch Relief Alliance (DRA) te betrekken. Is de Minister dat met deze leden eens? Kan zij toezeggen dat een substantieel deel van de hulp via de DRA besteed zal worden?

II. Antwoord / Reactie van de Minister

Naar boven