2020D11181 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 20 maart 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voorgelegd over de op 13 maart 2020 door de Staatssecretaris, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, toegezonden brief inzake de kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de ADR en het Zwartboek (Kamerstuk 31 066, nr. 613).

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Freriks

Inhoudsopgave

Blz.

     

1.

Inleiding

2

2.

Algemeen

3

3.

Interim-advies Adviescommissie Uitvoering Toeslagen

4

4.

Eindrapport van de AUT

6

5.

Aanvullende maatregelen

14

6.

Structurele veranderingen in het toeslagenstelsel

15

7.

ADR-rapport

17

8.

Zwartboek

23

9.

Financiële gevolgen

23

10.

Overig

24

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beide rapporten en danken de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen (AUT) en de Auditdienst Rijk (ADR) voor de beide rapportages. De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de rapporten verschillende vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van de PVV hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie op het eindrapport van de AUT, het rapport van ADR en het Zwartboek. Deze leden hebben enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris met de kabinetsreactie op het eindrapport van de AUT, het rapport van de ADR en het Zwartboek. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om hierover nog enkele vragen te stellen, al hadden zij het gezien het grote belang van dit onderwerp zorgvuldiger gevonden om eerst de ADR en de AUT te horen en dan de kabinetsreactie te behandelen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de kabinetsreactie op de rapporten van de AUT, de ADR en het Zwartboek. Deze leden verwelkomen de ruime omarming door het kabinet van de conclusies en aanbevelingen van de AUT. Deze leden waarderen de inspanningen en maatregelen van het kabinet om het maximale te doen om gedupeerde ouders te helpen, zowel door ouders die slachtoffer zijn van vooringenomen handelen door de overheid als ouders die getroffen zijn door de – weliswaar correct toegepaste – strenge alles-of-niets regelgeving met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Daar hebben de getroffen ouders recht op. Deze leden kijken uit naar de reactie van het kabinet op het onderzoek naar verbeterpunten binnen het toeslagenstelsel en de onderzoeken naar mogelijkheden om het huidige toeslagenstelsel af te schaffen en te vervangen. Deze leden hebben nog een aantal vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de ADR en het Zwartboek.

De leden van de SP-fractie hebben met veel interesse kennis genomen van de kabinetsreactie en vinden het terecht dat de Staatssecretaris de verjaringstermijn doorbreekt. Het is ook goed te lezen dat er een zorgvuldige operatie richting de ouders wordt opgebouwd en dat er een aparte projectorganisatie komt voor de herbeoordeling van de dossiers en toekenningen van ouders. Over de uitwerking zijn nog vele vragen, zeker ook bij ouders.

2. Algemeen

De leden van de fractie van de PVV lezen dat de aanbevelingen van de AUT en de overige maatregelen pas het begin van het herstel van vertrouwen zijn (bladzijde 2 kabinetsreactie).

Welke aanvullende maatregelen worden op dit moment overwogen?

Heeft de Staatssecretaris al een indicatie van de daarmee gemoeid gaande kosten?

Voorts haalt de Staatssecretaris aan dat het een langdurig traject betreft waarbij vooral de daden op het gebied van klantgerichte dienstverlening en wijziging van de regeling tellen (bladzijde 2 kabinetsreactie).

De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris een indicatie kan geven van de tijdspanne van dit langdurige traject.

Hoe is de Staatssecretaris voornemens de klantgerichte dienstverlening te verbeteren, buiten de in kabinetsreactie genoemde maatregel om?

Wat bedoelt de Staatssecretaris precies met een wijziging van de regeling?

Doelt de Staatssecretaris hiermee op een volledig nieuw toeslagenstelsel of betreft het wetswijzigingen van de huidige wet voor de kinderopvangtoeslag, zoals verderop in het schrijven wordt geschetst?

De leden van de PVV-fractie vragen wanneer de voortgangsrapportage verwacht kan worden omtrent de afgeronde en nog openstaande moties en toezeggingen op het terrein van toeslagen (bladzijde 3, kabinetsreactie)?

De leden van de SP-fractie vroegen zich in de afgelopen dagen af of de situatie rond het coronavirus zou betekenen dat de geplande uitvoering stil zou komen te liggen. Op 19 maart 2020 hebben vele ouders een brief ontvangen voor de webinars die in de plaats komen van bijeenkomsten en dat is zeer positief.

De leden van de SP-fractie begrijpen dat het een tijd zal vergen om de hersteloperatie helemaal af te ronden. Zij vragen de Staatssecretaris de Kamer op de hoogte te houden van de voortgang, ook van zaken die nog ingesteld of onderzocht moeten worden. Tevens zijn zij benieuwd naar hoe gedupeerden op de hoogte worden gehouden van de voortgang.

De leden van de SP-fractie betreuren het onderscheid dat de Staatssecretaris overneemt van de AUT tussen ouders die in het «reguliere» toezicht hard en disproportioneel getroffen zijn en ouders die via groepsgewijs onderzoek in de problemen zijn gekomen. Zoals de AUT onder paragraaf 5.5 constateert «dat in de werkwijze van Toeslagen het gevaar van institutionele vooringenomenheid steeds op de loer ligt, vanwege de vertaling van signalen, risico’s en vermoedens in onderscheiden werkprocessen», constateren de leden van de SP-fractie – mede op basis van het meldpunt en contacten met ouders – dat er materieel geen verschil zit tussen ouders die naar aanleiding van een CAF-onderzoek in grote problemen zijn gekomen en ouders die door «regulier» toezicht in de problemen zijn gekomen. Zowel de ADR als de AUT wijzen erop dat de werkwijze door Toeslagen hetzelfde is; zelfde werkinstructies, zelfde behandelteam (IST of fraudeteam); ook het uitvragen van gegeven en die of onvoldoende beoordelen of kwijtraken. De leden van de SP-fractie willen de Staatssecretaris vragen of het mogelijk is om de hardheidsclausule in te zetten voor gezinnen die langdurig in armoede zijn geraakt, waarbij jarenlang loonbeslag en verrekenen van toeslagen leidden tot andere schulden, waarbij ouders en kinderen beschadigd zijn geraakt in hun vertrouwen in de overheid én zeer in hun gevoel van eigenwaarde zijn aangetast, die hun huis verloren door huurschulden of gedwongen verkoop, van wie beslag werd gelegd op de inboedel en auto vanwege de Toeslagenschuld? Wat de aanleiding was voor het «uitpikken» van deze ouders – dan wel groepsgewijs, dan wel «regulier» – het resultaat was vergelijkbaar schrijnend. En in vele gevallen van «regulier» toezicht is de Belastingdienst/Toeslagen niet in staat om aan te geven waarom deze ouders onder de kwalificatie «opzet grove schuld» (OGS) zijn gaan vallen.

De leden van de SP-fractie zien via het meldpunt duidelijk verschil tussen mensen die terug moesten betalen en dit konden in twee jaar, en zij die terug moesten betalen maar dat niet in twee jaar konden. Zij hebben echte immateriële schade opgelopen. Daar waar de eerste groep financieel tekort is gedaan door de werkwijze en de «hardheid» van de regeling.

De leden van de SP-fractie zijn echt geschokt dat zowel de AUT, de ADR, als de Staatssecretaris blijven aangeven dat het beleid, de druk en de wil om fraude aan te pakken, gelegen was in druk vanuit de media en samenleving. Bij de presentatie zei de heer Donner, voorzitter van de AUT, letterlijk dat er een kans was om de hardheid van het in één keer alles terugvorderen vervloog, omdat er een «schandaal» in de media kwam. Dat hij hierbij expres naar RTL-nieuws keek, was ronduit stuitend. Kan de Staatssecretaris ingaan op hoe zij dit beoordeelt? Kan de Staatssecretaris er ook op ingaan hoe zij het beoordeelt dat politieke besluiten niet worden genomen omdat er in de actualiteit iets verschijnt? Is het niet zorgelijk dat blijkbaar de ambtelijke en de politieke top van een ministerie zich door media laten leiden en dat daardoor politieke besluiten die mensen moeten beschermen tegen de willekeur of hardheid van de overheid niet genomen worden? Erkent de Staatssecretaris dat het vreemd is dat het memo dat de toenmalige Staatssecretaris van Financiën wél gezien en becommentarieerd heeft (zoals ook in het Wob-verzoek te vinden is), maar dat de toenmalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het memo niet ontvangen heeft? Het is toch ondenkbaar dat dit op zo een hoog politiek niveau is aangekaart, maar is «blijven liggen»? Welk besluit is er genomen over het memo en speelde daar inderdaad nieuws mee? Erkent de Staatssecretaris dat het van belang is om dit te weten? Als hier geen helderheid over komt, dan blijft de zwarte piet geschoven worden naar ofwel de media (die gewoon hun werk doen), ofwel het parlement (dat gewoon haar controlerende taak uitoefent), terwijl er een besluit over genomen is op het ministerie of de ministeries. De leden van de SP-fractie vinden het niet bijdragen aan het herstel van vertrouwen als dit niet wordt opgehelderd.

3. Interim-advies Adviescommissie Uitvoering Toeslagen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de AUT schrijft dat ouders in de Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) 11-zaak gecompenseerd zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven of alle ouders inmiddels compensatie hebben ontvangen? Zo nee, hoeveel ouders niet en waarom niet? En wanneer hebben ook deze ouders de compensatie ontvangen? Wanneer is de Belastingdienst voornemens de definitieve herstelbeschikkingen te sturen?

De leden van de fractie van de PVV lezen dat, naast de geadviseerde compensatie, nog aanvullend gecompenseerd kan worden te weten voor:

  • eventuele schade door gedwongen verkoop van bezittingen;

  • op aanvraag eenmalige compensatie indien uitbetaling van de compensatieregeling als gevolg heeft dat de vermogensgrens bij toeslagen wordt overschreden;

  • mogelijke effecten in box 3.

In beginsel kwamen deze compensatieposten allen terug in de Vooraankondiging compensatie CAF 111

Slechts 77 personen hebben op de vooraankondigingsbrief gereageerd (bladzijde 4 van de kabinetsreactie).

Is de conclusie gerechtvaardigd dat maximaal 77 personen op enigerlei wijze extra zijn gecompenseerd enkel omdat zij hebben gereageerd op de vooraankondiging?

Hoe weet de Staatssecretaris bij de CAF 11-ouders of deze als rechtstreeks gevolg gedwongen waren tot de verkoop van bezittingen? Hoe hebben die ouders dat moeten aantonen?

Zijn er CAF 11-ouders die wel noodgedwongen bezittingen hebben verkocht maar hier desondanks geen schade door hebben ondervonden? Hoe is (het gebrek aan) schade vastgesteld?

Welke kosten zijn gemoeid met enkel de compensatie voor de gedwongen verkoop?

Waarom is de eenmalige compensatie enkel op aanvraag?

Is er met betrokkenen (telefonisch) contact opgenomen om deze compensatie toe te lichten?

Zijn er CAF 11-ouders waar het recht op toeslag is vervallen in 2020 ten gevolge van overschrijding van de vermogensgrens? En zo ja, is dat een rechtstreeks gevolg van het niet reageren op de vooraankondigingsbrief?

Welke kosten zijn gemoeid met deze eenmalige compensatie?

Welke kosten zijn er gemoeid met de extra box 3 compensatie?

De leden van de fractie van de PVV lezen dat 287 ouders recht hadden op compensatie en dat daarvan 282 ouders reeds de compensatie hebben ontvangen tegen een totaalbedrag van € 4.232.503.

Omvat dit bedrag tevens de eerder genoemde eventueel aanvullende compensatie(s)?

Hoeveel bedroegen de uitvoeringskosten om alle compensaties te bewerkstelligen?

Zijn de betreffende ouders naar hun tevredenheid gecompenseerd, of weet de Staatssecretaris dat nog niet? Kortom, heeft de Staatssecretaris al reactie gehad van ouders?

Hoeveel bezwaren verwacht de Staatssecretaris mogelijk te ontvangen tegen de definitieve compensatiebeschikkingen?

Hebben de resterende vijf ouders inmiddels tevens de compensatie ontvangen?

De leden van de fractie van de PVV lezen dat 22 ouders bericht hebben gehad dat zij niet gecompenseerd zouden worden. Hoeveel van deze ouders hadden evident geen recht op kinderopvangtoeslag?

De leden van de PVV-fractie brengen naar voren dat de Staatssecretaris aangeeft dat zij het mogelijk gaat maken om ouders in schrijnende gevallen aanvullend te compenseren. Extra compensatie impliceert dat de huidige (aanvullende) compensaties niet voldoende zijn. Hoeveel schrijnende gevallen verwacht de Staatssecretaris aan te treffen?

Wanneer is er sprake van een schrijnend geval?

Wanneer weet de Staatssecretaris of iemand voldoet aan de definitie: schrijnend geval?

Hoe kunnen ouders weten of zij kwalificeren als schrijnend geval?

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om van de 22 CAF 11-ouders die geen recht hadden op compensatie per geval te specificeren wat de reden was dat er geen recht op compensatie bestond. Hoeveel van deze ouders hebben op de vooraankondiging gereageerd?

De leden van de SP-fractie zouden graag willen weten hoe de aanvulling op de compensatieregeling en de forfaitaire bedragen vormgegeven wordt door de onafhankelijke commissie. Gaat zij zelf haar werkwijze bepalen? Is die werkwijze toetsbaar en transparant?

4. Eindrapport van de AUT

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven wanneer de hardheidsclausule aan de Kamer wordt voorgelegd. Op welke wijze worden ouders geïnformeerd over de werking en de vormgeving van de hardheidsclausule? De leden van de VVD-fractie vragen naar de uitwerking en reikwijdte van deze hardheidsclausule. De leden van de VVD-fractie willen hierbij wel benadrukken dat het kabinet nu, gezien de urgentie, vooral de aandacht moet richten op de uitwerking van de regeling.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet de grens met het minimale bedrag waarbij ouders voor herziening of reparatie in aanmerking kunnen komen flink heeft verlaagd. De leden van de VVD-fractie ondersteunen deze keuze van harte. Kan de Staatssecretaris deze gerechtvaardigde keuze ook onderbouwen in een aantal concrete voorbeelden?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoe er wordt omgegaan met de situatie als zowel Toeslagen als de ouder(s) niet over de benodigde informatie beschikken (over bijvoorbeeld de periode 2005 t/m 2009). Welke mogelijkheden zijn er voor ouders om alsnog in aanmerking te komen?

De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen over het IBO- deelrapport 1 «Eenvoud of maatwerk: uitruilen binnen het bestaande toeslagenstelsel». Deze leden vragen wanneer het kabinet een reactie met de Kamer deelt op dit deelrapport.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de AUT in paragraaf 2.2 uitvoerig ingaat op de kinderopvangtoeslag bij potentieel schrijnende gevallen. Kan de Staatssecretaris reflecteren op deze paragraaf en specifiek op de passages «de schrijnende gevallen van handhaving ...... waarin KOT werd uitgekeerd» (p. 17 & 18)? Wat zijn voor de Staatssecretaris aanvullende acties die zij op dit punt gaat doorvoeren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de AUT in haar rapport stelt dat de informatie qua aantallen van groepsgrootte en persoonlijke informatie achteraf moest worden bijgesteld of handmatig moest worden afgeleid uit dossiers omdat er weer nieuwe cijfers en informatie beschikbaar kwamen. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en aangeven welke stappen en acties zij wil ondernemen op de korte en lange termijn om dit te verbeteren? Wanneer wordt gestart met deze acties?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de AUT een aantal criteria hanteert voor een individuele beoordeling. Zijn deze vijf criteria uitputtend of zijn er bij nader inzien of naar aanleiding van aanvullende informatie nog andere criteria die in acht genomen dienen te worden? Zo ja, welke zijn dit en waarom? Zo nee, hoe is de Staatssecretaris ervan overtuigd dat deze vijf criteria uitputtend zijn?

De leden van de PVV-fractie constateren dat het een groep betreft van mogelijk meer dan 3.000 ouders.

Hoeveel groter verwacht de Staatssecretaris dat deze groep is?

De leden van de PVV-fractie brengen naar voren dat de Staatssecretaris aangeeft de door de AUT voorgestelde werkwijze volledig over te nemen (bladzijde 6). Na beoordeling door Toeslagen (is dat niet een beetje de slager die zijn eigen vlees keurt?) en eventueel de Commissie van Wijzen worden de betrokken ouders op de hoogte gebracht dat zij mogelijk recht hebben op compensatie. Hierop volgend moeten de ouders zelf een daartoe strekkende aanvraag indienen, waarbij ze actief ondersteund moeten worden. Waarom moeten de ouders zelf een daartoe strekkende aanvraag indienen?

Door wie worden de ouders actief ondersteund? Door Toeslagen?

De leden van de PVV-fractie constateren dat daarnaast ouders die voorkomen in een CAF-dossier waarvan door Toeslagen niet wordt vastgesteld dat de aanpak vergelijkbaar is aan CAF 11 maar wel menen op vergelijkbare, institutioneel vooringenomen wijze te zijn behandeld, zichzelf kunnen melden met bewijsstukken.

Hoe weten ouders of ze wel of niet op vergelijkbare, institutioneel vooringenomen wijze zijn behandeld?

Wat constitueert als afdoende bewijs in dit kader c.q. hoe kan men dit aantonen?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om hier tevens nader in te gaan op vragen over berichtgeving van Follow The Money over de toeslagenaffaire2. Een en ander om het stellen van dubbele vragen te voorkomen.

De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris aangeeft dat de AUT terecht opmerkt dat het merendeel van de ouders, die zich inmiddels bij Toeslagen of bij andere organisaties hebben gemeld, niet getroffen is door excessieve handhaving door Toeslagen, maar geconfronteerd is met de harde gevolgen van reguliere en precieze uitvoering van de regeling.

Kan de Staatssecretaris aangeven of en zo ja hoe uniek het is dat, op basis van onder meer gewijzigde jurisprudentie, in beginsel strikt gehanteerde wetgeving met terugwerkende kracht (gedeeltelijk) ongedaan wordt gemaakt?

Voor zover het hier een unieke situatie betreft, vreest de Staatssecretaris niet voor precedentwerking naar andere wet- en regelgeving? Zo nee, waarom niet? Zou de Staatssecretaris in dit kader ook nader willen ingaan op de mogelijkheid van een herzieningsbevoegdheid die het mogelijk maakt om onherroepelijk geworden besluiten te verruimen (tot vijf jaar in het verleden)?

De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris aangeeft op zo kort mogelijke termijn een wetsvoorstel voor te bereiden. Wat is op een zo kort mogelijke termijn, is dat nog voor de zomer?

De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten wat globaal wordt verstaan onder disproportionele beslissingen.

De leden van de PVV-fractie vragen of de conclusie terecht is dat ouders die onder de hardheidsregeling vallen in de praktijk niet anders behandeld zullen worden dan ouders waarbij een herziening van het besluit plaats zal vinden.

De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris voorts aangeeft dat een afbakening in de zin van algemene eisen en criteria die vervolgens eenvoudig kunnen worden toegepast niet mogelijk zal zijn (bladzijde 8).

Kan de Staatssecretaris aangeven hoe willekeur wordt voorkomen bij een gebrek aan een dergelijke afbakening? Hoe is de Staatssecretaris van plan om te gaan met ouders die zich wellicht over enkele jaren nog melden in dit kader?

De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris een voorbeeld aanhaalt van ouders die de dupe geworden zijn van malafide kinderopvangorganisaties (bladzijde 9).

Hoeveel malafide kinderopvangorganisaties zijn er in Nederland, voor zover bekend?

Zijn deze malafide kinderopvangorganisaties inmiddels gesloten? Zo nee, waarom niet?

Waaruit bestonden de gedragingen van de malafide kinderopvangorganisaties?

Vallen onder deze malafide kinderopvangorganisaties tevens de kinderopvangorganisaties die de eigen bijdrage voor de ouders voldeden?

De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris aangeeft nader te kijken of geconstateerde formele tekortkomingen, zoals het ontbreken van een handtekening, ook kan leiden tot matiging van de terugvordering.

Is de Staatssecretaris van mening dat een dergelijke formele tekortkoming zwaarder weegt dan bijvoorbeeld het (gedeeltelijk) niet betalen van de eigen bijdrage? Zo ja, waarom dit onderscheid?

De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris aangeeft dat het onontkoombaar is dat ouders die menen in aanmerking te komen voor reparatie zich moeten melden.

Voorts geeft de Staatssecretaris aan dat zij voor iedereen die recht heeft op compensatie het mogelijk gaat maken om zich te melden. Daarvoor wil de Staatssecretaris een laagdrempelige, toegankelijke voorziening treffen. Dit zal zowel digitaal (een internetloket) als fysiek (balies) of telefonisch zijn (bladzijde 9).

Hoe gaat de Staatssecretaris iedereen die recht heeft op compensatie wijzen op het bestaan van deze voorzieningen?

Krijgt iedereen die recht heeft op compensatie een uitnodiging om zich te melden?

Hoe stelt de Staatssecretaris in dit kader vast wie recht heeft op compensatie en wie niet?

Heeft de Staatssecretaris er vertrouwen in dat Toeslagen in alle objectiviteit kan vaststellen of er in individuele gevallen sprake is geweest van onredelijke hardheid van het toeslagenstelsel? Zo ja, waar baseert de Staatssecretaris dat vertrouwen op?

Waarom moeten ouders die met herziening of reparatie niet geholpen zijn en menen in een bijzondere, schrijnende situatie te zitten zich opnieuw melden bij diezelfde Toeslagen?

Gaat Toeslagen dan nogmaals haar eigen conclusie, dat de ouder geen recht heeft op herziening of reparatie, tegen het licht houden?

Acht de Staatssecretaris het niet praktischer om direct vast te stellen of er sprake is van een schrijnend geval?

De leden van de PVV-fractie merken op dat de Staatssecretaris het niet ondenkbaar acht dat noch Toeslagen noch de ouders beschikken over de benodigde documenten c.q. informatie over de jaren 2005 tot en met 2009 (bladzijde 10).

Hoe gaat de Staatssecretaris in dit kader voorkomen dat er een welles-nietes discussie ontstaat?

Hoeveel extra (structurele) capaciteit acht de Staatssecretaris nodig voor de uitvoerbaarheid bij Toeslagen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat het proces hoe uiteindelijk wordt bepaald of een zaak vergelijkbaar is met CAF 11 en hoe de ouders zelf de compensatie moeten aanvragen nogal ingewikkeld is. Hoe wordt voorkomen dat ouders niet opnieuw in een enorme administratieve chaos terechtkomen? Op welke wijze wordt er duidelijk naar de ouders gecommuniceerd? Waarom wordt door Toeslagen bepaald of sprake is van vooringenomen behandeling? Is het niet veel logischer om alle ouders die in CAF-zaken zitten te informeren en de selectie te laten plaatsvinden op afstand van toeslagen? In welke gevallen doet de Commissie van Wijzen een uitspraak?

Toeslagen moet gaan beoordelen of «in een dossier sprake is van vooringenomen behandeling». Is dit een individuele afweging of wordt dit per CAF als geheel beoordeeld?

Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk wat er gebeurt als Toeslagen van mening is dat niet vooringenomen is gehandeld. Hoe verloopt het proces dan verder?

De AUT is van mening dat eventuele compensatie slechts op aanvraag van de betrokken toeslaggerechtigde in behandeling dient te worden genomen. Als redenen worden genoemd dat het zo kan zijn dat iemand er niet op zit te wachten dat zijn dossier weer wordt geopend of dat een eenmalige uitkering mogelijk nadelige gevolgen voor hem heeft. De commissie meent dat moet worden voorkomen dat ongevraagd jegens een burger beslissingen worden genomen. De leden van de CDA-fractie snappen dit juridische argument, maar betwijfelen of dit door betrokkenen ook zo gevoeld wordt. Het gaat immers niet over het heropenen van het dossier, maar om een mogelijke terugbetaling. De uitkomst kan dus alleen positief zijn voor ouders. Juridisch mag het logisch zijn dat er om de herziening moet worden verzocht, maar ouders krijgen een brief dat Toeslagen van mening is dat de Belastingdienst eerder vooringenomen heeft gehandeld en dan is het apart dat je eerst nog een verzoek moet indienen voordat iemand die onjuiste handelwijze rechtzet. Deze leden constateren bovendien dat het echt om uitzonderingsgevallen gaat als de negatieve gevolgen van de uitkering groter zijn dan die uitkering zelf. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris daarom om niet alleen de juridische argumenten te wegen, maar ook mee te wegen wat voor de ouders het meest vriendelijk is.

De leden van de CDA-fractie achten het zeer wenselijk dat het disproportionele alles-of-niets-karakter van de kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht wordt hersteld in ieder geval voor vijf jaar en middels een hardheidsclausule voor langer terug. Op welke wijze wordt beoordeeld of ouders zijn geconfronteerd met een disproportioneel hoge terugvordering? Er zijn immers ook ouders die überhaupt niet weten waarom de kinderopvangtoeslag is teruggevorderd en zelfs gevallen waarin Toeslagen dat niet weet of er geen dossier is gevonden.

De leden van de CDA-fractie constateren dat er geen verschil wordt gemaakt tussen ouders waarbij de terugvordering de afgelopen vijf jaar of langer terug heeft plaatsgevonden qua terug te betalen bedrag. Welk bedrag ontvangen deze ouders? Als een ouder geen eigen bijdrage betaalt heeft, bijvoorbeeld omdat de opvang die nooit in rekening heeft gebracht, wordt dan de totale toeslag minus de totale eigen bijdragen plus de in rekening gebrachte invorderingsrente aan de ouder terugbetaald?

De leden van de CDA-fractie achten het zeer correct dat er geen grens van € 10.000 terug te betalen per berekeningsjaar wordt gehanteerd. De kinderopvangtoeslag mag dan afhankelijk zijn van het inkomen, maar deze toeslag is nog van meer factoren afhankelijk, zoals het aantal kinderen, waardoor het hanteren van een hoge grens ertoe leidt dat veel ouders met een onterechte rekening blijven zitten. Het bedrag in een jaar kan immers ook lager zijn, omdat de toeslag gedurende dat jaar is stopgezet door Toeslagen. Vanuit het principe van rechtvaardigheid is een grens van € 1.500 nog steeds niet te billijken. Kan de Staatssecretaris motiveren waarom dat toch nodig is?

De leden van de CDA-fractie maken uit de brief op dat de ouders die zijn geconfronteerd met een disproportionele terugvordering alleen het disproportionele deel van het bedrag terugkrijgen en geen andere compensatie. Er zijn echter ook in deze groep ouders die gevolgschade hebben ondervonden, bijvoorbeeld omdat zij geen betalingsregeling kregen, omdat zij als fraudeur werden aangemerkt. Kunnen ook ouders in deze groep in aanmerking komen voor een vorm van schadevergoeding?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de adviezen van de AUT om het vermogen te versterken om fouten en processen die misgaan te signaleren en te herstellen. Deze leden vragen op welke wijze deze signalen, bijvoorbeeld als de uitvoering opmerkt dat wet- en regelgeving te hard en onrechtvaardig uitpakt, eerder en structureler bij de Kamer onder de aandacht gebracht kunnen worden. De leden van de D66-fractie vinden het daarbij zorgelijk en onbegrijpelijk dat de signalen van de Belastingdienst in 2014 over het ongewenste alles-of-niets-karakter van toeslagen zijn verzand in de contacten tussen het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze leden zijn van mening dat veel leed voorkomen had kunnen worden als deze signalen toen serieus waren opgepakt en bijvoorbeeld met de Kamer waren gedeeld. Voor deze leden is het nog steeds niet helder in hoeverre de verantwoordelijke bewindspersonen destijds nu wel of niet op de hoogte waren van deze signalen en waarom deze bewindspersonen toen niet hebben ingegrepen. Zo lezen deze leden dat destijds is toegezegd dat de beschreven problematiek en de door de Belastingdienst voorgestelde oplossingsrichting aan de Minister van SZW zou worden voorgelegd. Ook lezen deze leden dat een terugkoppeling van een expertmeeting over de problematiek bij het terugvorderen van de kinderopvangtoeslag voor de bewindspersonen van SZW is verwerkt in een zogenoemd Ministerstafbericht. Is het aannemelijk dat de politieke top met deze problematiek bekend was of bekend had moeten zijn? De leden van de D66-fractie vragen om de desbetreffende Ministerstafnotitie, daar waar het gaat om de terugkoppeling over deze expertmeeting, met de Kamer te delen, of expliciet aan te geven welk document in de Wob-stukken de desbetreffende Ministerstafnotitie behelst. Het moet naar het oordeel van deze leden volledig duidelijk worden hoe dit signaal heeft kunnen verzanden en ook niet politiek is opgepakt. Breder heeft de D66-fractie daarom reeds tijdens het debat van 4 december 2019 navraag gedaan en van de Staatssecretaris van Financiën de toezegging gekregen dat preciezer zou worden uitgezocht hoe dit heeft kunnen gebeuren. Ook heeft de Commissie Financiën een uitgebreide lijst met feitelijke vragen aan het kabinet verstuurd. Daarnaast heeft de commissie SZW verzocht om alle documenten naar de Kamer te sturen waarmee de bewindspersonen van SZW in de periode van 2012–2015 zijn geïnformeerd over de aanpak van fraude, hardheid en het alles-of-niets-karakter van de regeling, het verzoek om alle documenten voor en/of verslagen van gesprekken binnen en/of tussen de Ministeries van Financiën en SZW over de aanpak van fraude, hardheid en het alles-of-niets-karakter van de regeling naar de Kamer te sturen, en het verzoek om alle interne documenten (dus van alle ministeries) te sturen die betrekking hebben op waarschuwingen van ambtenaren over het strenge beleid rondom kinderopvangtoeslagen of die betrekking hebben op suggesties van ambtenaren voor proportioneel terugvorderen.

De leden van de D66-fractie ondersteunen de inzet van het kabinet om te waarborgen dat gedupeerde ouders in kwetsbare groepen zonder belemmeringen in aanmerking kunnen komen voor deze regeling. Deze leden lezen dat deze argumentatie ten grondslag ligt aan de keuze voor de verlaging van de grens voor het minimale bedrag waarbij ouders voor herziening of reparatie in aanmerking kunnen komen. Deze leden vragen om nader toe te lichten hoe gekomen is tot de grens van € 1.500, welke overwegingen daarbij een rol spelen en hoe er wordt omgegaan met grensgevallen of situaties waar ouders meerdere jaren net onder deze grens vallen maar bij elkaar opgeteld toch te kampen hebben gehad met een groot bedrag aan terugvorderingen. Deze leden lezen dat het kabinet de persoonlijke betalingsregeling breder toegankelijk willen maken. Deze leden vragen waarom destijds gekozen is voor het verhogen van de grens voor een persoonlijke betalingsregeling naar € 10.000 en niet is vast gehouden aan € 1.500.

De leden van de D66-fractie vragen om een schatting van de gemiddelde verwachte duur waarbinnen een gedupeerde ouder of gedupeerde ouders de compensatie of financiële reparatie zal of zullen ontvangen. Deze leden vragen op welke wijze de crisisorganisatie erop is gericht dat de zwaarste gedupeerden als eerste worden geholpen. Hoe vindt deze triage plaats? De leden van de D66-fractie vragen naar de actuele ontwikkelingen in de capaciteit van de Belastingdienst en de projectorganisatie om dit traject snel op te pakken en af te ronden. Deze leden vragen in hoeverre het aantrekken van expertise, bijvoorbeeld van andere organisaties die veel ervaring hebben met persoonlijke dienstverlening en reparaties, is gevorderd. Deze leden vragen hoe de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang, bijvoorbeeld over het aantal gedupeerden dat compensatie of financiële reparatie heeft ontvangen.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat het kabinet de komende tijd uit zichzelf alleen gaat kijken naar de CAF-zaken die waarschijnlijk of mogelijk vergelijkbaar waren met CAF 11 (1.800 ouders)? Wat gebeurt er als een van de overige 9.000 CAF-ouders zich meldt en succesvol blijkt te zijn (recht heeft op compensatie)? Worden alle andere ouders in hetzelfde CAF-dossier dan ook geïnformeerd?

De leden van de fractie van GroenLinks waarom een hoog percentage van «afgewezen aanspraken» (in combinatie met een hoog percentage «zachte stop») een criterium is in plaats van een laag percentage «afgewezen aanspraken»? Is het niet zo dat een laag percentage «afgewezen aanspraken» wijst op een groepsgewijze behandeling (vanwege het hoge percentage «zachte stop») waarbij mensen onterecht zijn benadeeld (blijkens het lage percentage «afgewezen aanspraken»)?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de eventuele nadelen zijn voor ouders om compensatie aan te vragen. In hoeverre worden ouders hierover geïnformeerd?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat ouders zich slechts voor een van de twee regelingen kunnen melden.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre ouders de komende tijd geïnformeerd gaan worden over de reden van terugvordering waarmee zij geconfronteerd zijn.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de Staatssecretaris in staat is om het CAF-bestand alsnog volledig in te vullen zodat iedere individuele CAF-zaak goed beoordeeld kan worden voor eventuele compensatie? Hoeveel extra tijd zou het kosten om dit voor alle 9.402 CAF-ouders te doen?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe de reparatie van oudere besluiten op basis van de hardheidsregeling er in de praktijk uit komen te zien bijvoorbeeld voor een situatie uit 2008. Klopt het dat de Belastingdienst over dit jaar geen gegevens meer heeft? In hoeverre kan van ouders verwacht worden dat zij over een volledige administratie van meer dan tien jaar geleden beschikken?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoeveel extra ouders in aanmerking kunnen komen voor compensatie nu het drempelbedrag niet € 10.000 (90.000 personen) maar € 1.500 bedraagt? Hoeveel extra vertraging gaat het proces hierdoor oplopen? Welke inkomensgroepen worden geholpen door het drempelbedrag naar € 1.500 te verlagen?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe het kabinet er concreet voor gaat zorgen dat de ouders die het hardst getroffen zijn het eerst geholpen gaan worden? Komen ouders die meer dan € 10.000 zijn misgelopen het eerst aan de beurt?

De leden van de SP-fractie hebben het rapport van de AUT met interesse gelezen en hebben over het rapport en naar aanleiding van het onderzoek dat de adviescommissie kon doen nog vele vragen.

Deze leden hebben allereerst veel vragen over de genoemde cijfers en vragen of het mogelijk is om meer inzicht te geven in de 90.000 mensen die meer dan 10.000 euroterug moesten betalen aan toeslagschuld. Hoeveel vielen hiervan onder OGS en onder welke aanleiding voor OGS? Hoe is het aantal opgebouwd als je kijkt naar meer dan 20.000 euro, meer dan 30.000 euro, meer dan 40.000 euroen zo door tot 100.000 euro? Is daarbij ook aan te geven hoeveel van die schulden nog open staan? Is daarbij ook aan te geven hoe lang die schuld al bestaat?

De leden van de SP-fractie hebben de indruk dat de AUT op basis van de aantallen en bedragen een analyse heeft gemaakt. Heeft de commissie ook dossiers ingezien of ouders gesproken?

Voorts zouden de SP-leden graag de inventarislijst willen hebben van de documenten waarover de AUT heeft beschikt gedurende het onderzoek? Heeft de commissie ook gegevens opgevraagd die niet zijn gegeven? Zo ja, welke gegevens zijn dat?

De leden van de SP-fractie komen niet helemaal uit de vaststelling dat 22 CAF-dossiers mogelijk of waarschijnlijk vergelijkbaar zijn. Kunnen die beoordelingscriteria helder op een rij worden gezet? Kan iemand die denkt te zijn aangepakt onder CAF, maar niet is geselecteerd door de commissie toch een beroep doen op de compensatieregeling? Dan dient deze persoon dat wel zelf te bewijzen, dan is het noodzakelijk om de selectiecriteria te kennen. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of de «alles op niets» benadering in de wetstrajecten van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de Wet kinderopvang ook echt zo bedoeld zijn als dat ze zijn uitgepakt. Is daar een analyse van gemaakt? Zo nee, is de Staatssecretaris bereid die analyse te maken? Deze leden komen tot deze vraag doordat de commissie erop wijst dat rechtsbescherming primair samenhangt met de wet. Over de uitvoering van de wet heeft de Raad van State geoordeeld dat het disproportioneel was. Vanuit het rapport van de ADR weten we dat de OGS-regeling – opgenomen in de uitvoeringsregeling van de Awir per 1 januari 2006 – bekend was bij de ambtelijke en politieke top vanaf dat moment. Is de uitwerking van het «alles of niets» karakter in de wet in combinatie met het harde optreden als iemand OGS werd verweten inderdaad onderdeel geweest van de wetsgeschiedenis en de interpretatie van de wet? Of is dit een latere invulling geweest, waarbij gezocht is naar juridische steun via jurisprudentie? De leden van de SP-fractie vragen hier een uitgebreide reactie op.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de AUT wel kritisch is op het gebruik van algoritmen die kunnen veranderen door automatische selectie, maar geen uitspraak kan of wil doen of deze basis voor de risicoselectie mogelijk vooringenomen is geweest. De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris om de opbouw van de risicoselectie aan de Kamer te sturen. En ook de risicogronden die voor de risicomodellen van 2012 werden gebruikt. Het ADR-rapport stipt daar wel iets over aan, dus de leden van de SP-fractie gaan ervanuit dat de modellen beschikbaar zijn en vragen deze naar de Kamer te sturen.

De leden van de SP-fractie willen vragen of er naar aanleiding van het advies van de commissie gekeken wordt naar de cases Appelbloesem, De Parel, maar ook de genoemde namen op pagina 28 – waaronder Darkom – die van vóór de CAF-aanpak zijn, maar wel een groepsgewijze aanpak hebben gekend. Kunnen deze ouders zich ook melden voor de compensatieregeling, of gaan zij vallen onder de herziening? Dat ouders die door te weinig of geen eigen bijdrage wel herziening kunnen krijgen, dat is positief.

De leden van de SP-fractie stellen vast dat de AUT uitgebreid beschrijft dat de behandeling van ouders die moeten terugbetalen, helemaal als het onder het oordeel OGS gebeurt, niet verschilt tussen CAF-ouders en «buiten-CAF». Waarom dan toch het onderscheid als het gaat om herziening en compensatie? Is de enige reden de inschatting geweest dat de «kans gering is dat rechter schadevergoeding zal toekennen»? Kan de Staatssecretaris hierop reageren?

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe zij kijkt naar het harde oordeel van de AUT over de perverse prikkel in de handhaving, dat zij zelf «een volstrekt oneigenlijke prikkel» noemt. Toeslagen kon bezuinigingen terugverdienen door toeslagen terug te vorderen. Is er sprake van geweest dat teams beter werden betaald als zij «targets» haalden? Werd er gewerkt met bonus/malus als het ging om toeslagen terugvorderen? Is de Staatssecretaris bereid dit uit te zoeken? Want ondanks dat het een politiek besluit was van het kabinet Rutte/Asscher om op fraudeonderzoek «zichzelf terug te laten betalen», kan het geleid hebben tot excessen. Sterker, het kan ertoe leiden dat de signalen over de disproportionaliteit van het terugvorderen genegeerd zijn omwille van de opbrengst. Kan de Staatssecretaris hier op reageren, mede omdat zij in haar reactie stelt dat het merendeel van de ouders niet getroffen is door excessieve handhaving door Toeslagen, maar door de hardheid van de regeling.

De leden van de SP-fractie beoordelen de conclusie van de AUT dat er geen structurele problemen zijn bij de Belastingdienst/Toeslagen en de beschrijving van de zorg van de rechtsbescherming van mensen, als tegenstrijdig. Vanuit de ADR weten we dat er geen «twee paar ogen principe» werd gehanteerd voor het beoordelen of iemand onder OGS moest vallen. We lezen over automatische processen, en dat de zogenoemde uitworp werd bekeken door personen waarbij de behandelaar besliste. Hier zijn zeer grote risico’s op vooringenomen handelen aanwezig, merken de leden van de SP-fractie op. Natuurlijk zijn de voorgenomen veranderingen te prijzen en hopelijk werpen ze snel hun vruchten af voor het verminderen van de kans op institutionele vooringenomenheid, maar de leden van de SP-fractie vinden het een kwalijke zaak dat de Staatssecretaris de beoordeling overneemt, terwijl de beschrijvingen zo ernstig zijn. De leden van de SP-fractie vinden het noodzakelijk dat er echt een duidelijke streep wordt gezet onder het verleden om weer vooruit te kunnen en vertrouwen op te bouwen. Vergoelijking, of het bagatelliseren van de ernst van de situatie bij handhaving, vinden de leden van de SP-fractie onterecht maar ook zorgelijk.

Tot slot willen de leden van de SP-fractie hun zorg uitspreken over het feit dat de voorzitter van de AUT ten tijde van het maken van de Wet kinderopvang Minister van Justitie was en ten tijde van vele rechtszaken de vice-president van de Raad van State. Over de rol van de Raad van State, die over een langere periode het hardvochtige beleid van de Belastingdienst leek te steunen, wordt met geen woord gesproken in het advies. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op deze zorg?

5. Aanvullende maatregelen

De leden van de VVD-fractie realiseren zich dat de uitbraak van het coronavirus en de maatregelen die het kabinet heeft afgekondigd ook direct van invloed zijn op de aanpak zoals nu besproken. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris om de ouders in de huidige situatie zo goed mogelijk te informeren en prioriteit te geven aan die mensen die aangeven in schrijnende situatie te zitten? Op welke manier gaat de Staatssecretaris deze informatiefunctie uitvoeren? Welke stappen heeft de Staatssecretaris al gezet om de informatiestroom richting de ouders zo goed als mogelijk in te kunnen vullen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet een aantal concrete acties wil ondernemen zoals ouderbijeenkomsten, maar ook de fysieke contacten bij de loketten. De uitbraak van het coronavirus en de daarna afgekondigde maatregelen zetten deze acties in een ander daglicht. Kan de Staatssecretaris de ouders en de Kamer zo snel als mogelijk informeren over de verschillende manieren waarop er nu contact moet worden gelegd met de afdeling Toeslagen? Kan de Staatssecretaris hierbij ook ingaan op de crisisorganisatie en de gewenste taken waarbij «menselijk» contact nu bemoeilijkt wordt?

De leden van de PVV-fractie merken op dat op korte termijn een brief naar de ouders gaat die betrokken zijn bij de CAF-onderzoeken en de ouders die zich in de afgelopen maanden bij Toeslagen gemeld hebben. De brief aan deze ouders bevat ook een uitnodiging voor (inloop)ouderbijeenkomsten waarvoor zij zich kunnen aanmelden. Vanaf maandag 23 maart worden deze (inloop)ouderbijeenkomsten op verschillende plekken in het land georganiseerd.

Geldt deze uitnodiging nog met het oog op de uitbraak van het coronavirus en de daarmee gepaard gaande aanpassingen in het dagelijks leven van ouders?

Zo ja, verwacht de Staatssecretaris dan veel animo? Zo nee, is de annulering duidelijk gecommuniceerd met de desbetreffende ouders? Wat zijn de eerste resultaten van het speciale telefoonnummer? Wordt de website (welke?) veel bezocht? Wat zijn de eerste reacties van koepel- branche- en belangenorganisaties?

De leden van de PVV-fractie wijzen op het volgende citaat uit de kabinetsreactie: «Deze Gemeenten hebben aangegeven waar mogelijk hulp te willen bieden. Zij zullen samen met ons een gezamenlijke «voorhoedegroep» vormen waarmee kan worden gestart en ervaren hoe ondersteuning het beste gerealiseerd kan worden.» Hebben de gemeenten genoeg capaciteit en financiële middelen om hulp te bieden? Zo niet, is de Staatssecretaris dan voornemens om daar geld voor beschikbaar te maken?

Wie bedoelt de Staatssecretaris met ons, in bovengenoemde zin? Het kabinet, de Staatssecretarissen, Toeslagen?

De leden van de D66-fractie kunnen zich voorstellen dat de maatregelen in reactie op het coronavirus, ook invloed hebben op het uitvoeren van de kabinetsplannen voor compensatie en reparatie. Zo lezen de leden van de D66-fractie dat het voornemen was om vanaf 23 maart inloopbijeenkomsten voor ouders te organiseren. Deze leden vragen op welke manier de ouders nu op de hoogte kunnen worden gebracht en of de Staatssecretaris voornemens is om deze inloopbijeenkomsten op een later moment te organiseren.

De leden van de D66-fractie zijn blij dat het kabinet samenwerkt met een voorhoedegroep van gemeenten om ouders zo goed mogelijk te bij te staan en te ondersteunen. Deze leden vragen hoeveel gemeenten nu deel uitmaken van deze voorhoedegroep. Deze leden vragen hoe groot de groep van de gemeenten is die wel is benaderd, maar nog geen onderdeel vormt van deze voorhoedegroep. Deze leden vragen welke redenen gemeenten hier voor aandragen.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris in hoeverre de compensatie van ouders vertraging zal oplopen vanwege het coronavirus. Heeft het voor ouders zin om zich nu al (digitaal) te melden?

De leden van de SP-fractie steunen de uitbreiding die de Staatssecretaris toepast op het advies van de AUT. Als eerder betoogd, stellen zij vraagtekens bij het verschil tussen de twee groepen.

De leden van de SP-fractie beoordelen het organiseren van bijeenkomsten als positief alsmede de casemanager per ouder. Deze leden vragen wie er in de ouder/kindraad zal komen te zitten en hoe die geselecteerd worden. En wat wordt precies hun taak? Het zou logisch zijn als zij ook «verslag» kunnen doen, bijvoorbeeld ook aan het parlement. Hoe ziet de Staatssecretaris dat?

De leden van de SP-fractie vragen wat precies bedoeld wordt dat voor een deel van de ouders die nu nog vallen onder de pauzeknop geldt dat zij hun schuld kwijtgescholden zien en dat anderen een betalingsregeling krijgen. Hoe wordt deze selectie precies gemaakt? En welke gronden voor de selectie gaan gelden?

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris in te gaan op de situatie dat ouders mogelijk in aanmerking komen voor herziening, maar die geen administratie meer hebben. Die kunnen ze verloren zijn door huisuitzetting en bij kinderopvangcentra mogen contracten niet langer bewaard worden dan zeven jaar. Hoe wordt er in deze situaties gehandeld?

6. Structurele veranderingen in het toeslagenstelsel

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven hoe het Verbetertraject kinderopvangtoeslag uitwerkt in de praktijk. Welke ervaringen zijn reeds opgedaan met het aanleveren van gegevens en de levering van gegevens door andere organisaties? Wat wordt er met deze ervaringen gedaan en ziet de Staatssecretaris nog verder stappen om het verbetertraject in de praktijk te optimaliseren? Kan de Staatssecretaris toelichten of de uitwerkingen in de praktijk naar tevredenheid zijn? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vragen welke wettelijke stappen het kabinet gaat zetten om tot een meer menselijkere maat te komen bij de afweging of iemand wel of geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de AUT in de eerste plaats concludeert dat de penibele rechtspositie van toeslaggerechtigden niet zozeer werd bepaald door de mogelijkheid om genomen besluiten te doen toetsen (de rechtsbescherming) maar door de werking van het toeslagenstelsel zelf. Jurisprudentie heeft bepaalde knelpunten weggenomen, aldus de AUT, waardoor het niet noodzakelijk is om direct tot wijziging van het wettelijk stelsel over te gaan. De Staatssecretaris deelt deze mening (blz. 11). De AUT kwam tevens tot de conclusie dat sedert de invoering het toeslagenstelsel inherent voor ernstige en soms blijvend financiële gevolgen zorgt. Waarom acht de Staatssecretaris het niet opportuun om, vanaf de invoering slecht functionerende, regelgeving te vervangen?

De nog maar zeer recente jurisprudentie van de RvS gaat in tegen bestendige jurisprudentie. Waarom is het in de ogen van de Staatssecretaris uitgesloten dat de RvS in toekomstige uitspraken niet weer meer op de zogenoemde harde lijn gaat zitten? Is dit niet te vergelijke met sleutelen aan een auto die al total loss is verklaard?

Vreest de Staatssecretaris niet dat zij door het codificeren van (bijvoorbeeld het matigen van een terugvordering, introduceren hardheidsclausule, introduceren praktische rechtsbescherming, invoering wettelijke aansprakelijkheid) maatregelen de wetgeving nog complexer maakt dan die al is, terwijl die complexe wetgeving nu al het probleem is (bladzijde 13)?

Kan de Staatssecretaris een voortgangsrapportage verstrekken inzake het in 2018 ingezette Verbetertraject kinderopvangtoeslag (bladzijde 14)?

De leden van de PVV-fractie constateren dat er vanaf 2012 25.000 à 35.000 belastingplichtigen zijn die de kwalificatie OGS hebben. Kan de Staatssecretaris een uitsplitsing maken naar de verschillende toeslagen alsmede naar de afzonderlijke kwalificatie derhalve opzet of grove schuld?

Iedereen onder het nieuwe beleid heeft recht op een persoonlijke betalingsregeling naar betalingscapaciteit van twee jaar, gevolgd door het afzien van inning van de restschuld. Een eventueel restant wordt aanvullend gedurende drie jaar verrekend met eenmalige teruggaven inkomstenbelasting en nabetalingen toeslagen. Welke indicatie heeft de Staatssecretaris dat personen met een OGS-kwalificatie bereidwillig zijn om tot aflossing over te gaan binnen twee jaar? Voor zover deze personen bereidwillig zijn om over te gaan tot aflossing, in hoeverre verwacht de Staatssecretaris ook daadwerkelijke aflossing binnen twee jaar?

Mede in het licht van de persoonlijke aflossingscapaciteit en het feit dat er momenteel al 443 miljoen euroniet wordt ingevorderd vanwege een gebrek aan verhaalsmogelijkheden.

Hoeveel van de openstaande toeslagschulden verwacht de Staatssecretaris uiteindelijk niet te kunnen innen c.q. te kunnen verrekenen? Betreft het hier een groep personen die niet in enige schuldsaneringsregeling zitten (zoals de Wet schuldsanering natuurlijke personen)?

Voor zover deze groep wel al (gedeeltelijk) gebruik maken van een schuldsaneringsregeling, is deze maatregel dan niet dubbelop? Kortom, loopt er dan niet al een betalingsregeling via die schuldsaneringsregelingen?

Indien men een particuliere schuld heeft is het niet gebruikelijk dat na twee jaar al gestaakt wordt met invorderingsmaatregelen, zeker niet wanneer de schuld aanzienlijk is. Kan de Staatssecretaris nader ingaan op de overwegingen die geleid hebben tot het beleid om al, in beginsel, na twee jaar af te zien van invordering bij personen met een OGS-kwalificatie?

Hoeveel van de openstaande schulden verwacht de Staatssecretaris nog te kunnen verrekenen na de tweejarige betalingsregeling? Hoeveel openstaande schulden verwacht de Staatssecretaris in het geheel niet te kunnen innen na een tijdspanne van vijf jaar en om welk bedrag gaat het dan?

De Staatssecretaris geeft aan dat zij in de toekomst extra capaciteit wenst in te zetten om misbruik te voorkomen. Verwijst deze capaciteit naar de eerder door de Staatssecretaris aangehaalde capaciteit inzake de uitvoerbaarheid of betreft het hier geheel nieuwe capaciteit?

De leden van de PVV-fractie constateren dat het strategisch crisisteam twee keer per week samenkomt om geïdentificeerde risico’s, planning en voortgang te bespreken.

Kan de Staatssecretaris ons al voortgangsrapportages doen toekomen van het strategisch crisisteam en/of ons reeds nader informeren omtrent de geïdentificeerde risico’s, planning en voortgang? Waarop zijn de jaarlijkse uitvoeringskosten geraamd van de crisisorganisatie?

Zitten deze kosten reeds in de door de Staatssecretaris aangehaalde 110 miljoen euro?

De leden van de PVV-fractie merken op dat als de vooringenomenheid inderdaad institutioneel het dan niet onlogisch is om aan te nemen dat die vooringenomenheid zich tevens uitstrekt tot andere gebieden. Heeft de Staatssecretaris inzicht in de mate van institutionele vooringenomenheid op andere (belasting)gebieden. Kortom is de institutionele vooringenomenheid Belastingdienst breed te identificeren of beperkt het zich tot Toeslagen?

Hoe denkt de Staatssecretaris een mentaliteitsverandering door te voeren onder het personeel om deze institutionele vooringenomenheid weg te nemen?

Verwacht de Staatssecretaris dit te kunnen realiseren zonder een grondige personele sanering (in de top) van het ambtenarenapparaat?

De leden van de CDA-fractie merken op dat een groot deel van de gevallen juridisch gezien voortkomt uit het alles-of-niets-karakter van de kinderopvangtoeslag, maar de praktijkverhalen laten een genuanceerder beeld zien. Het gaat ook om een cultuur waarin alle middelen, ook over de grens van het juridisch betamelijke werden ingezet om de kinderopvangtoeslag terug te vorderen. Verhalen van klokkenluiders laten zien dat een mildere en rechtvaardigere handelwijze door de leiding niet werd toegestaan. Een aanpassing van de wet is noodzakelijk, en had al jaren geleden moeten plaatsvinden toen de ambtenaren van Toeslagen dit intern voorstelden aan het Ministerie van SZW, maar kan niet alle problemen oplossen. Zo is bijvoorbeeld een deel van de betrokken ouders nooit verteld waarom de kinderopvangtoeslag werd stopgezet en teruggevorderd. Als ouders dit vroegen, werden ze aan het lijntje gehouden en zelfs in rechtszaken werd niet altijd een eerlijk beeld geschetst of werden niet alle relevante stukken ingebracht. De leden van de CDA-fractie constateren daarom ten eerste dat met een aanpassing van de wet niet alle onderzochte zaken voorkomen waren en vragen de Staatssecretaris daarom welke concrete maatregelen er worden voorgesteld om de bejegening van ouders te verbeteren.

De leden van de D66-fractie lezen dat de AUT wijst op het doenvermogen van de Belastingdienst en van mensen die toeslagen ontvangen. Deze leden vragen op welke wijze bij het werk aan een alternatief voor het huidige toeslagenstelsel ook rekening wordt gehouden met het doenvermogen en of er ook gebruik gemaakt wordt van de doenvermogentoets.

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet een onderzoek start naar mogelijke wijzigingen van het beleid met betrekking tot kwijtschelden en verrekening, inclusief de gevolgen voor de uitvoering en de budgettaire aspecten. Deze leden lezen dat dergelijke wijzigingen in de invordering naar verwachting pas vanaf het jaar 2023 geïmplementeerd kunnen worden, wegens de stand van zaken met betrekking tot de IT-architectuur. Deze leden vragen om een nadere toelichting over waar de IT-architectuur in dit geval knelt.

De leden van de D66-fractie lezen dat voor een deel van de ouders zal gelden dat een openstaande schuld zal moeten worden afbetaald en dat deze groep de komende periode geïnformeerd zal worden over de (on)mogelijkheden van een (persoonlijke) betalingsregeling. Deze leden vragen om nader toe te lichten voor welke groepen een persoonlijke betalingsregeling onmogelijk is.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de plannen van het kabinet ook gevolgen hebben voor andere toeslagen.

De leden van de SP-fractie zien de vele veranderingen die de komende tijd plaats zullen vinden als positief. Ook dat er wel zicht blijft op fraudeopsporing. Deze leden vragen zich af of het wellicht mogelijk is om via transparant maken van interne werkinstructies meer zicht op rechtsbescherming en handelwijze te mobiliseren. Hoe er wordt gehandhaafd en waarop wordt gecontroleerd hoeft goed fraudeonderzoek niet in de weg te staan. Hoe ziet de Staatssecretaris dit?

De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom nog steeds niet duidelijk is hoeveel mensen de kwalificatie OGS is toegekend. Het antwoord op meerdere vragen van de fractie is nu 25.000 tot 35.000 personen. Dat is een erg ruime marge. Hoe is het mogelijk dat concreet antwoord op deze vraag nog altijd niet mogelijk is? Kan dit de compensatie en herziening van ouders in de weg gaan staan? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel mensen vóór 2012 de kwalificatie hebben gekregen? Erkent de Staatssecretaris, zo vragen de leden van de SP-fractie zich af, dat het noodzakelijk is dat we juist hierover concrete gegevens krijgen?

De leden van de SP-fractie vragen wie er in de bestuurlijke adviesraad zitten van de crisisorganisatie en hoe deze mensen geselecteerd zijn. Welke rol vervullen zij precies en doen zij ook verslag van hun werkzaamheden, bijvoorbeeld aan de Kamer?

Met betrekking tot de taken van de crisisorganisatie en het strategisch crisisteam, missen de leden van de SP-fractie nog de inbedding van deze organisatie in of ten opzichte van het Ministerie van Financiën alsmede van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hoe wordt dat vormgegeven? Hoe wordt er gezorgd voor een «open lijn» voor informatie naar de ambtelijke top?

7. ADR-rapport

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris te reflecteren op de conclusie van de ADR dat de informatiehuishouding niet op orde is. Welke acties zijn in gang gezet om de informatiehuishouding te verbeteren? Hoe kan het dat het informatiehuishouding niet op orde was? De leden van de VVD-fractie lezen dat het rapport van de AUT hierover milder is. Kan de Staatssecretaris aangeven of zij van mening is dat de informatievoorziening op een acceptabel niveau is? Kan de Staatssecretaris omschrijven wat voor haar een acceptabel niveau is en hoe de Belastingdienst dat wil gaan bereiken?

De leden van de VVD-fractie hebben eerder hun afkeuring uitgesproken over het onterecht gebruik van de tweede nationaliteit. De ADR besteedt in haar rapport aandacht hieraan. De leden van de VVD-fractie zien graag dat de bevindingen van de ADR betrokken worden bij de uitkomsten van het onderzoek door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Deze leden betreuren het dat het onderzoek van de AP nog steeds niet is afgerond. Kan de Staatssecretaris nu met zekerheid concluderen dat de gegevens rondom tweede nationaliteit niet gebruikt worden bij een beoordeling van een dossier?

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris waarom in de onderzoeksopdracht de ADR is gevraagd een onderzoeksperiode te hanteren vanaf 1 januari 2013 gezien het gegeven dat de CAF-teams zijn gestart op 1 september 2013, maar er ook gedupeerde ouders zijn die al voor 2013 op een twijfelachtige manier zijn behandeld door de Belastingdienst (zie hiervoor rapport ADR pagina 31).

De leden van de VVD-fractie lezen dat de ADR op onderdelen onjuiste of onvolledige informatie heeft ontvangen van de afdeling Toeslagen. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe dit kan. Hoe vaak is het voorgekomen dat de ADR onjuiste of onvolledige informatie ontving? Op welke onderdelen, naast de onjuistheden op persoonsniveau, was de informatie niet juist of niet volledig en waarom? Welke stappen zet de Staatssecretaris om de informatiehuishouding op orde te brengen bij de afdeling Toeslagen en waar nodig ook andere afdelingen binnen de Belastingdienst? Kan de Staatssecretaris hiervoor een overzicht met de Kamer delen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat dit niet getuigt van een betrouwbare informatievoorziening en dat er nodig grote stappen gezet moeten worden om de betrouwbaarheid te herstellen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Belastingdienst specifiek in juli 2016 de stap heeft gezet het stopzetten van de toeslagen af te laten hangen van het onderzoek in plaats van de toeslagen voor het onderzoek al stop te zetten. De leden van de VVD-fractie vragen ook waarom er vanaf 2016 voor is gekozen een gespecificeerde rappelbrief te sturen met welke bewijsstukken nog ontbraken. Wat heeft er toe geleid dat er in 2016 verschillende kleine stappen zijn gezet om meer duidelijkheid te verschaffen aan ouders over het stopzetten van de kinderopvangtoeslag, aangezien het rapport van de Nationale ombudsman en de uitspraak van de Raad van State pas in 2017 naar buiten kwamen? En waarom is er toen niet ingezien dat de mate van handhaving onjuist en niet menselijk was?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het formeel vooralsnog niet is voorgeschreven een tweede beoordelaar te betrekken bij de afhandeling van de bezwaarschriften. Deelt de Staatssecretaris de mening van de VVD-fractie dat het formeel moet worden vastgelegd dat een tweede beoordelaar, volgens het vierogenprincipe, moet worden betrokken bij de afhandeling van bezwaarschriften om beslissingen beter af te kunnen wegen en de kans op een overhaaste beslissing te verkleinen? Graag een uitgebreide reactie.

De leden van de VVD-fractie lezen in het onderzoeksrapport van de ADR een aantal redenen op basis waarvan is besloten de kinderopvangtoeslag stop te zetten. In de categorie «overige gronden» zitten 831 gevallen. Kan de Staatssecretaris ook deze groep uitsplitsen naar reden op basis waarvan de kinderopvangtoeslag is stopgezet?

De leden van de VVD-fractie schrikken van de grote overschrijding van de bezwaartermijn door de Belastingdienst. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het een verkeerd beeld geeft wanneer individuen die een gestelde termijn overschrijden meteen voor een dichte deur staan, maar de Belastingdienst de regels tot nakomen termijnen blijkbaar niet hoeft na te komen? Graag een toelichting en concrete stappen tot verbetering.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Belastingdienst bij onder andere de reactietermijn voor het aanleveren van bezwaarstukken verschillende termijnen hanteert? Waar zijn deze termijnen op gebaseerd en waarom krijgen verschillende individuen verschillende reactietermijnen?

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of zij, zoals aanbevolen door de ADR, alle individuele gevallen in de 149 CAF-zaken in kaart gaat brengen en beoordelen naar oorzaak van het stopzetten van de toeslag. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is de Staatssecretaris voornemens dit in kaart te brengen?

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe de door de Belastingdienst gemaakte tijdlijn tot stand is gekomen over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2019. De start van de tijdlijn ligt voor het startmoment van het ADR-onderzoek naar de toeslaggerelateerde CAF-zaken, waarom is hier voor gekozen?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de lijst met CAF-zaken in het ADR-rapport niet compleet is (het ontbreken van aantallen burgers bij een CAF-zaak, de namen van de CAF-zaken, etc.).

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoeveel niet-toeslaggerelateerde CAF-zaken er zijn? Waar zien deze CAF-zaken op toe? Om hoeveel mensen gaat dit? Wat is de huidige gang van zaken betreft deze CAF-zaken? Wat vindt de Staatssecretaris van de door de ADR gestelde indicatie dat «deze criteria (waar de burger bij de CAF 11-zaak last van had, red.) zich overigens ook kunnen hebben voorgedaan bij de behandeling van burgers buiten de toeslaggerelateerde CAF-zaken»? Is de Staatssecretaris voornemens ook dit in beeld te brengen? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie constateren dat volgens de ADR voor de berekening van reparatiebetalingen het nodig is om de situatie per individuele burger in kaart te brengen en te beoordelen. De Staatssecretaris onderschrijft deze bevinding.

De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris al een logistieke aanpak voor ogen heeft om de situatie per individuele burger in kaart te brengen? Kan de Staatssecretaris de Kamer hier nader over informeren?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de Staatssecretaris de ontbrekende, onjuiste en onvolledige gegevens wijt aan een personeelsgebrek bij Toeslagen. Het betreft hier met name handmatig te vullen velden. Indien 100% van de automatisch gevulde velden ingevuld zijn, resteren enkel handmatig te vullen velden. Acht de Staatssecretaris enkel personeelsgebrek afdoende als excuus voor het ontbreken van, onder andere, handmatige gegevens? Wat is de reden van het gebrek aan personeelcapaciteit?

Indien de personeelscapaciteit (structureel) wordt aangevuld, binnen welke tijdspanne zijn alle gegevens dan compleet?

Betreft het enkel een gebrek aan personeel (derhalve handjes) of betreft het tevens een gebrek aan gekwalificeerd personeel (derhalve personeel met intensieve kennis van toeslagen).

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om hier tevens nader in te gaan op vragen over berichtgeving van Follow The Money over de toeslagenaffaire3, waarbij dit onderwerp nadrukkelijk aan bod komt.

Onder meer het overschrijden van beslistermijnen was een reeds lang bestaand probleem. Is de Staatssecretaris het met de leden van de PVV-fractie eens dat een overheid die van burgers strikte naleving verwacht aangaande termijnen, zeker zelf het goede voorbeeld moet geven?

Hoe vaak komt het heden nog voor dat beslistermijnen worden overschreden zonder inhoudelijke motivatie?

Is de Staatssecretaris van mening dat er in de ambtelijke en/of politieke top mogelijk strafrechtelijk c.q. onrechtmatig is gehandeld? Zo niet, kan de Staatssecretaris dat toelichten.

De leden van de CDA-vragen de Staatssecretaris naar aanleiding van pagina vier van het rapport van de ADR of de door de Belastingdienst opgestelde tijdlijn aan de Kamer kan worden gestuurd.

In het rapport lezen deze leden bovendien: «De ADR heeft op basis van informatie van de Belastingdienst de overige toeslaggerelateerde CAF-zaken voor deze criteria vergeleken met de CAF 11-zaak. In dit verband merken wij op dat de door ons ontvangen informatie op onderdelen onjuist en/of onvolledig is. De informatiehuishouding met betrekking tot toeslaggerelateerde CAF-zaken is derhalve niet op orde.» Deze leden vragen de Staatssecretaris in dit verband welke onjuiste informatie de Belastingdienst aan de ADR verschaft heeft en of de Staatssecretaris dit acceptabel vindt. Heeft de Belastingdienst inmiddels alsnog de juiste informatie aan de ADR verschaft?

In de reactie stelt het kabinet dat volgens de ADR de onjuistheden binnen de tolerantiegrens lagen. Welke grens wordt hierbij gehanteerd? Om hoeveel onjuistheden gaat het dan? Is het mogelijk dat als gevolg van onjuistheden en onvolledigheden bij Toeslagen, de ouders nogmaals schade ondervinden?

De leden van de CDA-fractie zijn stomverbaasd dat zij vervolgens op pagina zes van het rapport deze zin lezen: «De dossiers van de Directeur-Generaal Belastingdienst aan opvolgers in dezelfde functie, het dossier van de Staatssecretaris bij overdracht aan de opvolger in dezelfde functie in 2014 en een aantal vergaderverslagen hebben wij niet ontvangen.»

De ADR zou alle documenten en medewerking krijgen. Als de absolute top van de Belastingdienst eigen documenten achterhoudt, terwijl de onderzoeksvraag juist over de top gaat, dan kan de ADR geen volledig rapport geven.

De leden van de CDA-fractie vragen daarom heel precies:

  • 1. Wil de Staatssecretaris alle stukken waar de ADR om vroeg, en waar de ADR in deze zin naar verwijst, in zijn geheel (zonder zwarte teksten) aan de Kamer doen toekomen?

  • 2. Kan de Staatssecretaris precies aangeven waarom de Belastingdienst geweigerd heeft deze documenten aan de ADR te verschaffen?

  • 3. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze de ADR om deze documenten gevraagd heeft en wie de documenten geweigerd heeft?

  • 4. Wist de Directeur-Generaal dat er documenten (onder andere van hem) geweigerd zijn?

  • 5. Wist de Staatssecretaris dat er documenten (onder andere van hem) geweigerd zijn?

In afwachting van het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens benadrukken de leden van de D66-fractie het belang van de uitspraak van een ruime meerderheid van de Kamer dat etnisch profileren onaanvaardbaar is, dat het niet zo kan zijn dat iemand vanwege een dubbele nationaliteit anders wordt behandeld dan iemand met alleen de Nederlandse nationaliteit en het verzoek om te borgen dat de Belastingdienst een dubbele nationaliteit niet meer als risico-indicator gebruikt bij het toekennen van Toeslagen. Deze leden vinden de bevestiging dat het kabinet het gebruik van de tweede nationaliteit ten stelligste afwijst belangrijk en nemen waar dat het kabinet invulling geeft aan het verzoek. De leden van de D66-fractie lezen in het onderzoeksrapport van de ADR dat bij de behandeling van CAF-zaken ongeveer 100 zoekopdrachten zijn uitgevoerd waarbij onder andere de eerste en tweede nationaliteit als attribuut zijn opgevraagd en dat de ADR niet vast kan stellen of nog meer van dergelijke zoekopdrachten zijn uitgevoerd. Deze leden vinden dit ernstig. Deze leden lezen vervolgens in de kabinetsreactie dat de ADR aangeeft dat in 100 van de 149 CAF-zaken sprake is geweest van een zoekopdracht waarbij eerste en tweede nationaliteit werd opgevraagd. Deze leden vragen of dit betekent dat in al die 100 CAF-zaken exact één onderzoeksopdracht of query is uitgevoerd of dat het zo zou kunnen zijn dat de 100 zoekopdrachten bij de behandeling van CAF-zaken met name plaatsvonden in bepaalde CAF-zaken. Om wat voor soort zoekopdrachten ging het hier? De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting over het zogenoemde zelflerende systeem. In hoeverre was en is er zicht en grip op dit zelflerende systeem? Hoe staat het met de invulling van de motie Verhoeven/Van der Molen4 om een voorstel uit te werken voor toezicht op het gebruik van algoritmes door de overheid, inclusief de gebruikte datasets? Kunnen we dit zelflerende systeem volgens de Staatssecretaris zien als een ingrijpend algoritme?

De leden van de D66-fractie lezen dat de ADR kritisch is op het gegevensbeheer bij de Belastingdienst. Deze leden vragen in die context naar de ontwikkelingen ten aanzien van het verbeteren van het gegevensbeheer bij de Belastingdienst en de ontwikkelingen ten aanzien van de mogelijkheden tot inzage in het eigen dossier. Welke stappen worden genomen om te zorgen dat belastingplichtigen makkelijker hun eigen dossier kunnen opvragen en inzien, bijvoorbeeld via www.mijnbelastingdienst.nl.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet wat er gaat gebeuren met ouders die wél voldoen aan enkele van de vijf «CAF 11-kenmerken», maar waarbij geen sprake zou zijn van institutionele vooringenomenheid. Hoe kan een ouder weten of hij/zij de dupe was van een groepsgewijze aanpak? Waarom is het niet voldoende wanneer een klein van de ouders is benadeeld in een CAF-dossier? Het individuele leed van een ouder is toch niet afhankelijk van hoeveel nadeel andere ouders hebben ondervonden in eenzelfde CAF-dossier?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet waarom de ADR op onderdelen onjuiste en/of onvolledige informatie heeft gekregen. In hoeverre is het mogelijk om ouders goed te kunnen compenseren met een informatiehuishouding die niet op orde is?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom de dossiers van de DG aan opvolgers in dezelfde functie, het dossier van de Staatssecretaris bij overdracht aan de opvolger in 2014 en een aantal vergaderverslagen niet aan de ADR zijn overgedragen.

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de ADR niet heeft onderzocht of de kwalificatie «OGS» al dan niet terecht is toegekend. Gaat dit bij de individuele herbeoordeling alsnog gebeuren? Voor alle 600 burgers?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris wanneer er meer duidelijkheid komt over het etnisch profileren van de Belastingdienst. Wanneer verschijnt het rapport van de AP?

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de tweede nationaliteit inmiddels voor 98% uit het Toeslagen Volg Systeem is verwijderd. Hoe zit het met die laatste 2%?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen wanneer er meer duidelijkheid komt over bewijsstukken die de Belastingdienst niet zou hebben aangeleverd bij de rechter.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het rapport Toeslaggerelateerde CAF-zaken van de ADR. Daarin valt hen een aantal zaken op. Allereerst dat er sprake is dat er documenten niet verstrekt zijn aan de ADR. Welke zijn dat? Kan de Staatssecretaris de Kamer de gehele inventarislijst sturen van de stukken die de ADR heeft ontvangen en ook heeft opgevraagd?

Het valt de leden van de SP-fractie op dat de ADR spreekt van een tijdlijn die zij heeft gekregen voor het onderzoek. Kan de Kamer die tijdlijn ook ontvangen? Dat de politieke en ambtelijke top steeds op de hoogte is geweest, maar niet ingreep bij de signalen van disproportioneel handelen, is nu wel vastgesteld maar nog niet verklaard. Kan de Staatssecretaris een verklaring geven voor het uitblijven van politiek handelen? Welke besluiten zijn er genomen om bijvoorbeeld de Kamer niet te informeren en welke rol heeft de Ministeriële Commissie Aanpak Fraude hierbij gespeeld? De leden van de SP-fractie verwachten uitgebreid antwoord.

Als eerder genoemd, laat de ADR op meerdere momenten weten dat de werkwijze voor CAF en «buiten CAF» dezelfde was. Welke conclusie trekt de Staatssecretaris hieruit?

De leden van de SP-fractie betreuren het dat er geen onderzoek is gedaan naar of de kwalificatie OGS terecht is toegekend. Zij vragen daar alsnog onderzoek naar te doen.

Met betrekking tot het vraagstuk over etnisch profileren, concluderen de leden van de SP-fractie dat dit heeft plaatsgevonden, al schrijft de ADR dat omfloerst op. Waarom kan de Staatssecretaris deze conclusie nog niet trekken?

8. Zwartboek

De leden van de SP-fractie danken de Staatssecretaris voor het uitgebreide antwoord op het zwartboek en ook voor de gelegenheid die het ministerie vanaf het begin heeft geboden om gegevens van ouders die zich meldden door te geven. Het is goed om te beseffen dat de mensen die zich bij de SP meldden, juist niet tot CAF-11 behoorden, omdat zij juist al onderwerp van onderzoek waren.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris om toch nog in te gaan op de aanbevelingen die nog niet van kracht zijn geworden, zoals:

  • Herzie de wet en laat mensen die slachtoffer zijn van fraude bij gastouderbureaus niet betalen voor de misdaad van een ander. Verhaal de geleden schade niet op slachtoffers, maar op de dader.

  • Erken dagbesteding en (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid als een duidelijke reden om niet de kinderen te kunnen opvangen en kort ouders niet.

  • Breng in kaart welke grenzen er door juridische procedures zijn ontstaan en presenteer dit aan de Tweede Kamer.

9. Financiële gevolgen

De leden van de PVV-fractie constateren dat het Kabinet houdt rekening met totale kosten van 500 miljoen euro waarvan 360 miljoen euro voor herziening, 30 miljoen euro voor aanvullende compensatie en 110 miljoen euro voor uitvoeringskosten. Kan de Staatssecretaris een meer specifieke en nadere uiteenzetting geven van de totale kosten c.q. aangeven hoe zij tot bepaalde bedragen is gekomen?

Welke waarborgen zijn ingebouwd om te voorkomen dat dit budget niet wordt overschreden?

De leden van de CDA-fractie achten het zeer correct dat de Staatssecretaris voldoende middelen vrijmaakt om de ouders te kunnen compenseren. Wel hebben zij nog vragen over hoe de geraamde bedragen zijn berekend. Kan de Staatssecretaris de raming van 500 miljoen euronader uitleggen? Waar is de terugbetaling van 360 miljoen euro op gebaseerd? Is dit inclusief CAF 11? Waarom is de compensatie maar 30 miljoen euro? Is dat omdat een groot deel van de ouders geen compensatie krijgt? Hoe is de uitvoeringslast van 110 miljoen eurogebudgetteerd? Is dit voor meerdere jaren of alleen voor 2020? Om hoeveel fte gaat het dan? Hoeveel gevallen kunnen volgens de raming per fte worden uitgezocht en uitbetaald? Hoe verhoudt dit zich tot het verwachtte aantal van 20.000 ouders die recht hebben op terugbetaling van kinderopvangtoeslag?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de gevolgen van deze enorme operatie voor de uitvoering aanzienlijk zullen zijn, bijvoorbeeld vanwege het belang van een zorgvuldige en persoonlijke benadering. Deze leden vragen om een korte reflectie ten aanzien van het feit dat de uitvoeringskosten meer dan 20% van het totale uit te keren bedrag bedragen. Deze leden vragen wat het kabinet hier een acceptabele verhouding vindt. Deze leden lezen in de kabinetsreactie dat in de komende periode bezien wordt hoe de uitvoering vereenvoudigd kan worden om daarmee ouders zo snel mogelijk te kunnen compenseren en de uitvoeringskosten te beperken. Deze leden onderschrijven deze inzet. Deze leden vragen wel om een nadere toelichting over de mogelijke afruilen, bijvoorbeeld ten aanzien van het voorkomen van misbruik. Wat zijn de nadelen van een dergelijke vereenvoudiging? Waarom is een dergelijke vereenvoudiging niet al eerder ingezet als deze bijdraagt aan lagere uitvoeringskosten en een snellere oplossing voor de ouders?

10. Overig

De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe er omgegaan zal worden met ouders die wettelijk geen recht hadden op kinderopvang, maar die zich daarvan niet bewust waren. Bijvoorbeeld stellen waarvan één promoveert, maar daarop uitloopt. Daarvan zijn meerdere situaties bekend dat Toeslagen oordeelt dat het uitlopen van promoveren geen recht op kinderopvangtoeslag verschaft. Deze ouders moeten dan ook alles terugbetalen. Hoe rechtvaardig is dat? Kan de Staatssecretaris daarop ingaan?

Het speelt ook bij ouders waarvan één dagopvang nodig heeft. Dan is er geen recht op kinderopvangtoeslag en dat zal gedurende dit jaar wel geregeld gaan worden voor 2021. Hoe wordt er omgegaan met gezinnen die nog een uitstaande «schuld» hebben en waarvan de Toeslagen zegt: OGS, u moet binnen twee jaar betalen en bij verzoek om uitstel, komt er een boete bovenop. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?

De leden van de SP-fractie merken op dat vele ouders zich in allerlei bochten hebben gewrongen om hun schulden af te betalen. Sommigen zijn hierdoor persoonlijke leningen aangegaan en hebben nu een registratie bij het Bureau Kredietregistratie, anderen zijn in de schuldhulpverlening terecht gekomen en allen hebben ze hierdoor veel belendende problemen gekregen die niet direct opgelost zijn met een financiële compensatie. Deze leden vragen de regering op welke wijze hieraan aandacht zal worden besteed. Hoe wordt er omgegaan met dit soort «gevolgschade»?

De leden van de SP-fractie vragen zich ook af of kinderen gecompenseerd worden voor schade die in de gezinnen is geleden. Is daar over nagedacht en ruimte voor?


X Noot
1

Deze brieven zijn als bijlage bij de brief van 17 december jl. (Kamerstukken II, 2019/20, 31 066, nr. 574.) naar de Kamer gestuurd.

X Noot
2

Bijlage bij de brief van 12 maart 2020, zaaknummer 2020Z05014/2020D10405.

X Noot
3

Bijlage bij de brief van 12 maart 2020, zaaknummer 2020Z05014/2020D10405.

X Noot
4

Kamerstuk 26 643, nr. 610.

Naar boven