2020D07337 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 december 2019 over studievoorschotvouchers en toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg over DUO1 van 16 oktober 2019 en de begrotingsbehandeling van 7 november 2019 (Kamerstuk 24 724, nr. 167).

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoud

blz.

 

I.

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de SP-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

5

 

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

5

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de studievoorschotvouchers. Hierover hebben zij nog enkele opmerkingen en vragen. Zo vragen de leden met welke organisaties de Minister in gesprek is gegaan om beide voorstellen voor te leggen.

Studievoorschotvouchers

De leden lezen dat is afgesproken bij de wet Studievoorschot om de eerste vier cohorten studenten onder het studievoorschot gedeeltelijk te compenseren door ze de mogelijkheid te bieden om tussen de 5 en 10 jaar na afstuderen nogmaals scholing te volgen en dat ook studenten die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten aanspraak kunnen maken op een voucher. Zij vragen hoe groot deze groep precies is en welk bedrag specifiek voor deze groep wordt gereserveerd. Tevens vragen zij of deze vouchers ook te gebruiken zijn in het buitenland.

De leden vragen hoe, zowel de groep studenten die via voorinvesteringen al hebben moeten profiteren van verbeterde onderwijskwaliteit, als de groep die verder gaat profiteren van de vrijgekomen investeringen door het studievoorschot, kunnen merken en volgen dat de gelden ook daadwerkelijk besteed worden aan kwalitatief beter onderwijs in hun eigen instelling. Wanneer is de Minister van mening dat er sprake is van een kwalitatieve verbetering van het onderwijs? Ook vragen zij hoe de individuele student kan merken of controleren dat er daadwerkelijk kwalitatieve verbeteringen hebben plaatsgevonden. Is dat enkel het geval wanneer de bestuurlijke afspraken worden nagekomen of moet het daadwerkelijk aantoonbaar kunnen zijn voor de individuele student? Tot slot vragen zij wanneer er sprake is van een aantoonbare verbetering.

Jongerenadviesraad DUO

De voornoemde leden zijn blij om te lezen dat er opvolging is gegeven aan de toezegging aan het lid Wiersma. Op welke termijn pakt DUO de adviezen van de Jongerenadviesraad op? Tevens vragen zij of er budgettaire gevolgen aan deze adviezen zitten.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 december 2019 inzake de studievoorschotvouchers en toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg DUO van 16 oktober 2019. Zij zijn gematigd positief over de geschetste opties met betrekking tot het studievoorschotvoucher-vraagstuk. Toch hebben zij nog enkele vragen. De leden zien veel in het idee om de studievoorschotvouchers in te zetten als verlaging van de studieschuld. Zij hebben hierover een motie van het lid Rog c.s.2 ingediend, die de regering verzoekt om studenten een korting te geven van € 2.000 indien zij een studieschuld hebben of € 2.000 uit te betalen indien zij geen studieschuld hebben. Deze motie is op verzoek van de Minister aangehouden. De Minister schetst nu drie opties.

Opties 1 en 2 (dat wil zeggen verlaging studieschuld vijf jaar na afstuderen/zo snel mogelijk en als er geen studieschuld is, een uitbetaling) zijn voor de leden allebei wenselijke situaties. Vanuit de student gezien, hebben de leden een voorkeur voor optie 2 (dat wil zeggen verlaging/uitbetaling zo snel mogelijk). Echter, zij snappen ook dat het plan technisch uitvoerbaar moet zijn, waardoor zij ook kunnen leven met optie 1 (dat wil zeggen vijf jaar na afstuderen). Optie 3 is wat hen betreft niet-wenselijk.

Financiële consequenties scenario 1 en 2

De voornoemde leden uiten hun verbazing over de raming met betrekking tot de studievoorschotvouchers. Daarbij is uitgegaan dat niet elke student gebruik zou maken van de studievoorschotvouchers, waardoor een mogelijke verlaging van de studieschuld of uitbetaling neerkomt op een bedrag van € 1.835. Waarom ging de Minister bij de raming van de studievoorschotvouchers ervan uit dat niet iedereen gebruik zou maken van de studievouchers? Zij vragen hoe zij dit begrotingstechnisch had moeten oplossen als (in theorie) wel iedereen gebruik had gemaakt van de studievoorschotvouchers. De Minister geeft aan dat er nu geen financiële ruimte is voor dit plan. De leden hebben ook kennisgenomen dat uitsluitsel over de kasschuif om dit plan mogelijk te maken pas in het voorjaar gegeven kan worden. Tot slot vragen zij waarom de Minister er op voorhand al van uit gaat dat een kasschuif niet mogelijk is, waardoor zij de motie van het lid Rog c.s.3 moest ontraden.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de Minister gehoor heeft gegeven aan de oproep van de leden Rog, Van der Molen, Futselaar en Westerveld om verschillende scenario’s uit te werken om het budget van de studievoorschotvoucher aan studenten uit te keren. De voornoemde leden zijn van mening dat dit voornemen een compensatie is voor de eerste lichting studenten onder het leenstelsel die niet hebben kunnen profiteren van de voorinvesteringen in onderwijskwaliteit. Vervolgens stelt de Minister dat na overleg met de Minister van Financiën is gebleken dat deze scenario’s momenteel niet kunnen worden uitgevoerd omdat er binnen het uitgavenplafond hiervoor geen ruimte is. Wat was de boodschap van de Minister van Financiën aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Tevens vragen zij hoe het kan het dat een Kamerwens van onder meer coalitiepartij CDA door een CDA-minister mogelijkerwijs niet wordt ingewilligd. Kan de Minister specificeren waarom pas in het voorjaar uitsluitsel kan worden gegeven of de benodigde kasschuif om de studievoorschotvouchers aan studenten uit te keren, mogelijk is? Kan de Minister beamen dat een dergelijke kasschuif uitvoeringstechnisch «mogelijk» is, maar met «niet mogelijk» eigenlijk wordt bedoeld dat er in dat geval onvoldoende steun daarvoor is in het kabinet? Ook vragen zij of de studentenverenigingen (ISO4, LSVb5) betrokken zijn bij de besluitvorming en de totstandkoming van de voorgenoemde scenario’s.

Tot slot maken de voornoemde leden zich zorgen over de inkomenspositie van studenten met pleegouders. De Minister zet uiteen dat het mogelijk is dat een studerend kind dat in een pleeggezin woont, én geen financiële steun van de ouder(s) krijgt voor zijn of haar studie, kan vragen om het inkomen van de ouder(s) buiten beschouwing te laten. De leden vragen of de Minister bereid is dit veel beter onder de aandacht te brengen van studenten met pleegouders. Zo ja, op welke wijze is de Minister dit van plan te doen? Zo nee, waarom vindt de Minister dat dit niet beter onder de aandacht moet worden gebracht, zo vragen de eerder genoemde leden.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de studievoorschotvouchers en toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg, gehouden op 16 oktober 2019. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden zijn benieuwd of de infrastructuur voor het uitkeren van de studievouchers al opgezet is, bijvoorbeeld bij DUO. De leden zijn benieuwd op welke wijze oud-studenten gaan worden geattendeerd op het feit dat ze aanspraak kunnen maken op de studievouchers. Is er een percentage wel/niet gebruik van studievouchers waar rekening mee wordt gehouden en in hoeverre komt dat overeen met het vastgestelde budget voor studievouchers?

Tevens vragen zij hoe ervoor gezorgd gaat wordend dat medewerkers bij DUO voldoende zijn toegerust om studenten die vragen hebben over de studievoorschotvouchers te woord te staan en van correcte informatie te voorzien. In het verleden zijn er bij bijvoorbeeld studentenorganisatie LSVb veel klachten binnengekomen over foutieve informatie en communicatie vanuit DUO. De leden vragen welke lessen hieruit getrokken zijn en op welke wijze dit in de toekomst omtrent de studievoorschotvouchers voorkomen gaat worden.

Daarnaast vinden de leden het treurig dat de Minister vasthoudt aan de huidige vorm van de studievoorschotvouchers. Een groot deel van de Kamer zou graag zien dat deze regeling anders wordt ingevuld en doet hier ook concrete voorstellen voor. Dat de Minister deze consequent afwijst, is betreurenswaardig, zeker omdat het hier een generatie studenten betreft die materieel in vrijwel alle opzichten slechter af is dan voorgaande.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief.

Tijdens het algemeen overleg van 16 oktober 2019 kwam naar voren dat sommige medewerkers van DUO ontslag nemen en dezen zich vervolgens laten inhuren als zelfstandige zonder personeel (zzp’er), waardoor de kosten miljoenen hoger uitvallen. Deze ontwikkeling baart de leden zorgen. Zij vragen of de Minister een update kan geven over hoe het staat met de inhuur van dure zzp'ers voor klussen met betrekking tot informatie- en communicatietechnologie. Tevens vragen zij hoe de Minister gaat voorkomen dat in de toekomst dit soort praktijken nog plaatsvinden. Hoe kan de Minister verantwoorden dat publieke middelen op deze manier worden besteed. Hoe gaat de Minister in de toekomst voorkomen dat er op onderwijs bezuinigd moet worden om (onverwachte) ICT-investeringen bij DUO te kunnen bekostigen, zo vragen de voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de studievoorschotvouchers. Deze leden vinden het van belang dat studenten daadwerkelijk iets hebben aan de studievoorschotvouchers. Daarom zien zij veel in het idee om de vouchers in te zetten ter verlaging van de studieschuld of uit te betalen als er geen studieschuld is, zoals verwoord in scenario’s 1 en 2 in de brief van de Minister. Genoemde leden hebben nog enkele vragen.

De leden vragen of de Minister de mening deelt dat inzet van de vouchers ter verlaging van de studieschuld een adequate en waardevolle invulling is van de studievoorschotvouchers en dat dit voor de betreffende studenten een zeer welkome maatregel zou zijn. De leden vragen tevens wat het benodigde budget zou zijn als wel alle studenten een bedrag zouden ontvangen ter hoogte van de huidige waarde van de voucher. Ook vragen de leden of de verlaging van de studieschuld c.q. het uitbetalen van het geldbedrag (zoals beschreven in scenario’s 1 en 2) automatisch zal geschieden of dat studenten hier zelf actie voor zullen moeten ondernemen. Zij lezen dat er bij scenario 1 en 2 een kasschuif nodig is, maar dat dit niet mogelijk zou zijn. Kan de Minister nader toelichten waarom een kasschuif niet mogelijk is? Op welke manier zou dit na de voorjaarsbesluitvorming wel mogelijk zijn, zo vragen de eerder genoemde leden.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


X Noot
1

DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs

X Noot
2

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 54

X Noot
3

Ibidem

X Noot
4

ISO: Het Interstedelijk Studenten Overleg

X Noot
5

LSVb: De Landelijke Studentenvakbond

Naar boven