De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over
de brief van de Minister voor Milieu en Wonen d.d. 27 november 2019 inzake het Ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (twintigste tranche)
(Kamerstuk 32 127, nr. 236).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (twintigste
tranche) (Kamerstuk 32 127, nr. 236)
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (twintigste
tranche). Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie zien dat zeven gemeenten (i.c. Peel en Maas, Heerhugowaard,
Hoorn, Koggeland, Leeuwarden, Ooststellingwerf en Weststellingwerf) nu reeds zijn
aangewezen voor duurzame, innovatieve experimenten waarmee vergunningsvrije zonnevelden
mogelijk zijn voor een periode van vijftien jaar. Allereerst vragen zij hoe de term
«tijdelijk» moet worden geduid als zonnevelden 30 jaar mogen liggen. Graag vernemen
zij tevens in welke mate experimenten in die gemeenten zijn gestart en wat de eerste
ervaringen daarbij zijn. Daarbij vernemen zij graag hoeveel hectare weidegrond thans
belegd is met zonnevelden en wat de concrete plannen zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de termijn van vijftien jaar in de praktijk
te kort blijkt voor een gunstige exploitatie van de zonnevelden. Zij vragen of daarbij
niet alleen gekeken is naar de levensduur van zonnepanelen maar ook naar de te verwachten
innovaties. Zelden gaan zonnepanelen 30 jaar mee en vaak zijn er binnen 15 jaar innovaties
die vervanging wenselijk maken, zo menen zij.
De leden van de CDA-fractie vragen of bij de aanleg van deze zonnevelden de afweging
plaats vindt dat bestaande beschikbare daken de voorkeur verdienen om met zonnepanelen
belegd te worden (de «zonneladder»).
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van onderdeel F of projecten waar
geen (of amper) sprake is van woningbouw doch wel van forse energieprojecten ook onder
het bereik van dit artikel vallen. Aangezien dat geen effect heeft op de realisatie
van woningen, zou dat, naar de visie van deze leden, niet het geval moeten zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen of het mogelijk is om in Artikel II inzake het
uitvoeren van een plan-mer-beoordeling verdergaande vrijstellingen te introduceren.
Wordt de ruimte die de Europese regelgeving biedt ten volle benut, zo vragen zij.